
Géén ‘fijn hè, dat ze nu in de hemel is’ meer. Zo troost je iemand wél goed
Wil je weten
gisteren · 20:00| Leestijd:13 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Wat zeg je tegen de buurvrouw die onlangs haar zoon verloor? Of tegen de collega die een dwarslaesie heeft opgelopen? Als iemand iets ergs overkomt, gaan veel mensen het contact met die persoon liever uit de weg – niet uit onverschilligheid, maar uit verlegenheid. En laat dat nu net de grootste fout zijn die je kunt maken. Journalist Margaretha Coornstra zocht uit hoe je iemand dan wél op een goede manier troost.
Zeven jaar geleden stierf mijn moeder. Ze had ruim veertig jaar in een galerie gewerkt en bleef dat doen tot op hoge leeftijd, ook toen ze al ongeneeslijk ziek was. Na haar dood verving ik haar nog een paar weken. In die periode kwam er een vrouw langs die ik kende als vriendelijk en invoelend. Ze groette en vroeg meteen: “En, loopt deze tentoonstelling een beetje?” Ik mompelde iets. Ze babbelde door. Na een paar minuten merkte ik voorzichtig op: “Mijn moeder is pas overleden, hè?” Zij: “Ja ja, dat weet ik. Maar kun je dat dan niet accepteren?” Geen sorry, geen condoleance, niks. Perplex barstte ik los: “Mijn moeder is dood! Ik ben verdríétig!”
Wat pijn deed, was de onuitgesproken relativering van het verlies. Mijn moeder was 83 geworden, ‘een mooie leeftijd’ zoals dat heet. Maar zij en ik hadden intens van elkaar gehouden en gingen dagelijks met elkaar om. Hoe kon ik haar dood zo snel accepteren?
Pas nu, jaren later, vermoed ik dat die kennis zich geen houding wist te geven. Ze wist hoe hecht mijn moeder en ik waren geweest; wellicht vermeed ze daarom het tere onderwerp en vluchtte naar koetjes en kalfjes. En wie herkent dat niet? Zodra iemand een persoonlijk verlies lijdt, hebben veel omstanders de neiging om diegene op te beuren door de tragiek wat af te zwakken. “Je broer heeft toch een mooi leven gehad.” Of na een scheiding: “Heb je alweer een date? Het leven gaat door!” En als iemand arbeidsongeschikt raakt: “Nu heb je wel meer tijd om te lezen.”
Bevestig de zwaarte van het verlies
“Veel mensen doen pogingen om het verlies minder zwaar te maken”, beaamt psycholoog Huub Buijssen. “Maar afzwakken werkt dan juist averechts. Het is beter om iets te zeggen wat de zwaarte van het verlies bevestigt, al is het maar: ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen.’ Of zoals een vriendin van de Amerikaanse schrijfster Joyce Carol Oates zei, toen die haar man verloor: ‘Lijd maar gerust, Ray verdient het.’ De beste troost is de bevestiging dat er eigenlijk geen troost ís.”
Veel mensen omzeilen ook de naam van de overledene, weet hij. “Maar zeker in die eerste rouwfase is het zo belangrijk om die naam juist wél uit te spreken. En om een paar kwaliteiten van de overledene te benoemen, of een fijne ervaring die je met hem of haar hebt gehad.”
In 2022 publiceerde Huub Buijssen zijn boek De vijf talen van troost. De titel verwijst naar vijf manieren waarop je iemand kunt steunen na een ingrijpend verlies: door aanwezig te zijn, door te luisteren, iets te geven, hulp te bieden of diegene aan te raken. Buijssen: “Het kenmerk van al die vijf talen is dat je tijd aan de ander besteedt. En tijd is het kostbaarste wat we hebben. Hoeveel geld we ook verdienen, ons aantal levensdagen blijft beperkt. Dus als je daarvan een stukje tijd aan de ander geeft, laat je merken dat diegene belangrijk voor je is.”
Dat is de kern van simpelweg ‘er zijn’ voor de ander. “Bij een groot verlies, bijvoorbeeld van een dierbare, is er een enorm gevoel van verlatenheid. De wereld voelt opeens leeg. En de essentie van troost is dat die ander zich iets minder verlaten gaat voelen. Troost kan die leegte nooit opvullen, maar je kunt iemand wel laten weten: ‘Ik ben bij je, ik geef mijn tijd aan je.’ Dan voelt die wereld toch niet helemaal leeg.”
Tekst gaat hieronder verder.
Lang leve het leven. Wat de Bijbel ons leert over de dood
De platina regel: niet invullen voor een ander
Elke troosttaal kent ook een valkuil. Luisteren houdt bijvoorbeeld in dat je de rouwende niet onderbreekt. Ga dus niet aanvullen als er halverwege een zin even een stilte valt. En kom niet meteen aanzetten met eigen, vergelijkbare ervaringen: “O, dát herken ik! Dat had ik ook, toen −” enzovoort. Nee, beter doe je er het zwijgen toe en stem je je houding af op het verdriet van de ander. Buijssen: “Ik zeg vaak: ‘Present zijn is het grootste presentje.’”
Iemand iets geven getuigt eveneens van aandacht. Dat kan een enkele roos zijn, een symbolisch cadeautje of lieve woorden op een mooie kaart. Bij een handgeschreven kaart weet de ontvanger dat de trooster moeite heeft gedaan: de kaart uitzoeken, een tekst bedenken, naar de brievenbus gaan.
En ja, praktische hulp is meestal heel welkom. Maar ook dan is afstemming belangrijk, waarschuwt Buijssen. “We kennen allemaal de gouden regel: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’, oftewel: behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden. Maar bij troost geldt de platina regel: vraag eerst wat die ander graag wil. Niet zelf gaan invullen, want mensen verschillen nu eenmaal.”
Een bekende vorm van hulp-na-verlies is de zorg voor warme maaltijden. Zo hoeven rouwenden hun energie niet te steken in iets triviaals als koken en kunnen ze zich wijden aan alle rompslomp die een sterfgeval met zich meebrengt. En toch sprak ik laatst iemand die daar juist met afgrijzen aan terugdacht: “Toen mijn vader was overleden, werden we als gezin helemaal gék van al die gerechten die mensen ons telkens kwamen brengen!”
Praktische hulp kan overigens ook betekenen dat je voorstelt om samen iets leuks te doen. “Want verliesverwerking bestaat niet uit alleen maar praten en troosten”, zegt Buijssen. “Er zijn momenten nodig waarop je even met iets anders bezig bent. De hele dag alleen maar verdriet hebben, dat trekt een mens niet. Afleiding is cruciaal om de accu op te kunnen laden.”
Afleiding is cruciaal om de accu op te kunnen laden.
Kom altijd je beloftes na
Nog een niet te onderschatten tip: wanneer je hulp toezegt, maak die belofte dan alsjeblieft waar, benadrukt Buijssen. “Van uitstel komt nog weleens afstel. En dat is in geval van verlies dubbel pijnlijk. Daarom kun je het beste iets beloven wat je van nature graag doet. Stel dat jij van tuinieren houdt, zeg dan: ‘Ik doe je tuin wel.’ Als je iets leuk vindt, ga je er namelijk vanzelf meer tijd in stoppen.”
Formuleer bij voorkeur meteen een concreet aanbod. Want het nadeel van een vage opmerking als ‘Bel maar als ik iets kan doen, ik sta altijd voor je klaar’ is dat die ander dan zelf op jouw aanbod moet terugkomen en jou ergens om moet vragen. “En mensen zijn niet graag afhankelijk”, weet Buijssen.
Fysieke aanraking is van die vijf talen de moeilijkste. Niet iedereen vindt dat prettig of is dat gewend. Buijssen: “Toch kan het krachtig werken als het van beide kanten goed voelt. Bij heftige emoties schieten woorden per definitie tekort. Niet voor niets vallen mensen elkaar in de armen bij een groot verdriet.”
Natuurlijk gebeurt dit vooral waar de band vertrouwelijk is, voegt hij eraan toe. Maar toch kent hij een verhaal over troostend aanraken door een volkomen vreemde. “Dat was na het overlijden van mijn beste vriend, die op een parkeerplaats dood in zijn auto werd aangetroffen. Zijn vrouw vertelde: ‘Op maandagavond, zo tegen middernacht, werd er aangebeld. Op de stoep stonden twee agenten, een man en een vrouw. Ze legden in een paar zinnen uit wat er was gebeurd, en die vrouwelijke agent omarmde me toen.’ Dat had haar heel goed gedaan. Wanneer je zulk vreselijk nieuws moet brengen en eigenlijk niet weet hoe je het moet zeggen, kun je door zo’n gebaar iemand toch een beetje nabij zijn.”
Uitvaartondernemer Iede Hoorn: ‘De gedachte dat ik mijn dierbaren verlies laat ik niet toe’
Als je je toekomstdromen verliest
Naast de rouw over een gestorven dierbare bestaat er rouw over levend verlies. Je kunt je toekomstdromen verliezen, of je manier van leven. Je kunt rouwen om het kind dat nooit kwam. Of om het werk dat je niet langer kunt doen doordat je ziek werd.
Neuropsycholoog en auteur Annemaaike Serlier-van den Bergh (1965-2023) weet het verlies van haar werk en haar toekomst heel raak te verwoorden. Nadat ze heeft vernomen dat ze niet meer zal genezen van uitgezaaide kanker, schrijft ze: “Dat ik moet stoppen met mijn praktijk als psycholoog is onverteerbaar. Ik heb er zoveel voldoening aan beleefd. Bij het opruimen van (…) mijn kantoor word ik overspoeld door golven van verdriet. (…) Je werk kwijtraken tast je identiteit en je status aan.”
Samen met haar nichtje, onderzoeksjournalist Stella Braam, stelt ze een zelfhulpboek samen, Mogen zijn wie je bent. Daarin vertelt ze openhartig hoe ze afscheid neemt van haar gezin en vrienden, hoe ze omgaat met haar eigen angst en pijn, en welke manieren van troost wel en niet helpend blijken. Zelf ervaart Serlier vooral kunstvormen als troostrijk: literatuur, schilderkunst, muziek, film. Ze citeert haar dochter Vera: “Kunst is een uitlaatklep, een confrontatie, bondgenoot en vertaler tegelijkertijd. (…) De kunstenaar zegt: Kijk, dat ben ik. Je bent niet alleen met je verdriet en wanhoop.”
Huub Buijssen sluit zich hier van harte bij aan. “Troost is een van de hoofdfuncties van kunst. Literatuur, beeldende kunst en muziek gaan over het menselijk tekort, en hoe je daar vrede mee kunt vinden. En vaak ook over veerkracht; ze laten zien hoe iemand er na moeilijke gebeurtenissen toch weer bovenop komt.”
Artikel gaat verder onder het kader.
De vijf talen van troost volgens Huub Buijssen:
- Empathisch luisteren, zonder de spreker te onderbreken en zonder het verlies te relativeren
- Iets geven (een handgeschreven kaartje, een symbolisch voorwerp)
- Concrete hulp bieden (boodschappen doen, klusjes in en om het huis)
- Er zijn voor de ander
- Fysieke aanraking
‘Fijn hè, dat ze nu in de hemel is!’
De emotionele band tussen de nabestaanden en de overledene stopt niet automatisch bij de dood. “Iemand zei me eens dat de relatie met een dierbare na diens dood een andere fase ingaat”, herinnert Buijssen zich. “Begin vorige eeuw was Freud nog van mening dat je alle energie die je in die relatie hebt gestopt geleidelijk moet loslaten. Maar nu weten we dat dit niet werkelijk gebeurt, en dat je als nabestaande eigenlijk nog steeds met diegene verder wilt. Zelfs al is die persoon niet langer fysiek aanwezig en wordt de relatie meer spiritueel: hij of zij behoudt een plaats in je hart. Soms blijf je als nabestaande tegen de overledene praten, vooral als je op hoge leeftijd iemand verliest. Als je tachtig of negentig bent, ga je niet op zoek naar een nieuwe partner en denk je evenmin: nu moet ik hem of haar helemaal uit mijn leven bannen. Nee, je wilt diegene tot je dood met je meedragen.”
Annemaaike Serlier putte vooral zingeving en troost uit kunst over het Laatste Avondmaal en de Kruisweg: Jezus bereidt zich voor op zijn dood en viert Pesach met zijn vrienden. In Getsemane smeekt Hij hun of ze met Hem willen waken: Hij heeft behoefte aan hun nabijheid. Na te zijn bespot, bespuugd en gemarteld moet Hij het loodzware kruis bergop dragen. Volgens de overlevering is er onderweg een toekijkende vrouw, Veronica, die met haar sluier het zweet van zijn gezicht dept: een lichte aanraking, een praktisch gebaar van troost. Eenmaal gekruisigd roept Jezus in doodsnood: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”, maar kan uiteindelijk zeggen: “In uw handen beveel Ik mijn geest.”
Hoe bied je elkaar als gelovigen onderling troost vanuit het geloof? Zingeving is een onmisbaar element bij verlies. Toch kun je daarin als trooster ook al te voortvarend zijn. Een kennis van mij kreeg kort na de dood van zijn zus te horen: “Fijn hè, dat ze nu geen pijn meer heeft en in de hemel is!” Zijn reactie was bitter: “Fantastisch, maar daar heb ik nu niks aan.”
Buijssen: “Vroeger zeiden ze vaak, als er een kind gestorven was: ‘God heeft jullie kindje tot zich genomen omdat Hij het zo liefhad.’ Dat hielp ook niet.”
Enkele tips van Annemaaike Serlier-van den Bergh over communicatie met ernstig zieken
- Vraag niet: “Hoe gaat het?”, maar “Hoe gaat het vandaag?”
- Blijf contact houden. Laat regelmatig van je horen via een kaartje, telefoon of app.
- Als de persoon over haar of zijn ziekte begint, ontwijk het thema dan niet. En vraag niet alleen naar medische details, maar ook hoe de persoon het ziek-zijn ervaart.
- Onderneem zo mogelijk nog leuke dingen met diegene, zorg voor afleiding.
- Zacht aanraken is meestal troostend. Maar mensen die pijn hebben, verdragen soms geen enkele aanraking. Vraag dus wat die persoon wil.
We hebben allemaal onze eigen ‘stijl’ van geloven. Zo koesterde mijn moeder de leer van Christus als leidraad in haar leven. Maar in haar terminale fase voelde ze zich erg opgelaten toen iemand – lief bedoeld, maar slecht getimed – spontaan hardop met haar begon te bidden. Die extraverte aanpak paste totaal niet bij haar ingetogen geloofsbeleving. Huub Buijssen noemt een bescheidener alternatief: “Wat je in zo’n geval beter kunt zeggen, is ‘Ik zal voor je bidden’, dat is heel legitiem.”
Waar mijn moeder wel troost aan ontleende, waren de woorden van een vriend, Abdul (inderdaad, een moslim), die kort daarvoor zijn broer was verloren. Ontroerd, maar zonder veel omhaal van woorden, beschreef hij de gelaatsuitdrukking van zijn broer op diens laatste ogenblikken: “Alsof hij iets heel moois zag.” Bij het weggaan pakte Abdul nog even mijn moeders hand en zei zachtjes: “Niet bang zijn. Mijn broer heeft iets heel moois gezien!” Een kleine aanraking, een subtiele bemoediging.
En dat je als atheïst of agnost nog steeds de ander kunt troosten met behulp van het geloof, zien we aan de echtgenoot van Annemaaike Serlier. In Mogen zijn wie je bent blikt hij terug op haar laatste jaren: “Ik probeerde in alles nabij te zijn, ook in haar spirituele ondersteuning. Al geloof ik zelf niet, ik (…) ben altijd met haar meegegaan naar de kerk en stimuleerde het kerkbezoek. Dan zei ik: ‘Kom, we gaan naar de kathedraal in Roermond. Ik breng je wel.’ Ik verklaarde me solidair met haar geloof, zonder dat ik zelf geloof.”
‘Elke blijk van medeleven telt’
Beide psychologen, Annemaaike Serlier-van den Bergh en Huub Buijssen, benadrukken in hun boeken de gevoelens van eenzaamheid na verlies, evenals de behoefte aan nabijheid en empathisch luisteren. Tegelijk beschrijven ze allebei voorbeelden van onhandige reacties, waarin ik eerlijk gezegd mezelf nogal eens herken. Maar ik hoef daardoor niet nóg banger te worden om iets verkeerds te zeggen, want ze geven ook een even dringend als geruststellend advies: doe in elk geval íéts. Echt fout wordt het pas wanneer je die ander blijft ontwijken. Laat in elk geval merken dat je je bekommert om iemands verdriet − dus óók als je dat maandenlang of zelfs jarenlang hebt uitgesteld. Beter laat dan nooit. “Een klungelige opmerking is altijd nog beter dan die ander uit de weg gaan”, stelt Huub Buijssen met klem. Of zoals Annemaaike Serlier schrijft: “Elke blijk van medeleven telt.”
Echt fout wordt het pas wanneer je die ander blijft ontwijken.
Meer lezen?
- De vijf talen van troost. Als je niet weet wat je moet zeggen, maar wel graag iemand wilt steunen of zelf steun wilt krijgen, Huub Buijssen, Spectrum, 2022.
- Mogen zijn wie je bent. Troost vinden en geven als het levenseinde nadert, Annemaaike Serlier-van den Bergh & Stella Braam, Nijgh & Van Ditmar, 2025.
- Helpen bij verlies en verdriet. Een gids voor het gezin en de hulpverlener, Manu Keirse, Lannoo, 2017.
Tekst: Margaretha Coornstra
Beeld: Cracco Illustration