
Marianne is ijsklimmer: ‘Ik heb drie universitaire studies afgerond, maar leerde het meest van klimmen’
Persoonlijk verhaal
18 augustus 2025 · 11:35| Leestijd:8 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Vier uur de wekker. Minstens twee uur wandelen om bij de beste klimroute te komen. Zo’n vijf uur klimmen, totdat de ijspegels aan je neus hangen. Om vervolgens weer dezelfde terugtocht te maken. Dag na dag. Voor Marianne van der Steen (41) is dat puur geluk.
“Mijn ouders zijn allebei sportdocent. Ze stimuleerden me om verschillende sporten te ontdekken.” Vanuit de bossen naast Tilburg, in haar tiny house waar de klimhaken aan de muur hangen, vertelt Marianne wat haar zo fascineert aan (ijs)klimmen. “Tijdens vakanties in de bergen maakte ik kennis met bergklimmen. Ik vond het ontzettend leuk.”
Toen ze eenmaal Bos- en Natuurbeheer studeerde in Wageningen, ontdekte Marianne dat er een klimmuur in de buurt zat. “Dat bleek helemaal m’n ding te zijn. Binnen een jaar deed ik mee met het Nederlands Kampioenschap sportklimmen. Dat was toen overigens nog niet zo professioneel als nu. Van kwalificeren was nog geen sprake, ik kon mezelf gewoon opgeven.”
IJsklimmen in IJsland
Marianne tilt het klimmen naar een niveau hoger niveau als ze voor haar studie naar IJsland verhuist. “In Nederland zijn maar weinig klimmogelijkheden, in IJsland is dat wel anders. Daar zijn enorme klimhallen, kun je rotsklimmen in de zomer en is ijsklimmen in de winter heel populair. Mijn allereerste ijsklimervaring was epic. Met een groep studenten reden we met een grote Jeep op GPS door de binnenlanden van IJsland. We sliepen in een tent, het was amper licht, maar ik vond het fantastisch.”
De complexiteit van klimmen, het avontuur: het past helemaal bij Marianne. “Je bent met zoveel elementen tegelijk bezig: kracht, uithoudingsvermogen, technische kennis en het onthouden van klimroutes.” Daar, hangend aan het ijs, besluit Marianne dat ze hier verder mee wil. Maar hoe? “Iemand uit IJsland bracht me in contact met de Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging. Daar leerde ik mijn man Dennis kennen en hij motiveerde me om mee te doen aan de World Cup. Na enige twijfel – Kan dat zomaar? Ben ik wel goed genoeg? – ging ik overstag en eindigde ik in de halve finale. Bij de tweede poging werd ik vierde van de wereld; dat werkt wel motiverend.”
Tekst gaat hieronder verder.
Hilde rende vorig jaar elke dag een marathon: ‘Het mentale aspect was het zwaarst’
Potentieel dodelijk
Hoewel ijsklimmen wordt gezien als een extreme sport, voelt Marianne het niet zo. “Wat is extreem? Vaak wordt het vergeleken met sporten waarbij veel adrenaline vrijkomt, maar als ik tijdens het klimmen stijf van de adrenaline sta, doe ik iets niet goed. Ik zie klimmen eerder als een hoog-risico sport: als er iets misgaat, is het potentieel dodelijk. Met die wetenschap in mijn hoofd klim ik voorzichtiger.”
“Mijn ouders vonden het in het begin wel spannend. Ze klommen weleens in de bergen, dus kennen de risico’s. Maar ze hebben het kunnen loslaten, doordat ze zien hoe bewust ik ermee omga. Bij mannelijke klimmers zie ik meer roekeloosheid, het vrouwenbrein is toch wat voorzichtiger ingesteld. Dat helpt me om veilig de bergen in te gaan, want bij angst ga ik vrijwel altijd terug.”
Ander lichaam
Ondanks dat de bouw van het mannelijk lichaam voordeliger is voor klimmen, doet haar niveau zeker niet onder voor de mannen. “Buiten de wedstrijden klim ik veel in de natuur en wat ik daar doe, is gelijk aan de mannelijke top van de wereld. Hoewel ik een ander lichaam heb, ben ik in staat om dezelfde prestatie te leveren.”
Hoewel ik een ander lichaam heb, ben ik in staat om dezelfde prestatie te leveren.
Wel moet ze als vrouw rekening houden met andere lichamelijke aspecten. “Op een gletsjer is er geen toilet. Ja, dan zit je in het volle zicht. Daar moest ik me in het begin wel overheen zetten. Ik kan me voorstellen dat het voor sommige vrouwen fijner is om met andere vrouwen te klimmen, die begrijpen beter dat je anders presteert als je menstrueert. Leg maar uit aan een man dat je je op die dagen emotioneel anders voelt.” Zelf heeft ze een hormoonspiraal – niet bewust voor het verbeteren van haar sportprestaties, maar het heeft wel een mooie bijkomstigheid. “Ik heb meer continuïteit in mijn cyclus, waardoor ik makkelijker kan doortrainen.”
Ook merkt ze als vrouw dat nog altijd veel wordt gelet op haar uiterlijk. “Voor een sportende vrouw heb ik redelijk grote borsten. Mensen vinden daar wat van: ‘Zij moet ook altijd haar tieten laten zien.’ Pas zei iemand tegen me dat ‘ie mijn buikspieren niet mooi vindt.” Verontwaardigd: “Zonder die buikspieren kan ik niet die moeilijke routes klimmen. Er wordt enorm gelet op hoe je lichaam eruitziet, in plaats van wat het allemaal kan.”
Tekst gaat hieronder verder.
Wilma Veen kreeg twee keer een hartstilstand: ‘Ik haalde kracht uit God’
6x per week trainen
Op dit moment is de voorbereiding op het wedstrijdseizoen – dat in oktober begint en rond maart eindigt – in volle gang. Voor Marianne betekent dat twee tot drie keer per dag trainen, zo’n zes dagen per week. “Ik doe drie keer per week gerichte krachttraining van minimaal een uur. ‘s Middags train ik mijn conditie door middel van een lange wandeling met onze drie teckels, of ik ren vijf kilometer op een rustig tempo.”
En daarnaast klimt ze bijna elke dag: “Op de klimwand die we hebben gebouwd tussen de bomen of in de klimtent naast ons huis. Het is echt een levensstijl die niet voor iedereen is weggelegd. Je kunt heel veel dingen niet. Ik heb bijvoorbeeld geen kinderen, terwijl ik pedagogiek heb gestudeerd en zeker affiniteit heb met kinderen. Dat wringt soms.” Ze lacht: “Eigenlijk moet je wel een beetje gek zijn om dit te doen.”
Eigenlijk moet je wel een beetje gek zijn om dit te doen.
Naar de voedselbank
Hoewel Marianne een van de beste vrouwelijke klimmers ter wereld is, wordt ze niet behandeld als een topsporter. “In Nederland is de sport onbekend, waardoor er amper sponsors zijn. Omdat ik zo veel moet trainen, blijft er weinig tijd over om te werken. Vliegtickets, wedstrijdgeld en overnachtingen betalen we allemaal zelf.” Door het geven van trainingen en zo nu en dan een lezing, wordt een gedeelte van de kosten gedekt, maar dit is lang niet genoeg. “We wonen in een recreatiewoning, omdat we een woonhuis niet kunnen permitteren. Een gaskachel hebben we niet, we stoken het afvalhout uit het bos in de houtkachel. Door zonnepanelen is de elektriciteitsrekening gelukkig laag en kunnen we elektrisch rijden.”
Ze aarzelt even. “Het wordt vaak als iets negatiefs gezien en ik vind het lastig om te zeggen, maar ik ga weleens naar de voedselbank. Zeker na coronatijd, toen alles zo duur was, kwamen we gewoon niet rond. Het is nog steeds een uitdaging.” Ze zucht. “Als ik naar andere landen kijk, is daar veel meer geld en sponsoring beschikbaar. Het is toch krom dat iemand uit Korea die tiende is een fulltime salaris krijgt voor haar prestaties en ik – inmiddels derde van de wereld - alles zelf moet bekostigen?”
Koreaans leren
Wat maakt deze sport dan toch de moeite waard voor Marianne? “Ik vind het ontzettend gaaf dat ik zo veel mag reizen om nieuwe plaatsen en culturen te ontdekken. Ik heb drie universitaire studies afgerond, maar klimmen heeft mij meer geleerd dan die studies. Door al dat reizen ben ik gemotiveerd om me te verdiepen in andere culturen en leer ik bijvoorbeeld Koreaans. Ik wil met de mensen daar kunnen communiceren, begrijpen wat hen drijft. Daarnaast zie ik zulke mooie kanten van de natuur. In Frankrijk kom ik bijvoorbeeld aan de kant van de Mont Blanc waar andere mensen niet komen. Als je daar dan aan een rots hangt, weet je weer waarvoor je het doet.”
Sportarts Els van den Eede over extreme sporten
Zelfs drie keer per dag sporten, zoals Marianne doet, is volgens Els niet ongezond. “Als je ’s ochtends klimt, gebruik je een heel ander systeem dan bij een wandeling of hardlooprondje. Het eerste richt zich vooral op spierkracht – waarbij het anaerobe systeem wordt aangesproken – terwijl bij wandelen en hardlopen het aerobe systeem actief is. Daarom kunnen topsporters meerdere keren per dag trainen; ze kunnen hun training goed doseren en maken gebruik van verschillende energiesystemen.”
Het is gezond om minimaal 150 minuten per week matig tot intensief te bewegen, vertelt Els. “Idealiter werk je vijf keer per week een halfuur aan je uithoudingsvermogen en doe je daarnaast twee keer een krachttraining. Vergeet niet om daarbij je lenigheid te trainen. Maar het allerbelangrijkste is echt: kies iets wat je leuk vindt. Anders houd je het niet vol en blijven de gezondheidsvoordelen uit.”