Cora werd moeder van een drieling: ‘Ik dacht dat ik nooit zwanger zou worden’
Meer dan verwacht
12 december 2024 · 08:00| Leestijd:12 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Cora (33) en haar man Floris (37) besluiten na ruim vier jaar proberen om zwanger te worden, even pauze te nemen. Cora: “De laatste ivf-poging had er nogal ingehakt, mijn hele lijf was uit balans gebracht. We zouden in het nieuwe jaar de draad weer oppakken.” Maar dan blijkt Cora wonder boven wonder zwanger te zijn. Van een drieling.
“Je hebt vrouwen die al van kinds af aan moeder willen worden. Zo’n vrouw ben ik niet. Mijn man en ik wilden wel graag een kindje, maar ik dacht ook: als het niet lukt, heb ik alsnog een goed leven. Toen we een jaar of vier getrouwd waren, besloten we met alle voorbehoedsmiddelen te stoppen en maar te kijken wat er zou gebeuren. Nou, helemaal niets. Na ruim een jaar zonder resultaat, gingen we toch maar eens langs de dokter, maar alles zag er goed uit. Een half jaar later begonnen we aan onze eerste inseminatiepoging. De eerste keer vond ik spannend. Maar met elke poging nam de hoop, en daarmee ook de spanning, steeds een beetje af. Het meest frustrerende was dat er helemaal geen reden leek te zijn waarom het niet lukte om zwanger te worden. En in zo’n ziekenhuis is de romantiek ook ver te zoeken natuurlijk. Gelukkig vond ik de behandelingen verder niet heel zwaar en kon het gewone leven ondertussen doorgaan.”
Een paar maanden rust
“Na acht pogingen stapten we over op ivf. Dat vond ik wel een dingetje. De medicatie was heftiger en had meer impact op hoe ik me voelde en ik moest vaker naar het ziekenhuis. Tijdens de eerste poging bleek dat mijn lichaam nauwelijks op de hormonen reageerde en de kans dat deze ronde zou slagen was minimaal. De poging werd afgebroken. De volgende ronde kreeg ik de maximale dosis toegediend. Ergens voelde ik een natuurlijke weerstand tegen al die hormonen in mijn lijf. Maar als dit nodig was om zwanger te worden, dan gingen we ervoor. Ik voelde het echter aan alles, mijn hele lijf was uit balans gebracht. Helaas strandde ook deze poging. De artsen zagen bij de bevruchting geen enkele interactie tussen het DNA van mij en dat van Floris. Toen ik dat hoorde, voelde ik me voor het eerst een beetje verslagen en dacht ik dat ik misschien nooit zwanger zou worden. Er was nog één optie over die we konden proberen: icsi. Maar eerst had ik behoefte aan een paar maanden rust. We gingen op vakantie en zouden in het nieuwe jaar de draad weer oppakken.”
Als dit nodig was om zwanger te worden, dan gingen we ervoor.
Baby A, B en C
“Toen ik terugkwam van onze vakantie naar Mexico, voelde ik me helemaal niet lekker. Ik was voortdurend misselijk. Ik dacht dat ik een voedselvergiftiging had opgelopen, maar de klachten bleven lang aanhouden. Ook mijn cyclus kwam maar niet op gang. Ik weet dat aan de hormonen die mijn lijf in de war hadden geschopt tijdens de ivf-behandeling. Mijn schoonzusje raadde me aan om voor de zekerheid een zwangerschapstest te doen. Ik kon niet zwanger zijn, dat was immers onmogelijk. Maar vooruit, ik had er nog eentje liggen, dus waarom niet? En ja hoor, volgens de test was ik zwanger. Ik geloofde dat natuurlijk niet.
Ik belde mijn beste vriendin, die toevallig ook verloskundige is. Zij adviseerde me om het ziekenhuis te bellen. Daar waren ze zo lief om nog diezelfde dag een echo te maken. Voordat ik het Floris zou vertellen, wilde ik eerst zeker weten of het klopte. Mijn vriendin ging met me mee. Door het hele traject waar we in zaten, kon ik inmiddels een beetje echo’s lezen. Ik zag gelijk twee baby’tjes. Alleen de echoscopist en mijn vriendin zeiden helemaal niets. Ik zag zelf geen hartslag, dus ik dacht dat het niet goed was. Tegelijk voelde ik ook een sprankje hoop, want dit betekende dat ik in ieder geval zwanger kon raken! Na een lange stilte zei de echoscopist: ‘Ik zie hier een hele mooie baby A met een kloppend hartje. Ik zie hier ook een hele mooie baby B met een kloppend hartje. Én ik zie hier een hele mooie baby C met een kloppend hartje!’ Ik denk dat ze wel vijf keer opnieuw heeft geteld, maar het waren er toch echt drie. Ik was natuurlijk heel blij. Tegelijk dacht ik ook: hoe groot is de kans dat dit goed gaat? Een drieling leek me een enorm risico. Ik bleek al bijna negen weken zwanger te zijn; dat ik die eerste cruciale weken voorbij was, was een goed teken. Ook dat alle drie de baby’s even hard groeiden was gunstig. Het zag er hoopvol uit.”
Ik denk dat de echoscopist wel vijf keer opnieuw heeft geteld, maar het waren er toch echt drie.
Hoogrisicozwangerschap
“Ik wilde dit niet over de telefoon aan Floris vertellen. Ik kocht drie kleine babypakjes die ik samen met de zwangerschapstest op tafel legde. Toen Floris uit zijn werk kwam, vertelde ik dat ik zwanger was. Ook hij kon het haast niet geloven. Toen wees ik op de kleertjes en vroeg ik of hem nog iets opviel. ‘Het zijn er toch geen drie?!’ We hadden zeker een paar dagen nodig om dit te laten landen. Twee dagen na de eerste echo moest ik terug naar het ziekenhuis, deze keer ging Floris mee. Toen hij de hartjes zag kloppen, begon het voor hem ook te leven.
Omdat ik met een eeneiige drieling een hoogrisicozwangerschap had, rolde ik meteen de medische mallemolen in. Er werd ons op het hart gedrukt om ook rekening te houden met het scenario dat het anders zou kunnen lopen dan we hoopten. Stap voor stap gingen we de zwangerschap door. Om de week kreeg ik een groei-echo. Het was best een spannende tijd. Op de twintigwekenecho zag alles er goed uit. Met 25 weken waren de baby’s nog heel kwetsbaar, maar levensvatbaar. De arts zei: ‘Vanaf week 30 is iedere week dat ze langer in jouw buik zitten meegenomen.’ Het plan was om de baby’s met 34 weken te halen. Maar ik voelde de baby’s zo goed en de echo’s zagen er telkens zo goed uit, dat ik het heb weten te rekken tot 35 weken. Ik was wel moe hoor, mijn hart moest hard werken om al het bloed rond te pompen. Gelukkig had ik een goede conditie, maar als ik de trap op liep, was ik al helemaal kapot.
Het allerliefste wilde ik op de natuurlijke manier bevallen, maar dat werd me sterk afgeraden.
Het allerliefste wilde ik op de natuurlijke manier bevallen, maar dat werd me sterk afgeraden. De baby’s lagen alle drie in stuit en ze zaten in elkaar gehaakt. Dat zou veel complicaties kunnen opleveren. Vlak voordat ik de keizersnede zou krijgen, probeerde ik toch nog allerlei trucjes om een natuurlijke bevalling op te wekken: acupunctuur, dadels eten, bepaalde oefeningen doen. Heel stom eigenlijk, maar blijkbaar was er een bepaald moederinstinct in mij dat ze graag zelf de wereld in wilde duwen. Zelfs als dat eigenlijk niet verstandig was.
Drie jongens of drie meisjes
De laatste week moest ik iedere dag langskomen, alles werd goed in de gaten gehouden. Omdat het een eeneiige drieling was, werden het drie jongens of drie meisjes. We wilden het van tevoren niet weten, zodat tenminste íéts nog een verrassing zou zijn. Op dinsdag zouden de baby’s gehaald worden. Maar bij de controle op maandag zeiden ze: ‘We hebben slecht nieuws: er is morgen geen plek op de kinder-ic. Dus we halen ze vandaag, of als je toch graag morgen wilt, dan moeten we je doorverwijzen naar een ander ziekenhuis. Dat laatste wilde ik niet en dus belde ik Floris om te zeggen dat-ie moest komen.
Door middel van een ruggenprik werd ik plaatselijk verdoofd. Het was eigenlijk net zoals bij de tandarts: je voelt wel dat de kies getrokken wordt, maar het doet geen pijn. Zo voelde ik ook dat ze de baby’s eruit haalden. Toen ze de eerste baby aan me lieten zien, zag ik direct een piemeltje. We kregen drie jongens! Cees was de eerste, daarna haalden ze Teus eruit en tot slot kwam Saul. Alle clichés zijn waar: het was een heel mooi en bijzonder moment. Cees en Saul moesten nog een nacht in de couveuse. Maar Teus, de kleinste, waar we ons de meeste zorgen over maakten, hoefde dat niet. Het ging heel goed met hem. Dat was fijn, want dan kon ik in ieder geval één kindje bij me houden.”
Naar huis
“De jongens moesten achttien dagen in het ziekenhuis blijven. Omdat we drie baby’s hadden, hadden we een kamer voor onszelf en mocht ik bij ze blijven. Dat was fijn, maar ook best pittig, de hele dag in zo’n klein kamertje. Gelukkig mochten we wel bezoek ontvangen en ook de ondersteuning die we vanuit het ziekenhuis kregen was erg prettig. Het ging heel goed. Na achttien dagen deden we praktisch alles zelf, tot sondevoeding aan toe, en dus mochten we met z’n allen naar huis. Toen we voor het eerst met drie kindjes thuiskwamen, moesten we wel even onze draai vinden. In het ziekenhuis hadden we een routine opgebouwd, die moesten we nu weer opnieuw bedenken. Hoe zouden we het hier regelen? Alles moest tegelijk: flessen, luiers, drie kindjes leren kennen …
De nachten zijn wel pittig. Toen ze net geboren waren, maakten we ze om de drie uur wakker voor een voeding. Nu ze moeten leren doorslapen, laten we ze ’s nachts op verzoek komen. En dan komen ze natuurlijk niet tegelijk. Afgelopen weken was ik ’s nachts ieder uur wel wakker. Floris helpt gelukkig ook mee met de voedingen. Het is nu even investeren en hopelijk plukken we daar straks de vruchten van. Ik probeer mezelf maar voor te houden dat het een fase is. Gelukkig is er ook heel veel liefde en voel ik me ontzettend gezegend. Het zijn heel vrolijke, lieve jongetjes en ze groeien goed. We zien dit als een wonder van God. Het is soms hard werken, maar ook heel veel genieten.
Ook al is het een hele volksverhuizing om met drie baby’s naar het strand te gaan, ik doe het wel.
Natuurlijk zitten er pittige dagen tussen. Twee weken geleden hebben de jongens prikjes gehad en hebben ze de hele dag gehuild. Ik had geeneens tijd om een glas water te halen. Om 16.00 uur was ik er helemaal klaar mee. Ik twijfelde niet aan mezelf of ik het wel aankon, maar mijn emmertje zat gewoon vol. In een lezing van een gedragswetenschapper hoorde ik een keer dat 40 procent van de drielingmoeders een depressie krijgt. Ik heb in het verleden al eens met depressie te maken gehad en wil er alles aan doen om dat nu te voorkomen. Daarom is het heel belangrijk om af en toe tijd te nemen voor mezelf. Ik werk nu nog niet, maar drie keer in de week komt er een oppas. Dat is natuurlijk enorm luxe, daar ben ik me van bewust. Maar het zorgt ervoor dat ik m’n hoofd boven water kan houden. Zo kom ik toe aan m’n huishouden en heb ik af en toe tijd voor mezelf. Dan ga ik even sporten, spreek ik af met vriendinnen of ga ik naar m’n paard. Minstens zo belangrijk is het om dingen samen te blijven doen met Floris. Hier proberen we ook iedere maand heel bewust tijd voor vrij te maken. Daarnaast probeer ik er iedere dag met de drieling op uit te gaan. Al is het maar een uurtje. Ook al is het een hele volksverhuizing om met drie baby’s naar het strand te gaan, ik doe het wel.”
Balans houden
“We hebben ons zo goed mogelijk voorbereid op de komst van de jongens. Zo zijn we naar een meerlingendag geweest, waar ook een middag was voor drielingouders. Dat was heel behulpzaam. Een van de tips die we daar kregen, was: koop geen drielingwagen, dat is superonpraktisch. En dus hebben we een duowagen en een draagzak. Zeker die draagzak vind ik heel fijn. De een-op-een-tijd die je met de kindjes hebt is schaars, maar in de draagzak heb je er eentje heel dicht tegen je aan. Zo heb je toch even persoonlijke aandacht.
Als ik op pad ben, krijg ik vaak reacties van mensen die ik tegenkom. Mensen zeggen weleens: ‘Een drieling? Dan ben je gelijk klaar!’ Mijn antwoord daarop is dan: ‘Nee hoor, dit zijn pas de eerste drie.’ Haha! Of je klaar bent of niet, kun je natuurlijk niet voor een ander invullen. Ook krijg je als kersverse ouder ongevraagd veel goedbedoelde adviezen. Dat is heel lief, en soms ook behulpzaam, maar als moeder voel je zelf het beste aan wat je kindje nodig heeft. Sommige vrouwen die voor het eerst moeder worden, twijfelen aan hun eigen kunde of intuïtie. Gelukkig lukt het me aardig goed om me niet te veel van andere meningen aan te trekken en doe ik de dingen op mijn manier: zo sliepen de jongens meteen in hun eigen kamertje en liggen ze samen in een kinderwagen. En als de een soms wat meer aandacht krijgt dan de ander, dan is dat maar zo. Ik had van tevoren bedacht me daar niet schuldig over te voelen, maar dat werkt in de praktijk vaak anders. Op sommige dagen lukt het nou eenmaal niet zo goed om alles in balans te houden. Op andere dagen wel.
De jongens uit elkaar halen lukt niet altijd.
Veel mensen vragen zich af hoe we de jongens uit elkaar houden. Ik kan je vertellen: dat lukt niet altijd, haha! Mijn man heeft ze echt al heel vaak door elkaar gehaald. Ik heb er ’s nachts ook weleens één in het verkeerde bedje teruggelegd. De armbandjes met hun namen erop zijn een uitkomst. Op hun speentjes staat ook een naam, maar daar kun je niet op afgaan. Als Teus huilt en de speen van Saul ligt het meest dichtbij, krijgt hij die. Maar hoe beter je de jongens leert kennen, hoe meer je de verschillen ziet: Cees is de grootste, Saul heeft een ooievaarsbeetje boven zijn ogen. Zo houden we ze gemakkelijk uit elkaar. Ik heb veel zin in de toekomst. Ik zie uit naar ons gezin waarin de jongens opgroeien, er meer interactie komt, we rituelen ontwikkelen en vakanties met elkaar doorbrengen. Maar eerst heb ik vooral heel veel zin om weer goed te kunnen slapen.”
Tekst: Francien van der Valk