
Premium‘Het spijt me. Wij kunnen elkaar onmogelijk geven wat we zoeken’ – Het pad naar morgen, deel 6
Leesverhaal
gisteren · 12:06| Leestijd:15 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
In 1953 was de jonge Anna hoogzwanger en verloofd met Matthijs. Zijn broer Ben kwam voor het huwelijk over uit Amerika. Het klikte. Door haar gesprekken met Ben laaide Anna’s droom om huisarts te worden opnieuw op, en zonder medeweten van Matthijs nam ze een besluit.
Amsterdam, 25 december 2025
Op de tafel staan schalen met hapjes die ogen als kleine kunstwerken. De wijn vloeit. Er wordt gelachen en de woonboerderij van mijn jongste dochter Marion en schoonzoon Edwin is uitbundig aangekleed met zowel kerstversiering als verjaardagsslingers. Marion is jarig, en dat vieren we zoals elk jaar gewoon op eerste kerstdag. Dubbel feest.
We hebben ons om de televisie verzameld, waar de verjaardagsfilm wordt afgespeeld die mijn kleindochter Charlotte voor haar moeder maakte. Marion als kleuter op een autoped, als jonge tiener en als afgestudeerd psycholoog flitsen op het scherm voorbij. Bij elke foto dringen zich herinneringen aan me op. Dan een foto van een volwassen Marion, samen met mijn oudste dochter Emma, poserend in een groen heuvellandschap. ‘Hiken door Schotland: het waren twee fantastische dagen,’ staat erbij.
“Die vakantie eindigde binnen achtenveertig uur op de eerste hulp, omdat Emma en ik van een rots kukelden,” lacht Marion. “Zij brak haar enkel, ik mijn pols. Daarna boekten we alleen strandvakanties. Maar elk jaar maakten we een trip samen, ondanks onze jonge gezinnen. Veel vrouwen vonden dat maar raar in die tijd.”
Als moeder heb ik vaak getwijfeld of ik het goed deed. Maar als ik één ding goed heb gedaan, dan is het dat ik mijn dochters van jongs af aan meegaf dat je je eigen koers moet varen, ook als je tegenwind krijgt. Het leven is te kort om je druk te maken om de meningen van mensen die niet in jouw schoenen staan.
“Wat heb je dit leuk gedaan, lieverd,” complimenteer ik Charlotte.
“Er is nog bonusmateriaal,” roept ze.
Dan verschijnt er een korrelige zwart-witfoto van een jonge vrouw in een wit crècheleidstersuniform op het scherm. De baby in haar armen is haar eigen dochter. Deze piepjonge versie van mijzelf kijkt onzeker maar hoopvol de camera in. Ik weet nog precies waar en op welk moment die allereerste foto met mijn dochter genomen werd. En door wie. Het was 23 december 1953. Een jaar waarin mijn leven radicaal veranderde. Wat zou ik het meisje dat ik toen was graag willen vertellen hoe goed ze het deed. Dat ze zich geen zorgen meer hoefde te maken, omdat alles goed zou komen. En dat begon met de keuze die ze zes maanden eerder maakte.
Leiden, juli 1953
Zonnestralen piepten door de hoge ramen van het faculteitsgebouw.
Met lichte verbazing nam de decaan mij in zich op. Toen werden zijn ogen naar mijn buik getrokken. Zijn gezicht vertrok.
“Anna Jansen,” zei ik opgewekt. Ik stak de decaan mijn hand toe, die schoorvoetend beantwoord werd.
“Professor doctor Wertheijmer.” Nadrukkelijk schraapte hij zijn keel, maar liet zich tegenover me op zijn bureaustoel zakken. “U wilt zich aanmelden voor de studie geneeskunde?”
Ik haalde diep adem. “Om precies te zijn: voor het colloquium doctum-examen.”
Hij keek me over zijn brillenglazen heen aan. “Dus u voldoet ook niet aan de toelatingseisen. Wat is uw achtergrond?”
Ik dwong mezelf hem recht aan te kijken. “De huishoudschool.”
“De huishoudschool,” echode hij, en liet een schamper lachje horen. “U begrijpt hopelijk dat dit onmogelijk is met uw achtergrond?”
“Eigenlijk niet. Nergens staat vermeld dat vrouwen met een huishoudschooldiploma worden uitgesloten van dit toelatingsexamen,” antwoordde ik kalm.
“Mevrouw Jansen,” verzuchtte hij, en zweeg even, alsof het een hele opgave was om woorden te vinden die aansloten bij mijn simpele belevingswereld. “De laatste keer dat een kandidaat slaagde én toegelaten werd via deze route, was in 1938. Dat heeft een reden. Geneeskunde is een buitengewoon zware studie. Het afleggen van dit examen wordt slechts bij hoge uitzondering toegekend, aan een talentvolle enkeling die door omstandigheden buiten het schoolsysteem is gevallen.”
“Precies. Ik ben opgegroeid in een weeshuis. De enige opleiding die er te volgen was, was de huishoudschool. Ik weet dat toelating via deze route ongebruikelijk is, maar niet onmogelijk.”
“Dat waag ik te betwijfelen. Dit examen is buitengewoon zwaar. Bovendien bent u in blijde verwachting. Zelfs als u zou slagen, hoe denkt u deze studie überhaupt te combineren met uw taak als echtgenote en moeder?”
Uw taak als echtgenote en moeder. Ik voelde me opstandig worden.
“Mijn echtgenoot staat hier volledig achter, en steunt me,” loog ik. Matthijs zat nietsvermoedend op zijn werk en had geen idee van wat zijn aanstaande op dit moment uitspookte. De enige die op de hoogte was van mijn plan, en het zelfs stimuleerde, was Ben. “Het zal voor mij als moeder ongetwijfeld zwaarder zijn, maar met discipline en zorgvuldig plannen is dit mogelijk,” ging ik door.
“Ik moet u helaas teleurstellen, mevrouw Jansen. Maar ik waardeer uw ambitie. Ik raad u aan om over een tijdje, als uw gezin compleet is, de verpleegstersopleiding te proberen. Al verwacht ik dat de realiteit van het moederschap u dan wel heeft ingehaald.” Hij knikte erbij, alsof hij het roerend eens was met zichzelf. Toen veerde hij op en opende de deur, ten teken dat ons gesprek voorbij was.
Ik bleef zitten. “Mijn wieg stond op een andere plek dan de uwe, meneer Wertheijmer. Maar dat zegt niets over intelligentie. Wel over levenservaring. En over mensenkennis. Zijn dat geen eigenschappen die een huisarts van pas komen?”
De decaan opende zijn mond en sloot hem weer.
“Ik doe dit niet uit een opwelling, of omdat ik een verveelde huisvrouw ben. Ik ben gedreven en ik geloof oprecht dat ik een verschil kan maken.” Onwillekeurig dacht ik aan mijn huisarts in Stavenisse, die talloze keren mijn verwondingen had behandeld, zonder ook maar één kritische vraag te stellen. De laatste keer grapte hij zelfs met Krijn over mijn klunzigheid. “Het enige wat ik nodig heb, is een moderne, vooruitstrevende faculteit die bereid is me een kans te geven. De uitslag van het examen zal uitwijzen of ik geschikt ben. Wat hebt u te verliezen?”
Toen ik het poortgebouw van de faculteit uit liep, was het even voor vieren. De namiddagzon brandde aangenaam en er raasde een opgetogen energie door mijn maagstreek. Ik kneep met mijn ogen tegen de felle zon en tuurde het plein af, op zoek naar een telefooncel om een taxi te bellen. Matthijs zou nog op zijn werk zijn als ik thuiskwam. Dat gaf tijd om me voor te bereiden op het gesprek dat we moesten gaan voeren. Als het op de rolverdeling aankwam, was Matthijs al net zo traditioneel als de meeste mannen, hij zou absoluut niet achter dit idee staan.
Achter me klonk plotseling een bekende stem. “Anna!” Met een brede grijns op zijn gezicht en de mouwen van zijn overhemd nonchalant opgerold, liep Ben op me af.
“Wat doe jij hier?” vroeg ik verbaasd.
“Ik was nieuwsgierig, dus ik dacht: ik haal je op.” Hij maakte een hoofdknik naar Matthijs’ bruine Ford Prefect, die verderop langs de stoeprand geparkeerd stond. “Vertel! Hoe ging het?”
“Ik mag examen doen,” juichte ik. “Over drie weken al!”
“Fantastisch! Gefeliciteerd!” Ben spreidde zijn armen en omhelsde me.
Even bleven we zo staan. Hij rook fris, met een vage zweem van sigaretten. Ik voelde zijn hart tegen het mijne bonzen.
Plotseling leek de luchtdruk te stijgen.
Kennelijk pikte Ben het ook op. Abrupt lieten we elkaar los en deden beiden een stap achteruit.
“Ik, eh… Goed gedaan, Anna.” Ben kuchte in zijn vuist en gebaarde naar Matthijs’ auto. “Zullen we gaan?”
Ik liet me op de passagiersstoel zakken, en zwijgend startte Ben de auto.
Terwijl Ben de auto door de stad stuurde, probeerde ik de vreemde energie die tussen ons in hing te plaatsen. Hoewel hij pas net bij ons was, voelde het alsof ik hem al veel langer kende. Was het zijn lichte energie? Of het gemak waarmee hij het leven bekeek? Matthijs en hij waren ook zo verschillend. Waar Matthijs kalm en bedachtzaam was, bleek Ben de sociale gangmaker. Terwijl Matthijs nu al plande wat hij volgende week donderdag zou eten, wist Ben niet eens waar hij over een half jaar zou wonen. Waar Matthijs beren op de weg zag, zag Ben mogelijkheden. En waar Matthijs en ik vaak anders over het leven dachten en qua communicatie net op een andere golflengte zaten, leken Ben en ik elkaar juist zonder woorden te begrijpen.
Tersluiks keek ik opzij. Ben was best knap. Niet op een overdreven, filmacteur-achtige manier, maar er ging een aantrekkelijke energie van hem uit. Hij had zelfvertrouwen, zonder een spoortje arrogantie. En dan was er zijn warme glimlach, die…
Resoluut duwde ik mijn gedachten van me af. Wat bezielde me? Dit was absurd. Dit moest stoppen. Mijn toekomst lag bij Matthijs. Onze trouwdag stond voor de deur. Daarna keerde Ben terug naar Amerika en was hij op veilige afstand. Ter plekke nam ik me voor om tot die tijd zo veel mogelijk uit zijn buurt te blijven, en me volledig te storten op blokken voor het toelatingsexamen. Daar kon ik geen afleiding bij gebruiken.
“Maak je geen zorgen hoor,” zei Ben gemaakt luchtig, en remde voor een zebrapad. “Matthijs staat niet te springen, maar hij begrijpt uiteindelijk wel dat je dit moet doen. Hij wil je gewoon gelukkig zien.”
Een jong, verliefd stel, hand in hand, stak het zebrapad over.
“Ik ben ook heel gelukkig met Matthijs,” zei ik. Mijn stem klonk hoog.
Hij schakelde naar de één en trok op. “Ja? Ben je gelukkig met hem?”
“Ja, natuurlijk.” Ik probeerde overtuiging in mijn stem te leggen.
Zonder Ben aan te kijken voelde ik zijn ogen op me rusten. Zwijgend reden we naar huis.
Toen we thuiskwamen, was Matthijs er al. Hij zat aan de keukentafel over de krant gebogen. Fronsend keek hij op. “Waar komen jullie vandaan?”
“Wat ben je vroeg,” antwoordde ik.
“Ja, we moeten vanavond naar de dominee om de kerkelijke inzegening voor te bereiden. Of was je dat vergeten?”
“Nee, natuurlijk niet.” Ik voelde mijn wangen kleuren.
“Dus, waar waren jullie?” vroeg hij weer.
Ik keek Ben aan.
Hij knikte. “Als jullie me nodig hebben: ik ben even in de tuin.” Hij trok een biertje uit de koelkast en maakte zich uit de voeten.
Ik liet me aan de keukentafel zakken. Voorzichtig vertelde ik over mijn afspraak op de faculteit. “En nu mag ik een toelatingsexamen afleggen,” besloot ik. Nauwlettend sloeg ik Matthijs’ reactie gade.
“Een toelatingsexamen,” herhaalde hij, en vouwde de krant dicht.
“Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik slaag,” zei ik vlug.
Matthijs hief zijn kin. “Dus Ben wist dit. Heeft hij je hier soms toe aangezet?”
“Het was mijn eigen besluit.”
Hij snoof. “Ik begrijp het niet. Waarom wil je dit? We gaan trouwen. We worden ouders. Wat valt er nog te wensen?” Matthijs priemde met zijn slanke wijsvinger in de richting van mijn buik.
“Mijn wens om geneeskunde te studeren staat los van het moederschap of onze relatie.”
Hij snoof opnieuw.
“Als ik slaag, kom ik in aanmerking voor een rijkstoelage die de studiekosten dekt. En ik regel alles zelf. Ik zoek goede kinderopvang, en…”
“Kinderopvang?” Matthijs trok een gezicht alsof ik hem vroeg in een leeuwenkuil te stappen. “Luister Anna, ik wil in alles meegaan wat jou gelukkig maakt, maar niet als dat ten koste gaat van de kleine.” Hij tikte met zijn wijsvinger op de krant. “Ik las vandaag een interessant opiniestuk van professor Konings over werkende moeders, en wat voor gevolgen dat heeft voor een kind.”
Ik zuchtte onhoorbaar. Konings was een bekende theoloog die in kranten regelmatig zijn conservatieve mening ventileerde over de maatschappij, de rolverdeling binnen het gezin en opvoedkundige vraagstukken. Vooral afgeven op ‘de moderne vrouw’ die ‘haar plicht verzuimde’ naar kind of echtgenoot deed hij graag. Opmerkelijk genoeg was de man zelf ongetrouwd en kinderloos.
Matthijs schoof de krant onder mijn neus. Werkende moeders: het gevaar van deze moderne samenleving, kopte het artikel. “Kinderen hebben gewoon de stabiele basis van een moeder nodig. Konings stelt dat kinderen van werkende moeders massaal psychische problemen ontwikkelen.”
“Matthijs, een kind loopt echt geen trauma op als het een paar uur per week op de crèche is. Daar leren ze juist van. En het gaat alleen om de uren waarop ik in de collegebank zit.”
Hij zweeg even. “Ik kan me ergens wel indenken dat de muren soms op je afkomen. Wanneer de kleine straks naar de middelbare school gaat en zelfstandig genoeg is, en jij nog steeds graag bezigheden buiten de deur wilt, dan zal ik het in overweging nemen, goed?” Hij boog over tafel en pakte mijn hand. “Wellicht kun je tijdens schooltijd vrijwilligerswerk doen voor de kerk?”
Achter mijn ogen ontstond een jengelige hoofdpijn. Ik richtte mijn blik uit het keukenraam en probeerde de maalstroom aan tegenstrijdige gedachten en gevoelens te ordenen.
Ben stond achter in de tuin, zijn armen over elkaar geslagen, en leek in gedachten verzonken. Even keek hij op en kruisten onze blikken elkaar. Hij knikte me toe.
Plotseling leek de mist in mijn hoofd op te trekken. Ineens zag ik haarscherp wat me te doen stond, wat ik onderhuids al langer wist. Het ging niet om de vreemde energie die er ineens tussen Ben en mij in hing. Feitelijk ging het niet eens om de studie. Een half jaar geleden besloot ik de koers van mijn leven voortaan zelf te bepalen en de regie niet meer uit handen te geven. Al waren de omstandigheden anders: ik stond op het punt dezelfde fout opnieuw te maken. Over enkele dagen stonden Matthijs en ik voor het altaar. Dit huwelijk doorzetten was niet eerlijk tegenover mezelf, niet tegenover mijn kind en evenmin tegenover Matthijs.
Ik keek hem aan. Achter mijn oogleden brandden tranen. Matthijs was met afstand de liefste persoon die ik ooit gekend had. Ik gunde hem alle geluk van de wereld. Inclusief een geliefde die hem net zo gelukkig maakte als hij haar.
“Het spijt me zo ontzettend.” Mijn stem klonk dik. Ik veegde mijn tranen weg met mijn mouw. “Wij kunnen elkaar onmogelijk geven wat we zoeken.”
Leiden, 23 december 1953
De avond was gevallen. Dikke sneeuwvlokken dwarrelden langs het raam van kinderdagverblijf De Regenboog, en lichtten op in het schijnsel van maanlicht en straatverlichting.
Emma lag in haar draagwieg bij de kachel en keek gebiologeerd naar de neerdalende witte vlokken.
Bij de spoelbak waste ik de melkbekers af. De laatste kinderen waren net opgehaald en de crèche was gesloten tot nieuwjaarsdag. Aangezien ik ook niet op de faculteit werd verwacht, betekende dit een hele week vakantie. Tijd om eindeloos naar mijn dochter te kijken, slaap in te halen en misschien zelfs een ander boek te lezen dan mijn studieboeken.
Het afgelopen jaar was een aaneenschakeling van bizarre gebeurtenissen geweest. De Watersnoodramp in februari, die ik ternauwernood overleefde. In de chaos vluchtte ik voor Krijn, transformeerde van Lena in Anna, vluchtte opnieuw, trouwde bijna met Matthijs en maakte de moeilijke maar juiste beslissing om voor een laatste keer opnieuw te beginnen.
Wonder boven wonder vond ik al snel werk bij een Leidse crèche, waar ik ook de zolderverdieping mocht betrekken. Een studio met een bescheiden keukenblokje en een eigen toilet. Met Lieke, de eigenaresse van de crèche, klikte het meteen. Dat ik hoogzwanger was en op het punt stond te bevallen, vond ze niet onoverkomelijk. “Ik ben zelf ook gescheiden, en weet dat het niet makkelijk is voor alleenstaande moeders.” Bijkomend voordeel was dat met deze betrekking automatisch de kinderopvang geregeld was. Ik moest mezelf knijpen.
Zowel Matthijs als Ben had ik niet meer gesproken sinds mijn vertrek. Ze wisten waar ik woonde, en dat Emma geboren was. Na haar geboorte in augustus stuurde ik Matthijs een geboortekaartje met adreswijziging, dat onbeantwoord bleef. Begrijpelijk, al miste ik hem soms. Nog dagelijks gleden mijn gedachten naar Ben. Hij moest allang weer terug zijn in Amerika. Was hij gelukkig? Zou hij misschien een vriendin hebben? Ik wilde Ben graag vertellen dat ik geslaagd was voor het toelatingsexamen, en nu studeerde. Dat het pittig was in combinatie met het moederschap en werk, maar dat ik elke dag opnieuw besefte dat dit de juiste beslissing was geweest. Maar ik had Bens adres en telefoonnummer niet, en ik wist ook niet of hij wel op me zat te wachten.
Lieke liep de keuken in en plukte de theedoek van mijn schouders. “Ik help je even met die vaat.”
Naast mijn werkgeefster was ze een goede vriendin geworden. Zo goed dat ik haar in vertrouwen had genomen over Krijn en mijn nieuwe identiteit. Mocht Krijn me ooit opsporen, dan wist Lieke dat ze Emma nooit aan hem mocht meegeven.
“Heb je zin om met de kerstdagen met Emma bij mij te komen eten?” Ze zette een beker in het afdruiprek.
“Wat gezellig! Heel graag.”
Mijn antwoord ging deels verloren in het snerpende getring van de voordeurbel.
Ik fronste. “Aanloop op dit tijdstip?”
“Wacht maar, ik ga wel. Vast een ouder om een vergeten speen op te halen.” Lieke verdween achter de keukendeur.
Vanuit de gang klonk het geluid van een voordeur die opengetrokken werd, en het gesmoorde geluid van stemmen.
“Nee hoor, er woont hier geen Anna,” klonk de gedecideerde, heldere stem van Lieke.
Abrupt haalde ik Emma uit haar draagmand en spitste mijn oren. Mijn hart beukte tegen mijn ribben.
“Wij zijn een crèche, meneer. U bent hier verkeerd.”
“Niet volgens Anna’s eigen adreswijziging,” antwoordde een bekende stem. “Het is in orde. Ik ben een vriend.”
Een warme gloed verspreidde zich rond mijn middenrif. Ik liep de gang in met Emma op mijn arm. “Ben!”
Ben nam zijn pet af en glimlachte.
Het pad naar morgen – deel 1
Na ruim negen maanden in een verpleeghuis keert mevrouw Maas terug naar huis. Tijdens haar laatste avond blikt ze terug op de Watersnoodramp van 1953, en het geheim dat ze al decennia met zich meedraagt.
Het pad naar morgen – deel 2
Als haar laatste avond in het verpleeghuis onverwacht oude wonden openrijt, vertelt Neeltje over haar vlucht uit een gewelddadig huwelijk – en op de allesbepalende keuze om haar eigen dood in scène te zetten.
Het pad naar morgen – deel 3
Neeltje keert terug naar haar appartement na maanden revalideren, maar de stilte en leegte maken haar onzeker. Haar herinneringen gaan terug naar 1953, toen ze met een nieuwe identiteit een veilig leven probeerde op te bouwen.
Het pad naar morgen – deel 4
Lena zwerft door de natgeregende straten van Amsterdam, uitgeput en zonder uitweg. Al dagen zoekt ze vergeefs naar werk en onderdak, terwijl de dreiging van Krijn steeds boven haar hoofd hangt. Zwanger en alleen begint de wanhoop haar te overmannen. Tot ze onverwacht iemand ontmoet die haar lot ingrijpend zal veranderen.
Het pad naar morgen – deel 5
Anna, vroeger Neeltje, blikt terug op haar leven terwijl haar kleindochter Charlotte door oude familiefoto’s bladert en vragen stelt over het verleden. Ze vertelt over haar ingewikkelde keuzes, een nieuwe identiteit, haar liefde voor Matthijs en de voorbereidingen op hun huwelijk en de komst van hun kind. Ondertussen opent zich






