
PremiumSnotteren, snikken en schreien. Waarom we mogen stoppen met vechten tegen tranen
Wil je weten
gisteren · 20:00| Leestijd:12 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
“Tranen zijn de taal waarmee we om hulp vragen”, zegt huilprofessor Ad Vingerhoets. Toch slikken we ze vaak weg. Waarom eigenlijk? Wat verliezen we door te vechten tegen onze tranen? En wat zeggen al die weggestopte tranen over onszelf en wat we nodig hebben? Journalist Heleen Bastiaanse ging op onderzoek uit.
De meeste mensen gaan liever niet snikkend door de supermarkt of huilend over straat. Behalve cabaretière Brigitte Kaandorp. Wanneer haar zoon voor een lange reis vertrekt vanaf Schiphol, zou ze het liefst ongegeneerd uithalen: mascara uitgelopen, ogen roodomrand, een beetje snot erbij. In haar show Cabaret voor Beginners fantaseert ze dat ze een vurige Portugese vrouw is, eentje die zonder schaamte op de vloer van Schiphol op haar knieën valt en luid jammerend afscheid neemt. Ze doet een poging en zingt: ‘Ik kijk ’m in z’n blauwe ooogen. Hij slaat zijn armen om me heeeeen. Ik wil door de vertrekhal krijsen. Mijn knieën slap, mijn ogen nat… maar ja, wij komen uit de polder. Ik zeg alleen: “Dag schat.”’
In werkelijkheid blijft Brigitte dus op het moment surprême de altijd nuchtere Hollandse, die haar tranen wegslikt. Uiteraard is dit bedoeld met een knipoog, maar doen we dat niet allemaal vaak: onze echte emoties verbergen? Dat je vanbinnen op breken staat, maar aan de buitenkant niets wilt laten zien?
Ik zoek naar antwoorden bij Ad Vingerhoets. Hij is hoogleraar Emotie & Welbevinden aan Tilburg University en beter bekend als ’s werelds enige huilprofessor. Vingerhoets kan na jaren onderzoek een positiever licht laten schijnen op ons huilgedrag.
Tekst gaat hieronder verder.
Rouwdeskundige Daan Westerink verloor beide ouders, kreeg een burn-out én kanker. Toch is ze dankbaar
Hè, dat lucht (niet) op!
Dat begint al bij de ontkrachting van een bewering van Darwin, die zei dat tranen nutteloos zijn. Hij zat ernaast. Huilen vergroot onze overlevingskans. Vingerhoets: “De traan is een extreem belangrijk wapen als je machteloos en hulpeloos bent – zoals met name baby’s dat zijn – om tóch iets te bereiken. Bijvoorbeeld dat anderen je helpen met het krijgen van allerlei elementaire zaken als voedsel, drinken, maar vooral lichaamswarmte. Tranen geven dus een SOS-signaal dat je hulp nodig hebt, of troost.”
Als je die hulp krijgt of getroost wordt, kan huilen heel fijn voelen. Ontladend, verfrissend, zoals de natuur zich lijkt te voelen na een regenbui. Door het huilen ontstaat ruimte om de dingen vanuit een ander perspectief te zien. Maar dat gebeurt niet altijd, vaak omdat de omstandigheden dan waarschijnlijk niet veilig genoeg waren om te huilen. Vingerhoets legt uit: “Om je beter en opgelucht te voelen na een huilbui, zijn drie dingen belangrijk: 1. Je mentale toestand vooraf: huilen lucht vaker op bij mensen die zich al goed of mentaal gezond voelen. 2. De aard van de situatie: huilen bij controleerbare situaties (zoals een conflict) geeft vaker opluchting dan bij situaties buiten onze macht (zoals een overlijden). 3. De reactie van anderen maakt een enorm verschil: troost, begrip en steun maken dat we ons beter voelen. Het is ook niet gek dat de meeste mensen huilen tussen 18.00 uur en 23.00 uur ’s avonds. Op het werk houden we ons groot, pas thuis is het veilig genoeg om los te laten. Dan zijn we bij mensen (partner, ouders) van wie we mogen verwachten dat zij ons troost bieden en steun geven.”
Op het werk houden we ons groot, pas thuis is het veilig genoeg om los te laten.
Huilen door machteloosheid
Vingerhoets: “De eerste associatie met tranen is verdriet. Maar we denken nu dat het niet enkel om verdriet gaat, maar om machteloosheid. Machteloosheid ervaren we bij verdrietige gebeurtenissen waar we geen invloed op hebben, zoals een overlijden. Ook kan het bij vrouwen voorkomen dat ze huilen wanneer ze machteloze woede ervaren tijdens conflicten (mannen uiten zich dan vaker in boosheid). Machteloosheid kan ook ontstaan door overweldigd te zijn door schoonheid of goedheid. Bijvoorbeeld bij het zien van kunst, natuur, muziek, moreel ontroerend gedrag of een liefdevolle toespraak op een bruiloft.” Daarom huilen we ook op gelukkige momenten.
Vingerhoets gaat verder: “We ervaren overigens zelden pure emoties: het gaat vaak om een mix of snelle afwisseling van allerlei gevoelens door elkaar. Als er in die mix of snelle afwisseling ook sprake is van machteloosheid, dan is de kans dat we huilen groot. Bij puur verdriet of pure woede huilen we juist niet.”
Tekst gaat hieronder verder.
Géén ‘fijn hè, dat ze nu in de hemel is’. Zo troost je iemand wél goed
Máxima’s traan
Terug in de tijd: ik ben zes jaar oud, de televisie staat aan en ik zie Máxima Zorreguieta, gehuld in een witte jurk naast Willem-Alexander. Een close-up van haar blonde haren, de diamanten tiara blinkend in het licht. De bandoneon speelt ‘Adiós Nonino’ (‘Vaarwel, opa’) in de Amsterdamse Nieuwe Kerk. Een druppel glijdt langzaam over haar wang, de tweede wordt snel gedept met een zakdoekje. Royals horen hun gevoelens te verbergen, dus deze traan zorgt voor heel wat gespeculeer: werd ze geraakt door de muziek, of dacht ze aan haar vader die niet bij de bruiloft mocht zijn? Hoe dan ook, vanaf dat moment had ze niet alleen het hart van Willem-Alexander, maar ook van elke nuchtere Nederlander gestolen.
Door te huilen liet Máxima zien dat ze in zeker opzicht een gewoon mens is zoals wij. Ze heeft daardoor iets over zich waardoor je haar al snel het voordeel van de twijfel geeft (als je überhaupt al aan haar twijfelde). Toch blijft huilen voor de meesten van ons iets ongemakkelijks. We vechten vaak tegen onze tranen, zoals Brigitte. Of verontschuldigen ons met: ‘Sorry, ja, daar ga ik weer!’, als we ‘weer eens’ moeten huilen.
Door te huilen liet Máxima zien dat ze in zeker opzicht een gewoon mens is zoals wij.
Jankerd of gevoelloos?
Waarom huilen wij vrouwen eigenlijk vaker dan mannen? Een vrouw huilt gemiddeld twee tot vier keer per maand, een man eens in de twee maanden. Zijn vrouwen zulke jankerds of zijn mannen zo gevoelloos? Nee, voor deze verschillen zijn betere verklaringen, zegt Vingerhoets. “Het heeft te maken met biologische verschillen: vrouwen maken een grotere hoeveelheid van het hormoon prolactine aan dan mannen. Prolactine verlaagt de drempel om te huilen. Mannen hebben een hogere drempel om de tranen te laten vloeien door het mannelijke hormoon testosteron. Maar dat komt later nog wel goed: naarmate mannen ouder worden, huilen ze gemakkelijker. Waarschijnlijk doordat hun testosteron afneemt.”
Sociologisch gezien zijn er ook meerdere factoren die meespelen bij het feit dat mannen minder huilen. Een van de verklaringen die Vingerhoets geeft, is dat vrouwen vaker in aanraking komen met emotionele situaties. “Zij werken vaker in een omgeving die een beroep doet op hun empathie, denk aan de zorg of het sociaal werk. Terwijl er nog steeds meer mannen in de IT of de bouw werken. Mannen vermijden verdrietige of emotionele situaties ook meer dan vrouwen. En vanuit het verleden bestaat er nog een groot taboe op huilen bij jongens. Op Engelse kostscholen bijvoorbeeld, werd huilen als jongen bestraft met je hele studietijd uitgelachen worden. Dat trauma werkte soms decennia door”, vertelt Vingerhoets. Dat taboe is nu aan het vervagen, net als traditionele genderpatronen. Dus heren: geen excuus meer.
Tekst gaat hieronder verder.
Maaike Ouboter: ‘Gemis wordt het heftigst als je het wegdrukt’
Als huilen niet lukt
Soms is er in je eigen leven alle reden om te huilen, denk aan een ingrijpend verlies, maar komen de tranen niet. Dat overkwam een familielid van me vrij recent, toen hij een heel nare boodschap te horen kreeg. Terwijl anderen geëmotioneerd waren, was hij vooral bezig met de vraag: waarom huil ik niet? Voel ik er niks bij? Psycholoog Hanneke Schaap-Jonker schreef precies daarover een column in het Reformatorisch Dagblad, en haar woorden zijn raak. ‘De gedachte dat je er niks bij voelt, is zelden waar’, schrijft ze. ‘Misschien raakt het je wel zó diep, dat je het idee hebt dat je nooit meer kunt stoppen als je eenmaal begint te huilen. Of dat er met de tranen zo veel emotie meekomt, dat je erdoor overweldigd wordt en niet verder kunt.’ Vingerhoets laat weten dat er in de wetenschap veel speculatie is of verdriet zo extreem groot kan zijn dat men het huilen voorbij is.
In haar column stelt Schaap-Jonker dat niet kunnen huilen ook vaak betekent niet dúrven huilen. Je weet niet of iemand je opvangt als je openbreekt. Je hebt het nodig om je veilig te weten, dat iemand je troost, zoals Vingerhoets al beschreef. ‘Holding’, noemt Schaap-Jonker dat. ‘Holding wil zeggen dat je vastgehouden wordt, op z’n minst figuurlijk, bijvoorbeeld door geruststellende woorden, maar vaak ook letterlijk, door een handdruk of een arm om je heen. Die vorm van veiligheid is niet alleen een voorwaarde om te kunnen huilen, maar ook om te praten of hulp te zoeken.’
Je hebt het nodig om je veilig te weten, dat iemand je troost.
Geen signaal = geen verbinding
Wie opgroeit in een gezin waar emoties er niet mochten zijn, kan ervaren dat het lastig is om verbinding te ervaren met anderen. Vingerhoets: “Als tranen er niet mogen zijn, verliezen we de verbinding met onszelf en met elkaar, juist op momenten dat we elkaar het hardst nodig hebben.” Als je als kind weinig ‘holding’ hebt gekregen en niet hebt geleerd dat er een veilige ruimte voor intense emoties is, maakt dat het extra ingewikkeld om de tranen later vrij te laten stromen, schrijft Schaap-Jonker.
Soms heeft iemand al jaren niet gehuild. Maar Schaap-Jonker stelt gerust: ‘Na verloop van tijd, soms zelfs na jaren, kunnen tranen alsnog komen. Dan kan het lijken alsof je nooit meer kunt stoppen met huilen, maar dat is haast nooit het geval. Er is ook een tijd waarin tranen gedroogd worden. Door jezelf of door naasten. Of door God Zelf, voor wie je tranen kostbaar zijn (Psalm 56).’
Tekst gaat hieronder verder.
Het missen van een moeder: ‘Ik weet niet of ik de doos in de schuur ooit nog zal openen’
De tranenkruik
Ik duik wat dieper in die psalm. ‘Mijn omzwervingen hebt U opgetekend, vang mijn tranen op in uw kruik.’ David, de schrijver van deze psalm, is er diep van overtuigd: geen traan blijft ongezien door God. Hij bewaart ze in zijn fles of tranenkruik. Mooie beeldspraak, denk ik in eerste instantie. Bij nader onderzoek lijkt het erop dat dit geen poëtische vondst is, maar een oud gebruik in het Midden-Oosten. Bij archeologische opgravingen, onder andere in Israël, zijn kleine aarden kruikjes gevonden. Tranenflesjes. Als een geliefde stierf, ving men de tranen van rouw op in zo’n kruikje, dat vervolgens werd meegegeven in het graf. Een troostend ritueel in tijden van verdriet, iets waar we – op het aansteken van een kaarsje na – weinig oog meer voor hebben in onze cultuur. Verdriet stoppen we liever weg, zeker sinds de komst van social media, waarin het vooral draait om highlights. Maar precies daar ontstaan nu tegenbewegingen. Zo zijn er meerdere jonge mensen die open zijn over hun verlies en verdriet, en hun video’s of teksten slaan aan. Denk aan de 23-jarige Noor van der Weijden, die haar moeder verloor. ‘Rouw was een groot deel van mijn leven geworden, dus ik besloot daar ook video’s over te gaan delen’, vertelt ze daarover in Trouw. Of Soesja van Grondelle (28), die haar broer Sam (29) in oktober 2023 bij een ongeluk verloor. Hij verdronk in het IJ na een avond stappen. Zij vertelt ook aan Trouw over haar beweegredenen om haar verdriet te delen: ‘Een jaar nadat Sam was overleden wilde ik mijn gevoelens opschrijven. Vervolgens besloot ik die teksten om te zetten in video’s. Die eerste video’s gingen meteen viraal. Dat was wel wennen.’
Verdriet stoppen we liever weg, zeker sinds de komst van social media, waarin het vooral draait om highlights.
Belangrijk
Als de tranen eenmaal rollen, kunnen ze je laten zien wat je het diepste raakt, welk gemis of verlangen je ervaart, of wat je belangrijk vindt in het leven. Zo vertelt Vingerhoets hoe hij onverwacht moest huilen bij de film A Child’s Wish, die gebaseerd is op een waargebeurd verhaal over een 10-jarig meisje dat een zeldzame vorm van kanker krijgt. “Haar vader wordt ontslagen omdat hij te vaak vrij neemt om voor haar en zijn gezin te zorgen. Het meisje en haar vader gaan de strijd aan om de wet hiervoor te veranderen, zodat andere gezinnen dit niet kan overkomen. Ze gaan langs bij de toenmalige Amerikaanse president Bill Clinton. Hij hoort hun verhaal, en verandert de wet. Ik moest hiervan huilen, want dit verhaal confronteerde mij met wat ik diep vanbinnen belangrijk vind: medemenselijkheid, rechtvaardigheid en zorg voor het lijden van anderen.”
Tranen met tuiten of een subtiel snikje. Wat voor huiler ben jij? Doe de test!
Kracht van tranen
Na het lezen van dit artikel ren je waarschijnlijk nog steeds niet snikkend door de supermarkt, en barst je ook niet midden in een vergadering in tranen uit als iets oneerlijk voelt. Waarschijnlijk glip je liever even weg naar het toilet als het je te veel wordt – en soms is dat ook gewoon verstandig. Zoals Vingerhoets en Schaap-Jonker zeggen: huilen lucht pas écht op als je weet dat iemand je opvangt, dat er troost is als je openbreekt.
Misschien zit de werkelijke kracht van tranen wel niet in het huilen zelf, maar in wat we ermee doen, bij een ander en bij onszelf. Reiken we een arm aan of kijken we alleen maar van een afstandje toe? Durven we te blijven als iemand breekt, of sluiten we het luik zodra het verdriet ons te lang duurt?
En als we wél onder mensen zijn bij wie we ons vertrouwd voelen, is wellicht de eerste stap om in die omgeving de tranen er gewoon te laten zijn. Om te ontdekken wat ons zo diep raakt, wat er achter de huilbui zit. Zonder haastig excuses te maken of alles direct droog te willen deppen. Onze pijn en verdriet mogen er ook zijn. Een Portugese huilbui à la Brigitte Kaandorp is misschien nog een ver-van-ons-bedshow, maar dat we ons mooier of nuchterder voordoen dan we zijn mag wel behoren tot de verleden tijd.











