
Bemoeit God zich nog wel met deze wereld?
Essay Alain Verheij
vandaag · 13:24| Leestijd:7 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
In de Bijbel hebben mensen een direct lijntje met God en stuurt Hij hun dagelijks leven. Gods bemoeienis met onze levens lijkt een stuk grilliger – of misschien gewoon ongrijpbaar. Werkt God nog hetzelfde als in de Bijbel? Hoe betrokken is God bij onze biografie?
Elke avond lees ik na het eten uit de Bijbel in Gewone Taal. We hoorden onlangs hoe de knecht van Abraham biddend op reis ging om een echtgenote te zoeken voor Isaak. En warempel, de eerste vrouw die hij tegenkwam bij de eerste bron waar hij zijn dieren wilde laten drinken, was de ware. De knecht dankte God dat hij deze Rebekka zo snel mocht vinden, bood haar de hand van Isaak aan en ze ging gewillig mee naar haar nieuwe (schoon)familie. “Nou,” zei mijn 15-jarige stiefdochter Pippa naderhand, “op die manier is het wel heel makkelijk om een partner te vinden, als God alles zo stuurt.”
In de aloude Heidelbergse Catechismus (die ik hier ook in de gewone-taalversie citeer) is Gods voorzienigheid inderdaad alomtegenwoordig. “Niets gebeurt toevallig, maar vanuit zijn Vaderlijke hand ontvangen wij alle dingen: het groeien van bomen en planten, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede.” Hieruit spreekt het eeuwenoude geloof dat God betrokken is bij deze wereld en bij alles wat we meemaken. Maar hoe werkt dat concreet voor Pippa? Komt elke voldoende of onvoldoende op haar rapport uit de koker van God? En ik – ik heb een lieve vrouw, een chronische piep in mijn oor, twee linkerhanden, bruine krullen met beginnend grijs erdoorheen, een witte Renault Twingo. Allemaal resultaten van een plan van God?
Minder magisch
Sinds de moderne tijd hebben mensen wat meer moeite om op deze manier te geloven. Ten eerste komt dat doordat we veel nieuwe inzichten hebben gekregen in de natuurwetten. Er zat een beredeneerbare logica in wanneer je zwanger of ziek kon worden, bijvoorbeeld. En als het onweerde, was dat niet langer een brul van God, noch was de bliksem het flitsend Goddelijk zwaard. De wereld raakte onttoverd: doordat we wetmatigheden konden ontdekken, werd onze ervaring van de werkelijkheid minder magisch. God was niet meer nodig om alles te verklaren wat we niet snapten, want we snapten steeds meer. En zo verdween de voorzienigheid van God naar een kleiner hoekje.
Ik heb zelden mensen horen danken voor hun ziekte
Deze ervaring van God wordt weleens spottend de ‘God van de gaten’ genoemd. Dat betekent dat je elk gat in je kennis verklaart door het op God te betrekken. Op zich mooi, maar dan krijg je in dit wetenschappelijke tijdperk een steeds kleinere God. Hoe meer je snapt, hoe minder je God nodig hebt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Als oplossing bedachten denkers tijdens de Verlichting dat God een beetje als een horlogemaker was. Hij had deze wereld geweldig in elkaar gezet, als een vernuftig horloge. Maar dat horloge tikte voortaan wel vanzelf en God kon het tevreden vanaf een afstandje gaan zitten bekijken. Zo krijg je een God die wel alles veroorzaakt heeft, maar vooral via allemaal automatische processen die zichzelf wel bedruipen.
Wil God soms ook het kwade?
Maar de wetenschap is niet de enige hoek van waaruit we moeite hebben met Gods betrokkenheid op deze wereld. Kijk nog eens naar die catechismus: “Het groeien van bomen en planten, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede.” Ik heb al vaak mensen horen danken voor eten en drinken, voor het groeien van bomen en planten, voor gezondheid en rijkdom. Maar ik heb nog zelden of nooit mensen horen danken voor hun ziekte, armoede of onvruchtbare jaren. Is het niet een beetje eng en naar dat je tegenspoed uit de hand van God ontvangt? Dat roept toch weer heel andere problemen op?
Soms spreek ik iemand die een burn-out heeft gehad, daarna het roer heeft omgegooid en nu dankbaar terugkijkt op dat leerproces. Dat is nog wel mooi, daar kun je God nog in herkennen. Maar in bloedige en uitzichtloze oorlogen, in de terminale kanker van een jonge moeder, in de honger van een kind in Soedan? Er zijn maar weinig gelovigen die daarnaar zullen wijzen en zeggen: “Dit hebben we aan God te danken.” En als ik heel eerlijk ben, zou ik christenen die dat wél zeggen liever vermijden. Soms is het beter om niet-begrijpend te zwijgen (en waar mogelijk zelf in actie te komen om lijden te verlichten).
Van de put naar de troonzaal
Deze gespannen zoektocht naar de betrokkenheid van God bij onze wereld zie je in de Bijbel bij Jozef terug. Jozef was de lievelingszoon van zijn vader en daardoor haatten zijn andere broers hem. Daarom grepen ze op een dag hun kans en ontvoerden ze Jozef om hem eerst in een put te gooien en daarna als slaaf te verkopen aan rondreizende handelaren. Die namen hem mee naar Egypte, waar hij een hooggeplaatste ambtenaar moest dienen. Jozef was alles kwijt: zijn familie, zijn geboortegrond, zijn zelfvertrouwen, zijn toekomst en zijn vrijheid. Toch bleef God bij hem.
Ik geloof in een God die vooral ís
Via wonderlijke wegen gebeurde het, dat Jozef eindigde als onderkoning van Egypte. Dat kwam doordat er een wereldwijde hongersnood was ontstaan en Jozef de enige was die goed kon bedenken hoe Egypte zich moest voorbereiden op die hongersnood. Doordat hij nationaal crisismanager was, had Jozef de macht over wie er wel en niet genoeg te eten kreeg uit alle Egyptische voorraadschuren. En toen stonden op een dag zijn hongerige broers voor zijn neus om om eten te vragen…
God die alles ten goede keert
“Maak je geen zorgen”, zei Jozef tegen zijn broers. “Niet jullie hebben mij naar Egypte gestuurd, maar God heeft dat gedaan, opdat wij nu allemaal te eten zouden krijgen.” Daar zie je de betrokkenheid van God in het geloof van Jozef. Hij zegt dat Gód hem dit alles heeft aangedaan, maar spreekt daarbij zijn broers wel iets te enthousiast vrij. Hier komt hij jaren later nog wel van terug. Dan zegt hij het net anders tegen zijn broers: “Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd” (Genesis 50:20). Die zin vind ik heel inspirerend.
De God die alles ten goede wil keren, zo wil ik God ook zien. Op de eerste bladzijde van de Bijbel is het donker en woest in het universum. God doet dan het licht aan. Door de hele Bijbel heen zie je het vervolgens gebeuren: mensen maken elkaar en de wereld en zichzelf kapot. Voortdurend dreigt de dood het te winnen van het leven. En dan is daar ineens weer die God die zichzelf laat zien om het kwade ten goede te keren. De God van het leven, die inbreekt in een doodse wereld. De God van bevrijding, die de slavernij doorbreekt. De God van Jezus, die overal zieken opzocht én genas.
Bemoeit God zich met ons en onze wereld? Ik geloof niet zozeer in een God die alles voor mij doet en mij alles aandoet. Ik geloof in een God die vooral ís. Een God die er altijd bij is. Een God die ziet wat er gebeurt en wat er nodig is en wat er beter kan. En een God die op zijn tijd bij machte is om zelfs de ellendigste situatie te veranderen in een onverwachte zegening.