
Waarom de Hoge Veluwe gek is op toeristen: 'Hier ben ik voor!'
De zomer door een andere (zonne)bril
vandaag · 08:08| Leestijd:6 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Visie digitaal 2 weken gratis. Geen verplichtingen, stopt automatisch.
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement? .
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Wat is natuur? Die vraag stelt Visie vandaag aan Nationaal Park De Hoge Veluwe. Maar die heeft het veel liever over andere zaken. “Kijk nog eens een beetje beter naar dit kleine beestje.”
Waar veel mensen Nationaal Park De Hoge Veluwe bezoeken voor stilte en natuur, gunt het park zelf zijn interviewer weinig rust. Want het wil maar één ding: tonen hoe mooi het is. En dus kost het best wat moeite tot een kalm gesprek te komen.
De openingsvraag: zal ik tutoyeren of vousvoyeren?
“Jij, gewoon jij! Wat geweldig dat je er bent. Je hebt twee uur, toch? Zullen we dan maar meteen beginnen?”
Beginnen? Waarmee?
“Ik ga je uiteraard mijn natuur laten zien! Waarom zijn we hier anders?”
De zomer door een andere (zonne)bril
Ik wilde je eigenlijk vragen wat natuur volgens jou is…
“Praten over de natuur? Is dat niet een beetje zonde van de tijd? Kom, dan laat ik je de bloeiende beenbreek zien op het Deelense Veld! Prachtig is het er nu, een gouden veld. Wist je dat het Deelense Veld een smeltwaterdal is? Wanneer het heeft geregend, stroomt hier een van de weinige heidebeken van Nederland. Vennetjes, unieke dieren – daar moeten we niet over praten, die moeten we zien! Kom, verken me!”
Wacht nog even! Want je hebt het over natuur, maar is dit wel natuur?
“Hoe bedoel je?”
Is dit niet gewoon allemaal aangelegd door mensen?
“En daarom geen natuur?”
Nou ja…
“Wat je eigenlijk wilt vragen, is: ben ik niet gewoon een veredeld stadspark. Toch? Een bedacht en onderhouden stuk grond waar eigenlijk alles gepland is. Aangelegd door een multimiljonair, beheerd door een stichting en bezocht door dik een half miljoen betalende mensen per jaar. Ben ik eigenlijk geen cultuur in plaats van natuur?”
Dat zijn grote woorden, maar iets in die richting dacht ik wel, ja…
“Loop een stukje verder mijn binnenste in! Ik wil je iets laten zien!”
Wat zie ik hier?
“Een enorm heidegebied! Over een paar weken is dit prachtig paars. Het bijzondere aan mij is dat ik zo veel landschappen combineer: ik besta uit zo’n zestig procent bos, de rest is vlak. Soms droog, soms nat.”
Schrijf je in voor de Visie-nieuwsbrief
Wekelijks de mooiste verhalen in je mailbox
Lees onze privacyverklaring.
Ja, mooi! Indrukwekkend ook wel…
“En kijk nog eens een beetje beter, naar dit kleine beestje.”
Een sprinkhaan.
“Een heel bijzondere! De blauwvleugelsprinkhaan. Een van de zeldzame soorten die ik herberg. Is-ie mooi of niet?”
Ik zie niet zoveel bijzonders, eigenlijk…
“Beter kijken! Vooral als-ie vliegt, zie je zijn schitterende, blauwe vleugels. Maar kijk nou, die band over de achterpoten…”
Mooi, hoor. Maar wat heeft dat beestje te maken met de vraag of je wel natuur bent?
“Weet je wat er zou gebeuren als je de natuur helemaal haar gang zou laten gaan?”
Nee…
“Hier leven de moeflons, die kleine, wilde schapen met enorme horens. Zij zorgen ervoor dat het bos op z’n plek blijft, want zij eten jonge grove dennetjes. Dat gebeurt in een prachtig natuurlijk evenwicht. Maar nu heeft de wolf z’n intrede gedaan. Wolven eten graag moeflons, of beter gezegd: ze doden graag moeflons. Maar zonder moeflons geen grote paarse hei. En zonder grote paarse hei geen blauwvleugelsprinkhaan. Dus moet ik de mens dan laten ingrijpen of niet?”
Dat klinkt als een lastige keuze.
“Dat is het ook. Ik ben nu eenmaal geen Yellowstone, om maar een grote broer van me in Amerika te noemen. Hij is tien keer groter dan de hele Veluwe, er wonen vrijwel geen mensen en er komen net zoveel toeristen. Tja, híj́ kan lekker de natuur laten doen wat ze wil. Ik heb beheer nodig.”
Dus zonder de mens geen Hoge Veluwe?
“Nee, natuurlijk niet! Heide, stuifzand, die mooie rij eiken daar: ze hadden hier nooit gestaan zonder de mens, zonder de boeren die hier eeuwenlang hun akkers hadden en vee hielden. De moeflons die nu voor dit gebied zorgen, danken we ook aan een mens, want Anton Kröller – degene die mij heeft bedacht en opgericht, samen met zijn vrouw – vond het leuk op ze te jagen. Maar is het daarom geen natuur?”
Dat is een goede vraag.
“Weet je: uiteindelijk vinden mensen het zélf lastig als de natuur haar gang gaat. Als reeën hier verhongeren door voedselgebrek – dat is natuur – willen ze dat we bijvoeren. Als… stil eens… ja! Hoor je dat hoge, ritmische getjiep-tjiep-tjiep? Dat moet een… ja! Daar, in die eik, een vuurgoudhaantje! Wonderbaarlijk, toch?!”
Hoe kom je zo enthousiast over de natuur?
“Dat is mijn bestaansreden! Hier ben ik voor: om mensen te laten zien wat een schoonheid er te vinden is in Nederland. Van baltsende herten tot heivlinders, en van rode heidelucifer tot eenzame eiken: er is hier zo veel te zien! En te ruiken. Adem eens diep in. Ruik die melange van heidehoning, dennenhars, aardtonen – ach, jongen, dit is een unieke, prachtige plek. Het is hier zo mooi!”
Wat is rode heidelucifer?
“Kom mee! Zie je deze prachtige, kleine staafjes met rode kopjes? Dat is rode heidelucifer. Een korstmos. En dat is dan weer een schimmel, geen plant – alleen al hierover kan ik uren praten. Kijk nu eens heel goed. Dit kan geen mens maken, toch? Dan is het wat mij betreft natuur. Ook als er mensen voor nodig zijn om het te behouden.”
Je zei aan het begin dat er een half miljoen mensen per jaar langskomen. Kan de natuur daar dan wel tegen?
Een diepe zucht. “Dat is inderdaad een lastig punt. Ik word wildenthousiast van alle mensen die genieten van me. Nogmaals: hier ben ik voor gemaakt! Tegelijk zucht ik regelmatig onder de duizenden mensen die over me heen fietsen en rijden. Vooral als ze zich niet houden aan mijn huisregels. En ik word behoorlijk misselijk van de stikstof die mensen om me heen uitstoten. Daar kunnen mijn droge gebieden helemaal niet tegen. Dat is best een uitdaging voor de toekomst. En… stil eens… dit is ook niet altijd een pretje.”
Je bedoelt die knallen?
“Jep. Mijn buurman is het Artillerie Schietkamp Harskamp. Een beste buur, hoor, we delen een hoop grond en soorten, maar niet zo’n stille buurman.”
Hoe is jouw relatie met de mens?
“Ik kan niet mét ze en niet zónder ze. Daar komt het op neer. Maar genoeg gepraat! Ik heb iets bijzonders voor je in petto, dus kom mee. Je hebt de grauwe klauwier nog helemaal niet gezien!”