Van sportvriendin tot familievriend: de ene vriendschap is de andere niet
Elke dynamiek voegt weer wat anders toe
17 oktober 2024 · 12:33| Leestijd:12 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Een vriendschap is een wonderlijk iets. Soms heb je een klik vanaf het eerste ogenblik. Soms is er eerst antipathie en lach je later om de vooroordelen die er ooit waren. Soms evolueert een kennis of collega tot hartsvriendin. Schrijver en spreker Annemarie van Heijningen legt een aantal van haar eigen vriendinnen onder de loep.
Als je naar je vriendenkring kijkt, zie je vaak dat elke vriendin een eigen rol speelt. Met de een kun je filosofisch bomen, met de ander heb je vooral lol, met de derde is er actie en adrenaline, met de vierde een gedeelde passie en nummer vijf ontmoet je alleen bij bepaalde gelegenheden (op een verjaardag of bij de supclub). Natuurlijk is dit niet in beton gegoten; met je sportvriendin valt er te lachen en met het loltype kun je goeie gesprekken hebben. Maar in grote lijnen is een vriendschap vaak gelinkt aan een gedeelte van je leven, aan een bepaalde activiteit of fase.
Vanuit die invalshoek heb ik eens naar mijn eigen vriendinnen gekeken: wie hoort bij welk stukje van mijn bestaan?
De dezelfde-fase-vriendin: Christina
Dertig jaar terug in de tijd. Ik werkte als zaterdagkracht bij een kaasboer en leerde tegen wil en dank fulltimer Christina kennen. We waren allebei christelijk en allebei schipperskind. Daarmee had je meteen alle overeenkomsten benoemd, want we leken in niets op elkaar. Om eerlijk te zijn vonden we elkaar ook niet zo leuk. Achter de toonbank gedroegen we ons uiteraard sociaal wenselijk, maar zij vond mij hysterisch en ik vond haar saai (en een tikje stuurs).
Na mijn opleiding kreeg ik een fulltime baan. Einde kaasboer, einde Christina. Het werd geen hartroerend afscheid.
Zeven jaar later, mijn man Michel en ik waren net verhuisd naar Zwijndrecht, kwam ik haar de eerste de beste zondag tegen in onze nieuwe kerkelijke gemeente. In de kindercrèche – we hadden allebei een peuterjongetje op onze arm. Zonder dat we het wisten, was ik vlak bij Christina komen wonen. “Kom eens langs”, zei ze, wat ik meteen de volgende ochtend deed. Dat vond ze een beetje raar, zo vlug.
Zij vond mij hysterisch en ik vond haar saai.
Onze jongens werden vriendjes. Onze echtgenoten konden het goed met elkaar vinden en wij werden van de weeromstuit vriendinnen. We fietsten dagelijks samen naar de basisschool, kregen allebei een tweede zoon (die ook vriendjes werden). Na vijfeneenhalf jaar verhuisden Michel en ik opnieuw, ditmaal naar Groningen. Daar bleven we twaalf volle jaren hangen, maar dat veranderde niets aan ons contact. Eens in de zoveel tijd kwam Christina met man, koffers en kinderen een paar dagen bij ons bivakkeren.
Christina voelt zich het meest senang bij mensen die zich grijzemuizerig gedragen. Dat ik in denken en doen regelmatig uit de band spring, wil ze me op zich vergeven, mits ik het niet te bont maak. Zo is Christina. Ik vind haar geweldig, om haar loyaliteit, haar eerlijkheid en haar onderkoelde grapjes.
Sinds 2021 wonen we opnieuw op fietsafstand van elkaar. Onze jongens zijn getransformeerd tot jongvolwassenen. Christina en ik zijn weinig veranderd: immer elkaars tegenpolen en immer in dezelfde levensfase. Dat laatste maakt dat er, ondanks onze verschillen, altijd wat te delen valt. We lopen tegen dezelfde dingen aan, hebben elkaars verhalen en adviezen nodig. Ik denk dat we vriendinnen blijven tot de dood ons scheidt.
De sportvriendin: Mirella
In mijn begin-twintigerstijd ging ik twee keer per week naar het zwembad voor vijftig baantjes per keer. Klinkt dodelijk saai en dat was het ook. Gelukkig ontmoette ik Mirella en Mirella maakte het leuk. Vaak zwommen we samen op, al ging Mirella sneller. Dat laatste kwam deels doordat ik een baby in mijn buik had en een zwangerschap een mens niet bepaald gestroomlijnd maakt. Daar stond tegenover dat ik achterover van het duikblok durfde (met baby en al, wat me commentaar opleverde van zwemmende oudjes, maar dat even terzijde).
Slappe lach is minstens zo goed voor de buikspieren.
Soms gaven Mirella en ik de brui aan de baantjes en werden we speels. Wie het langst op de drijflijn kon lopen zonder eraf te vallen. Wie het langst onder water kon zwemmen. En: “Jij duikt in het water en ik hou je enkels vast en dan onder water samen de koprol.” Dat soort lol bindt samen, al bleef de vriendschap binnen de muren van het zwembad. Vanaf de kant (chloor maakt loom) observeerden we peinzend de trage 60+’ers en ontdekten we hoe gek het er eigenlijk uitzag, die heen en weer schuivende hoofden op het water. Hahaha, net gesnelde koppen die met de stroom meedrijven. Slappe lach is minstens zo goed voor de buikspieren als vijftig keer op en neer. Een zwemsessie met Mirella was altijd geslaagd, de activiteit bond ons samen. Een sportvriendschap is de ultieme motivatie om in beweging te komen.
Helaas, Mirella emigreerde richting onze zuiderburen en ik sloeg van armoe aan het babyzwemmen. Daarmee (en geheel conform onze gezamenlijke activiteit) verwaterde de vriendschap.
De familievriend: Roelof
Als je zus of nicht je beste vriendin is, wordt dat op Insta wel #framily genoemd. Nu hou ik niet van dat soort geneuzel. BFF, bestie, dinnetje – mij niet bellen. Maar ik heb wel een framily. Zijn naam is Roelof. Onze vaders waren broers. We dragen dezelfde achternaam en die dragen we fier, trots als we zijn op onze Steenbergse eigenzinnigheid. Het voordeel van een framily is dat je eindeloos kunt bomen over familiepatronen, over de stamouders en hun nazaten. Het is een vriendschap met een extraatje: de genetische overeenkomsten, het gedeelde DNA. Roelof en ik delen onze (zwarte) humor en vinden dezelfde dingen ontroerend, grappig of awkward. Hoewel hij een neef is, voelt hij als de broer die ik nooit heb gehad.
BFF, bestie, dinnetje – mij niet bellen. Maar ik heb wel een framily.
Dat ik een man heb toegevoegd aan mijn vriendenkring had ik vooraf niet bedacht. Ik kan niet voor een ander spreken, maar voor mezelf vind ik diepgaand contact met een andere man dan de mijne toch een beetje riskant. Een neef is in dat opzicht een handige oplossing om op safe te spelen. Een vent in mijn vriendinnenrijtje voegt zeker iets toe. Voor light tot medium shockerende grappen ben ik bij hem aan het juiste adres. Verder wisselen we boektitels uit en kijken we voornamelijk naar léérzame films: documentaires over ingewikkelde en zwaarbeladen maatschappelijke thema’s waar je na afloop lang over loopt te denken. Al te verstrooiend televisiekijken vinden we zonde van de tijd. Gelukkig hebben we allebei een partner die ons van tijd tot tijd richting de bank schopt voor een lichtvoetige serie.
De vakantievriendin: Jolanda
Soms verandert een werkvriendin naar een vakantievriendin. Jolanda leerde ik op het werk kennen, waar ook onze eerste gezamenlijke vakantie plaatsvond: op kamp met de groep tieners die we beroepshalve onder onze hoede hadden. Behalve het feit dat ik op het parkeerterrein van de McDonald’s schade reed met haar kekke autootje, liepen de dingen gesmeerd: we konden best eens met vakantie als we zónder tieners waren.
Zo geschiedde. Geen lange reizen. Gewoon een midweek of een twee- of driedaagse. Onze gezamenlijke interesse voor de Tweede Wereldoorlog is leidend voor onze bestemmingen: Polen, Amsterdam, Berlijn, Westerbork.
Onze reizen komen altijd goed, maar bij tijden via ongeplande omwegen en gemiste treinen.
Het is soms wat passen en meten tijdens onze trips. Ik heb een bijzonder slecht richtingsgevoel en vertrouw blindelings op het hare. Je zou zeggen: dat vult elkaar mooi aan. Maar Jolanda’s richtingsgevoel bestaat voor het overgrote deel uit optimisme en luchthartigheid. Haar levensmotto is: het komt allemaal goed. Dat komt het doorgaans ook, maar bij tijden via ongeplande omwegen en gemiste treinen. Van de trein missen krijg ik altijd een hartverzakking, van de weg kwijtraken ook. “Waarom stel je je dan ook zo afhankelijk van mij op?” vraagt ze in zulke gevallen. “Ik wil heus wel navigeren,” jammer ik dan, “maar ik kán dat gewoon niet.” Waarop zij me onderbreekt met een: “Ooh kijk! Dat geveltje! Daar, bij dat huisje recht voor je! Naast dat smalle steegje.” Dat ze veelvuldig gebruikmaakt van verkleinwoorden is een ander gebrek van haar. Ik vind de meeste verkleinwoorden stom, ze maken de taal truttig. Evenwel ben ik bereid Jolanda voor dit mankement gratie te verlenen, omwille van haar aanstekelijk enthousiasme. Ze heeft me geleerd oog te hebben voor natuur, cultuur en architectuur.
Enfin, het wordt tijd dat we samen naar Normandië gaan, naar de stranden van D-day.
De tijdelijke vriendin: Hannelore
Hannelore ontmoette ik in 2006 bij een training ‘Grip op je dip’. We zaten allebei in een dippige periode en zo smeet het leven ons bij elkaar. Hannelore viel op. Ze had het figuur, de coupe (en de cup) van een barbie, en haar lippen waren felrood. Bij de kennismakingsronde zei Hannelore: “Ik heb een psychiatrisch dossier van een halve meter hoog, ben verslaafd aan roken en woon samen met Henk.”
Vooral met dat laatste viel ze ernstig uit de toon, daar de training werd gegeven in orthodox christelijke setting, waar men wordt geacht te húwen in plaats van te hókken. Henk was Hannelores kat, maar dat vertelde ze er in eerste instantie niet bij. Expres. Zo was Hannelore en zo marcheerde ze rechtstreeks mijn hart binnen.
De vriendschap was intens. Hoewel jonger dan ik, was ze door de wol geverfd (en door het leven gevormd). Met Hannelore kon je alles bespreken, taboeloos en zonder gêne.
‘Hannelore marcheerde rechtstreeks mijn hart binnen.’
Mijn verhuizing naar Groningen heeft de vriendschap doen verbleken. Groningen is voor Zuid-Hollanders een uithoek. Bovendien was ik niet Hannelores enige vriendin: ze grossierde in vriendschappen. Ze hield intens van de mensheid en van het leven. Haar savoir vivre (zoals de Fransen dat plegen te noemen) en ongekunsteldheid waren onweerstaanbaar.
Mocht het leven ons op een goeie dag opnieuw bij elkaar mikken, dan zullen we ons weer met elkaar verbinden. Daar ben ik zeker van.
Shout-out
Natuurlijk zijn er nog meer soorten vriendschappen te noemen: de vanaf-de-wieg-vriendin, de dezelfde-passie-vriendin, de door-noodlot-verbonden-vriendin, de wijze-raad-vriendin en de harde-kern-vriendin (de vriendin die al een half leven meegaat en niet gebonden is aan wat voor interesse of fase dan ook). Als je voor jezelf bedenkt welke rol welke vriendin in welk deel van jouw leven speelt, kom je al snel onder de indruk van het fenomeen ‘vriendschap’.
Tot slot: het is nog lang geen Valentijnsdag, maar voor een shout-out naar je vriendinnen hoeft het niet per se 14 februari te zijn. Pak je telefoon, stuur ze een hartje of een bloemetje of een hug – en vertel dat ze hun gewicht in goud waard zijn.
Vriendschappen op de werkvloer
Beate Volker heeft onderzoek gedaan naar volwassen vriendschappen, waaruit bleek dat vriendschappen op het werk minder vaak voorkomen dan je wellicht zou denken. Volker: “Vriendschappen ontstaan eerder op het schoolplein of bij de sportclub dan op de werkvloer. Op het werk staat een drietal zaken een vriendschap in de weg: tijdsdruk, competitie en hiërarchie. Tijdsdruk spreekt voor zich: een vriendschap vraagt tijd en aandacht, terwijl je op het werk simpelweg dóór moet. Hoe hoger de werkdruk, hoe minder kans op vriendschap.
Ook competitie is een obstakel: als je in het bedrijf hogerop wilt, worden collega’s min of meer concurrenten. Bij kans op promotie en intern solliciteren, ga je niet meer van alles delen met elkaar. En wat betreft hiërarchie: als je bevriend raakt met je leidinggevende, zorgt dat niet alleen voor geroddel en jaloezie tussen collega’s, het is in de vriendschap zelf ook moeilijk om werk en vriendschap te scheiden. Je leidinggevende is ook de persoon die over je salarisverhoging en je contractverlenging gaat.”
Gelijkwaardig
Is een vriendschap op de werkvloer en samen afspreken buiten de werkvloer dan ongepast?
Volker: “Ongepast is het alleen als het gaat om een vriendschap tussen een leidinggevende en een ‘leidingontvanger’, of tussen werkgever en werknemer. Verder is een werkvloervriendschap niet per se ongepast, het werkt alleen niet zo goed. Naast de drie obstakels die ik zojuist noemde, voelt het in een team ook gewoon fijner als de relaties onderling min of meer gelijkwaardig zijn. Wanneer in een team van vijf mensen twee personen innig bevriend raken, krijg je al snel te maken met scheve verhoudingen, kliekvorming, geroddel. Allemaal niet bevorderlijk voor de sfeer.”
De ideale setting
Vriendschappen op de werkvloer komen in bepaalde sectoren vaker voor. Gek (of grappig) genoeg blijkt dit afhankelijk te zijn van het rooster. Volker: “In sectoren met onregelmatige diensten (non-standaard werkuren) lopen werk en privé makkelijk door elkaar, waardoor er makkelijker een vriendschap ontstaat. Denk aan creatieve beroepen (journalisten, acteurs, kunstenaars) en aan de zorg. Een voorbeeld bij de laatste categorie: samen met je collega-verpleegkundige een late dienst draaien, bindt samen. Heel Nederland slaapt, behalve wij tweeën.”
Intens
Soms heb je het bijzonder leuk met een collega, maar je zou het niet direct een vriendschap noemen. Het is iets tussen vriendin en collega in. Zou daar een woord voor zijn? Op Insta duikt af en toe het woord #vrollega op: een samenvoeging van vriend(in) en collega, maar echt hot wil die term niet worden.
Volker: “Een collega waarmee je extra goed overweg kunt, noemen we in de volksmond meestal gewoon ‘goeie collega’. Een collega kan vrij makkelijk een ‘goeie collega’ worden; je komt elkaar voortdurend tegen. Dat maakt het contact intens. Je ziet wanneer de ander slecht geslapen heeft, verliefd is, of een nieuw jurkje heeft gekocht. Je komt veel te weten over elkaars privéleven.”
Vriendschap met een oud-collega
Het is balanceren tussen collegiaal en vriendschappelijk. Tot een van de twee een nieuwe baan krijgt. Je spreekt natuurlijk nog eens af – en buiten de muren van het bedrijf gebeurt het dan toch: er ontstaat een vriendschap. Dit komt vrij vaak voor en is, wat Beate betreft, een mooie indicatie van de mogelijkheden en onmogelijkheden van werkvloervriendschappen: “Je kunt het op het werk al leuk met elkaar vinden, maar de context en de bijbehorende obstakels staan een vriendschap in de weg. Zodra deze context wegvalt en jullie geen collega’s meer zijn, is er ruimte voor verdiepend contact.”
Tekst: Annemarie van Heijningen-Steenbergen
Beeld: Eigen foto's