
Visie interviewt Bronkhorst: bescheiden qua omvang, maar trots van karakter
De zomer door een andere (zonne)bril
vandaag · 09:00| Leestijd:7 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Visie digitaal 2 weken gratis. Geen verplichtingen, stopt automatisch.
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement? .
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Volgens sommigen is het de kleinste stad van het land, anderen betwijfelen het. Maar één ding staat vast: Bronkhorst is bescheiden qua omvang maar trots van karakter. “Ik vind het heus niet erg dat mijn aantrekkingskracht te gelde wordt gemaakt.”
Het is niet moeilijk om verliefd te worden op Bronkhorst. En op de ligging – op een steenworp afstand van de IJssel en in het afwisselende Achterhoekse coulisselandschap. Op de monumentale panden, met het kapelletje uit 1344 als stralend middelpunt. Op het eeuwenlang nauwelijks veranderde stratenplan. Niet voor niets wandelen hier duizenden toeristen per jaar over de keien. En Bronkhorst zelf? Dat is maar wat fier op z’n historische schoonheid.
De openingsvraag: zal ik tutoyeren of vousvoyeren?
“U mag me uiteraard met ‘u’ aanspreken. Ik mag dan klein zijn, ik ben een eerbiedwaardige stad met een indrukwekkende geschiedenis.”
Mag ik u complimenteren met hoe u eruitziet?
“Dank, dank. Ik zeg maar zo: wie niet veel verandert, wordt vanzelf bijzonder.”
De zomer door een andere (zonne)bril
U bent een stad, maar ik kan u moeilijk groot noemen…
“Om precies te zijn: 132 inwoners. Maar u moet goed beseffen dat het stad-zijn niet zit in aantallen of formaat. Historie, mijn beste, alles is historie. In 1482 werd officieel vastgelegd dat mijn burgers zichzelf mochten besturen. Dat zijn stadsrechten, en daarmee ben ik een stad. In tegenstelling tot dorpen als Hilversum en Almelo.”
U wordt nogal eens neergezet als ‘het kleinste stadje van Nederland’. Is dat zo?
“Ach, kleinste, kleine, wat maakt het uit?”
Nee dus…
“Er is wat concurrentie. Wellicht is bijvoorbeeld Sint Anna ter Muiden kleiner. Of Staverden. Maar mooier? Dat durf ik te betwijfelen.”
Waarom is het belangrijk voor u om een stad te zijn?
“Een stad betekent zelfbestuur. Zelfstandigheid. Onafhankelijkheid. Ik ben dus al bijna 550 jaar onafhankelijk, en daar ben ik best trots op. Ik ben niet zomaar een vlek, ik ben de plaats waar de heren van Bronckhorst resideerden, de edelsten onder de edelen. Ik overleefde de stadsbrand van 1633. En nu behoor ik tot de steden met de grootste monumentdichtheid van Nederland: meer dan de helft van mijn gebouwen is rijksmonument. Me dunkt, mijnheer, ik heb wel enige reden tot trots!”
U spreekt van onafhankelijkheid. Kan dat, met 132 inwoners onafhankelijk zijn?
“Uiteraard niet. Geen stad of dorp is écht onafhankelijk. Ook Amsterdam kan niet voor zichzelf zorgen. In mijn geval ben ik afhankelijk van bezoekers. Met name in de zomermaanden word ik overspoeld door toeristen. Om heel eerlijk te zijn, is dat een behoorlijke aanslag op mijn keienstraatjes, maar het is ook een manier om als stad fier en historisch overeind te blijven.”
Lukt het dan nog wel om een dorps… pardon, een stadsleven te onderhouden?
“O, ja, mijn inwoners weten elkaar zeker te vinden! Niet lang geleden had het gemeentebestuur het weinig lumineuze idee opgevat om nog meer toeristen naar me toe te trekken. Daar zijn de Bronkhorsters flink tegen in het geweer getreden. En terecht! Ik vind het heus niet erg dat mijn aantrekkingskracht te gelde wordt gemaakt, maar er zijn grenzen.”
De stad van de edelste edelen
Maar u hebt bijvoorbeeld geen supermarkt, geen school, geen dorpshuis…
“Het kost uiteraard wel iets om het kleinste stadje van Nederland te zijn.”
Bíj́na het kleinste stadje.
“Touché.”
Teert u daarmee niet iets te veel op het verleden?
“Meneer, ik lééf van het verleden! En laat het glashelder zijn: daar is mijns inziens niets mis mee! Sterker nog, ik wenste dat meer steden en dorpen dat deden. Want wie zijn verleden niet kent, kent zichzelf niet! Waar denkt u dat ik mijn karakter van heb? Niet van het zoveelste nieuwbouwproject van het architectonische snoepje van de maand! Niet van een stadsvernieuwingsplan door een overbetaalde consultant! Nee, ik zal het nogmaals zeggen: door te blijven wie ik ben! Bronkhorst, de stad van de edelste edelen.”
Maar die tijd ligt toch ver achter ons?
“Ver achter ons? Mag ik vragen hoe oud u bent?”
Eh… ik nader de 40.
“Ver achter u, dus. Voor mij voelt het vertrek van de laatste heer van Bronckhorst alsof het gisteren was. Nogmaals, sinds de stadsbrand van 1633 ben ik niet bijster veel veranderd.”
Hoe gaat u dan om met de uitdagingen van deze tijd?
“Hoe langer je staat, hoe kleiner de uitdagingen van de tijd worden. Als stad leer je ook wat te relativeren. Het gemeentebestuur spreekt van vergrijzing, huizenprijzen die de pan uit rijzen, stikstofcrisis en beperkte bereikbaarheid. Maar geloof me: sinds ik de troepen van de graaf van Gelre heb overleefd, breek ik me hier het hoofd niet meer over. Dit zijn slechts speldenprikjes in de tijd. Mijn inwoners zijn uiteindelijk ook niets meer dan voorbijgangers. Wat blijft, ben ik.”
Meer van dit soort artikelen lezen?
Schrijf je in voor de Visie-nieuwsbrief!
Lees onze privacyverklaring.
Nu ja, ook niet helemaal, toch? Zo is er al ruim een eeuw niets van uw kasteel over.
“Dat is een enigszins pijnlijk hoofdstuk, ja. De lege slotheuvel voelt nog steeds als een gat in mijn bestaan. Maar zelfs nadat het slot van mijn naamgever is verdwenen, ben ik blijven bestaan. Dus zo druk maak ik mij niet.”
Wat hebt u in de loop der eeuwen eigenlijk zien veranderen?
“Zoals de Griekse filosoof Heraclitus al opmerkte: alles stroomt. Niets blijft hetzelfde. De IJssel blijft stromen, en toch gaat mijn pont nooit twee keer over dezelfde rivier. Dus ik mag dan dezelfde stad zijn, ik verander voortdurend.”
Kunt u iets concreter worden?
“Wat voorheen boerderijen en werkplaatsen waren, zijn nu galerietjes of bed and breakfasts. Van de agrarische gemeenschap die ik tot vijftig jaar geleden was, is weinig meer over. Sterker nog, de boeren en arbeiders die mijn straten bevolkten, kunnen hier tegenwoordig nog maar moeilijk een huis betalen, vermoed ik. Vergeef me mijn poëtische melancholie, maar waar eeuwenlang kuddes koeien over mijn keien naar de stal werden gebracht, drommen nu kuddes toeristen naar hun herberg.”
De tijden mogen woeden, maar ik sta vast.
Maar u maakt zich niet druk om die veranderingen?
“Laat me u een verhaal vertellen. Halverwege de zestiende eeuw overleed de laatste heer van Bronckhorst. Op dat moment vroeg ik me oprecht af hoe het verder moest. Tot overmaat van ramp viel ik in handen van Oranjegezinde troepen. Het duurde dan ook niet lang voordat de Spanjaarden voor de poort van het kasteel stonden. Negen maanden duurde het beleg. Ik vreesde niet alleen voor het voortbestaan van het kasteel, maar ook voor mijn eigen voortbestaan. Wie was ik zonder heren van Bronckhorst? Wat zouden de Spaanse huursoldaten met mijn gebouwen doen? Boerderij na boerderij brandden ze af. En uiteindelijk viel ook het kasteel in hun handen. Het werd tot de grond toe afgebrand. De restanten gaven ze aan de Spaansgezinde familie Limburg-Stirum. Maar wat bleek? De eeuw daarop werd misschien wel de beste eeuw van mijn bestaan. Het kasteel werd mooier dan ooit herbouwd – al is het later vervallen en gesloopt –, ik kwam tot bloei, de nijverheid trok aan en met name na de stadsbrand van 1633 herrees ik letterlijk uit mijn as. Het mooiste wat je aan me ziet, stamt uit die tijd. Sindsdien geloof ik: tijden mogen woeden, maar ik sta vast.”
Al bent u strikt genomen niet meer zelfstandig. Ook niet als stad.
“Daar hebben we het al over gehad. Zelfstandigheid bestaat niet. De gemeente waartoe ik behoor, Bronckhorst – uitstekende naamkeuze, al zeg ik het zelf – zal vanzelf ophouden te bestaan. Maar ik ben hier om te blijven. U bent slechts een voorbijganger, dus laat me u uitnodigen: geniet nog even van mijn historische schoonheid.”