
Premium‘Kerst begint klein, provocerend klein’ – waarom Gods komst eruitziet als een anticlimax
Essay Alain Verheij
vandaag · 09:52| Leestijd:8 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Kerst confronteert ons met een verrassende vraag: waarom komt God zó onbeduidend de wereld binnen? Een baby, een voerbak, een vergeten provincie. Het antwoord blijkt door de hele Bijbel heen te klinken: Gods aanwezigheid zit niet in geweld of spektakel, maar in kwetsbaarheid die alles verandert.
Vorig jaar zei iemand tegen me dat hij advent makkelijker mee te maken vond dan Kerst. Advent is een aanzwellende verwachting: elke week een kaarsje extra aansteken. Maar, zei hij, dan wordt het Kerst en wat heb je dan? Op het eerste oog weinig. De groots aangekondigde komst van Gods zoon krijgt de gedaante van een kwetsbaar baby’tje in een achterafprovincie van het Romeinse Rijk. Geen engelenleger kan er iets aan veranderen dat het menselijk gesproken als een anticlimax aanvoelt. Dat moet voor Jezus’ eigen omgeving ook zo zijn geweest, want er zit een gat van zo’n dertig jaar tussen zijn geboorte en zijn eerste wonderverhaal in de Bijbel. Kerst begint klein, misschien provocerend klein.
Omdat we uit de evangeliën weinig weten van de kindertijd van Jezus, is de verleiding groot om zelf wat in te vullen. Zo heeft schrijfster Selma Lagerlöf, auteur van het bekende kinderboek De wonderbare reis van Nils Holgersson, bijzondere legenden over Jezus’ jeugd opgetekend in Christuslegenden. Daarin doet Jezus alvast allerlei wonderlijke dingen.
Maar het kan ook alledaagser: de 19e-eeuwse schilder John Everett Millais beeldde Jezus af als kind in de timmerwerkplaats van zijn stiefvader Jozef. Hij houdt met een beteuterd gezicht zijn hand omhoog, die hij heeft bezeerd aan een stuk gereedschap of hout. Ja, ook de Messias heeft, voordat hij al zijn verlossende werk begon te doen, bij wijze van spreken eerst zijn veterstrikdiploma moeten halen. Kon dat niet meer episch, moest dat zo bescheiden en fragiel?
De God van Elia
Voor een antwoord kunnen we terecht bij de profeet Elia. Deze man verwachtte ook de komst van God. En wel heel dringend, want hij was praktisch nog Gods enige profeet op de wereld. De rest was andere goden gaan dienen of vermoord door het vreselijke regime dat op dat moment heerste in zijn land. Aan het hof van de dictatoriale koning Achab en koningin Izebel werkten honderden bedriegers als geestelijke adviseurs. Elia zelf moest onderduiken en vrezen voor zijn leven als vervolgde profeet. Voor hem was het bittere noodzaak dat God snel en duidelijk zou komen, want anders was niet alleen hij, maar ook het hele land verloren. En God kwam.
Bij het Karmelgebergte daagde Elia zijn vijanden, 850 valse profeten, uit om een offer te brengen aan hun goden. Zelf bereidde hij ook een offer voor aan zijn God. Beide zijden offerden een stier en legden de stukken vlees op een brandstapel. De enige regel van dit duel was dat niemand de brandstapel mocht aansteken. Dat vuur moest van boven worden gegeven. Het enige wat de profeten daarvoor mochten doen, was het aanroepen en aanbidden en het vragen om de verlossende vlam. Elia verwoordde het als volgt: “De god die antwoordt met vuur, is de ware God.” (1 Koningen 18, vers 24)
In één klap sloeg de vlam erin
Deze confrontatie van Elia met alle andere profeten vond plaats op het scherpst van de snede. Het ging om leven of dood. Niet alleen van Elia, maar ook van het broze nationale geloof van alle Bijbelse Israëlieten in God. Daarom zal het de lezer niet verbazen dat er uiteindelijk vuurwerk ontstond. Elia liet, een beetje uitsloverig, eerst twaalf kruiken water over zijn offer gieten. Hij wilde voorkomen dat men zou zeggen dat het vuur dat erin zou slaan, door de droogte was ontstaan. Want in tegenstelling tot het offer dat zijn concurrenten brachten, vloog Elia’s offer wel in de fik. In één klap sloeg de vlam erin en verteerde het vuur het offer, het water, al het brandhout en alle stenen eromheen. Dat was nog eens een spectaculaire komst van God.
Geweld loste weinig op
De vurige komst van de Heer had nogal wat gevolgen. Het hele volk viel op de knieën en aanbad Hem; dat was het eerste gevolg. Als je zoiets bijzonders meemaakt, moet je ook haast wel geloven. Maar Elia wilde het hier niet bij laten. Hij riep de mensen op om alle honderden valse profeten op te laten pakken en te laten doden. Bij de machtige komst van God met vuur, dacht Elia, hoort ook een machtige wraak op Gods vijanden. Maar daardoor verwerd een scenario vol vuur van God tot een tafereel vol bloed. Was dat nou helemaal de bedoeling? Het gevolg was in ieder geval grimmig, want nu Elia een bloedbad op zijn geweten had, moest hij direct weer op de vlucht slaan voor de wraak van de koningin.
Eindelijk in het gelijk gesteld, maar alsnog eenzaam en bang, liep Elia de woestijn in. Hij zwierf er veertig dagen en nachten rond, compleet levensmoe geworden. Een God die met vuur kwam, dat was alles waarnaar hij altijd had uitgezien. En nu was het waar geworden, maar had Elia zelf te veel met vuur gespeeld. Hij verlangde naar een geweldig machtsvertoon van God, maar was zelf vervallen tot gewelddadig machtsvertoon. Het was onduidelijk waar Gods openbaring eindigde en Elia’s wraakzucht begon, maar ergens gaandeweg was er iets ontspoord. En toen bereikte Elia, na veertig dagen dolen, de berg waar hij God écht mocht ontmoeten.
Het behoort tot de mooiste passages in de Bijbel: “En daar kwam de HEER voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar in die windvlaag bevond de HEER zich niet. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar in die aardbeving bevond de HEER zich niet. Na de aardbeving was er vuur, maar in dat vuur bevond de HEER zich niet. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries.” (1 Koningen 19, vers 11-12)
Er kwam eerst allerlei natuurgeweld voorbij, maar uiteindelijk herkende Elia zijn God in het gefluister van een zachte bries. Een prachtige omschrijving. Een kwetsbare omschrijving, ook.
De kwetsbaarheid van Christus
En zo komen we toch weer terug bij Kerst. God die zichzelf ultiem openbaart in de kreetjes van een pasgeboren kindje in Bethlehem. Het is iets heel anders dan alles verterend vuur, maar het is beter. Niet dat het raar is dat wij mensen, wij gelovigen, soms hopen op een krachtig ingrijpen van God. Zelfs Johannes de Doper, de grootste profeet voor Jezus komst, verwachtte vuur: “De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.” (Matteüs 3 vers 10) Maar toen zijn langverwachte Messias eraan kwam, genas en voedde Hij mensen en behandelde hij de meesten zachtmoedig.
Dit is in veel verhalen het geval: dat de komst van God gepaard gaat met minder bombarie, maar vooral met minder vergelding dan de mensen zouden verwachten. Schrijfster Marilynne Robinson zegt in haar boek Genesis dat deze verrassing zelfs een rode draad is in de Bijbel. Deze rode draad zouden we genade kunnen noemen. Groots vertoon door machthebbers is immers iets wat we van dag tot dag op televisie zien. Het leidt steevast tot nieuwe slachtoffers. Maar je kunt geen echte vrede brengen met het zwaard in de hand. Je kunt geen echte liefde brengen als je schreeuwt. Je kunt geen warmte brengen als je met verzengend vuur komt. Dat is de boodschap van Kerst.
Je kunt geen echte vrede brengen met het zwaard in de hand
In zijn brief aan de Filippenzen schrijft Paulus iets over de gezindheid van Christus. Daarmee slaat hij de spijker op de kop van Kerst: “Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.” (Filippenzen 2 vers 6-8) Sommige uitleggers denken dat Paulus hier een van de oudste christelijke liederen citeert. Het behoort tot de kern van het prille geloof in Jezus.
Deze keuze voor kwetsbaarheid behoort ook tot de kern van Kerst. Het kleine, het kwetsbare van de komst van God is geen anticlimax. Het is ook geen toevallige bijkomstigheid of tegenvallend spektakel. Het kwetsbare van baby Jezus in een veevoerbak in Bethlehem, gebaard door een tienermoeder, verzorgd door een adoptievader, opgejaagd door een moorddadig regime, is het centrum van de boodschap. God komt in het klein. Niet omdat God het niet beter kan, maar omdat God het beter weet. Grootse vlammenzeeën zijn de taal van mensen. Maar geen mens kan een vuur stoken dat niet direct kan worden uitgedoofd door het gefluister van een zachte bries. Dat is pas echte macht.






