
Waarom Jezus geld een afgod noemt
Essay Frank Mulder
2 oktober 2025 · 13:13| Leestijd:9 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Ik ken weinig mensen die graag minder geld zouden willen. Meer geld is toch handig? Toch laat Jezus zich er uitermate kritisch over uit. Hij noemt het zelfs een onrechtvaardige afgod, een gevaarlijke macht die ons hart verandert. Is het echt zó erg?
Er zijn een hoop mythes in omloop over geld. Eentje, die ik op school al leerde, is dat geld ooit is ontstaan om beter spullen te kunnen ruilen. Maar dat beeld is niet helemaal correct. Zo laat antropoloog David Graeber in zijn boek Schuld (2012) goed zien dat mensen vóór de komst van het geld werkten met informele vormen van krediet, dat lokaal werd bijgehouden. Het ruilen was daar altijd ingebed in sociale relaties.
Een deel van de schatkist
Geld kwam daarentegen van buitenaf. Het was een anonieme kracht, die werd ingevoerd door militaire rijken om soldaten te kunnen betalen. En papiergeld was een uitvinding van koningen, die de steun van hun edelen wilden krijgen in de oorlog. In ruil voor hun goud kregen de edelen een schuldbewijs, waarop stond dat ze recht hadden op een deel van de schatkist. Deze schuldbewijzen werden steeds meer gebruikt als betaalmiddel, en zo is ons geld ontstaan.
Diep vanbinnen verlangen we naar zekerheid
Terug naar zijn baasje
Als je geld in je handen hebt, of op de bank, lijkt het misschien een neutraal ‘ding’. Een ruilmiddel, en verder niks. Maar er zit nog steeds een wereld van schulden achter. Het wordt elektronisch gecreëerd door banken – of soms een overheid – die een rekening aanhouden bij de centrale bank. Als ze dat uitlenen aan mij, voor een huis of een bedrijf, dan geven ze mij euro’s. Maar daar zit een contract bij, waarin ik beloof het met rente terug te betalen en daarvoor economisch actief te zijn. Geld is dus geen statisch of neutraal iets. Het is een actieve kracht, die misschien wel in de vorm van een briefje in mijn zak zit, maar uiteindelijk gemaakt is om met winst terug te keren naar zijn baasje.
Een kracht die zoekt naar méér
Geld is dus geen statisch ‘ding’ maar een kracht. Een kracht die zoekt naar méér. Volgens een oud gezegde schijt de duvel altijd op de grote hoop. En dat is echt waar. Ga maar na: als je een huurhuis hebt, moet elk jaar meer betalen, maar als je in een koophuis woont, groeit je vermogen. En mondiaal werkt dat ook zo: er gaat meer geld van arme landen naar rijke landen, in de vorm van rente, dan andersom, in de vorm van ontwikkelingshulp.
Een bril
Daar komt nog iets anders bij. Geld werkt als een bril die mijn blik op mijn omgeving heel subtiel verandert. Ik ga rekenen en vergelijken met anderen. Ik ga meer op spullen letten dan op mensen. Ik ga betaald werk belangrijker vinden dan onbetaald werk. En van hogerhand word ik gestimuleerd om niet zelf voor mijn kinderen te zorgen maar om ze naar een gastouder te brengen, want we hebben ‘groei’ nodig! Heel subtiel heeft geld dus een enorme invloed op hoe we samenleven.
Uitgedrukt in euro’s
Nu kan je prima zeggen dat je daar persoonlijk niet intrapt. Je bepaalt toch zelf wat je vindt? Maar je kunt niet ontsnappen aan de kapitalistische economie, die gericht is op groei, uitgedrukt in euro’s. Die economie bepaalt bijvoorbeeld in hoge mate in welke buurt ik mag wonen, hoeveel uur per week ik voor een baas werk, en met welke mensen ik omga. Geld heeft invloed op ons, of we het nu willen of niet: we moeten luisteren naar zijn wetten.
Zondag en maandag
Meer dan een eeuw geleden zei de Duits-Joodse filosoof Walter Benjamin (1892-1940) al dat onze economie verdacht veel lijkt op een religie. Het is een religie “zonder dogma, maar met een cultus”, zei hij. Er is geen heilig boek, maar we moeten wel luisteren naar de wetten van de schuld, van het geld dus. En als de hogepriesters zeggen dat we offers moeten brengen om de economie te laten groeien? Dan moet elke regering luisteren, anders wordt ze gestraft door “de financiële markten”. Op zondag belijden we ons geloof in de Schepper, maar op maandag voegen we ons weer naar de wetten van de economie.
De joodse wet
Het is geen toeval dat de joodse wet strenge regels had voor geld. Veel Thoravoorschriften (bijvoorbeeld Deuteronomium 24 en Leviticus 25) gaan hierover. Betaal eerlijk loon, breng niemand in het nauw door strenge leningen, zorg voor de armen, de weduwen en de wezen, verkoop de armen geen voedsel voor winst, en: vraag geen rente.
De zogenaamde Jubelwetten in Leviticus 25 schrijven voor dat het land elk zevende jaar moet rusten, en dat gekocht land elke 49 jaar moet worden teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar. Wie door armoede zijn land heeft moeten verkopen, krijgt het dus terug. Alle schulden moeten worden weggestreept en alle schuldslaven worden vrijgelaten.
Dit was precies waar Jezus over begon in de synagoge in Kafarnaüm, in Lucas 4. Hij zei dat dit eindelijk zou gaan gebeuren. Zijn revolutionaire woorden wekten woede: een paar minuten laten wilde de meute hem in de afgrond gooien.
Betaal iets voor iemand anders, ongevraagd
Stukje metaal
Als Jezus het over geld heeft, gebruikt Hij consequent de naam van de afgod Mammon. Dat woord betekent geld, bezit, of ‘dat waarop je vertrouwt’. Jezus zegt zelfs dat het een ‘onrechtvaardige’ afgod is. Hij zegt niet dat je geen geld mag aanraken omdat het vies is. Integendeel, Jezus gaat ermee om alsof het maar een stukje metaal is waarmee je de belasting kunt betalen. En als de keizer dat spul zo nodig wil hebben, moet je dat maar geven.
Pas op, zegt Hij: als je er niet mee omgaat als een stukje metaal dan wordt het een macht. Eentje die de neiging heeft op de troon te klimmen en ons de wet voor te schrijven. Wij hebben namelijk snel de neiging de Schepper te vergeten en godjes te maken van andere machten die ons materiële zekerheid beloven.
Schat en hart
Waar onze schat is, daar is ook ons hart, zegt Jezus in Matteüs 6. Regelmatig hoor ik mensen de zin precies andersom zeggen: je kunt best een schat hebben, als je hart er maar niet bij is. Maar Jezus zegt iets heel anders: waar je schat is, daar ís je hart. Daar kun je niets aan doen, dat is nu eenmaal waar je je zekerheid op bouwt. Maar je kunt niet op twee dingen bouwen, je moet kiezen, zegt Jezus: God of de Mammon.
‘Geleend van God’
Jezus houdt ons voor dat alles uiteindelijk een gave van God is. Iemand gaf me een keer de tip om op alles wat ik in mijn huis heb een stickertje te plakken met ‘geleend van God’. Dat beeld is me altijd bijgebleven. Ik ben slechts een rentmeester van de spullen van Iemand anders. De spulletjes en zilveren muntjes waar ik voor mag zorgen? Het zijn slechts dingen, tijdelijke middelen. Die zijn misschien gemaakt door koningen of keizers of commerciële banken, met nobele of minder nobele intenties, maar God staat boven alles. De machten van deze wereld kunnen veel beloven, maar uiteindelijk houden ze geen stand. Ook de macht van het geld zal vallen, het zal op een dag voorbij zijn.
Duidelijke adviezen
In de brieven van Paulus en Petrus lezen we duidelijke adviezen voor wat we ermee moeten doen in de tijd die ons rest: deel wat je hebt, wees gastvrij, zorg voor de armen, werk voor je brood, enzovoorts. En, zoals Jezus zelf zegt: maak vrienden met de onrechtvaardige Mammon. Maak er goed gebruik van, zorg dat je je geld omruilt voor vriendschap en andere dingen die eeuwigheidswaarde hebben. Want op een dag is de Mammon er niet meer en dan ben je de pineut, met je dikke bankrekening.
Taboe
Ik denk dat dit een van de moeilijkste taboes is in de westerse kerk. Wij geloven namelijk ten diepste wél dat geld vrijmaakt. Dat het óns bezit is – in plaats van geleend van God. Dat we nuttiger kunnen zijn voor de wereld als we meer verdienen, want dan kunnen we toch ook meer weggeven? Geld geeft mij het gevoel dat ik de baas ben, dat ik mag bepalen, dat ik zelfstandig ben en vrij. Maar heel subtiel sluipt er een omkering in: het neutrale middel dat ik zo handig vind, wordt zo belangrijk en noodzakelijk dat het uiteindelijk een doel wordt. In geestelijke termen: het gaat op de troon zitten.
Alle andere heren
In een maatschappij waar steeds meer relaties commercieel worden, is het heel moeilijk om ‘zuiver’ te leven en geen geld aan te raken. Maar dat is onze opdracht ook niet. Onze taak, zegt Paulus, is de machten van de wereld te verkondigen dat Christus de Heer is – niet zij. Daar hoort bij dat we aanbidding weigeren aan alle andere heren die op de troon willen zitten.
Stop met rekenen. Het is namelijk allemaal geleend van God
Richard Foster schrijft in zijn boek Feest van de navolging (2002) dat je geld van de troon kunt duwen door ermee te doen waar het niet voor gemaakt is: weggeven. Elke keer weer. Betaal iets voor iemand anders, ongevraagd. Neem iemand mee uit eten en betaal de rekening. En als iemand anders voor je wil betalen: accepteer het liefdevol zonder je te schamen. Stop met rekenen. Het is namelijk allemaal geleend van God.
Geef gul
En vergeet de mensen niet die minder hebben. Geef gul, niet alleen omdat zij het nodig hebben, maar ook omdat je er vrij van wordt. En als je bang bent dat het je relatie vertroebelt, of als je toch stiekem merkt dat je trots wordt op je nobele gift? Stop het dan anoniem bij iemand in de bus. Echt, dat is bevrijdend en het creëert een ruimte waarin God zich kan laten zien op manieren die je nooit had verwacht.
Tekst: Frank Mulder
Meer Visie-artikelen?
Schrijf je in voor de emailnieuwsbrief en blijf op de hoogte!
Lees onze privacyverklaring.