Hoewel Eva-columnist Rachel inmiddels al vele jaren volwassen is, zijn er mensen die daar bewijs van willen zien. Dit brengt haar terug naar de tijd dat ze net volwassen was. Nou ja, voor de wet dan.
“Maar mevrouw,” roep ik uit, “ik ben bijna dertien jaar getrouwd! Ik heb een kind dat inmiddels naar de middelbare school gaat.” Ze kijkt me met samengeknepen oogjes aan, maar geeft geen sjoege en nu moet ik helemaal terug naar mijn auto om met mijn rijbewijs te bewijzen dat ik inderdaad geen tiener meer ben.
Vierendertig lentes jong ben ik. Toen ik zestien jaar geleden de volwassen leeftijd van achttien bereikte, ging er een wereld voor me open. In de eerste twee weken reed ik met de auto van een vriendin van Amstelveen naar onze kerk in Amsterdam. Ik was oud genoeg om mijn rijbewijs te halen, maar jong genoeg om te denken dat ik het ook heus wel zonder kon.
Toen ik de volwassen leeftijd van achttien bereikte, ging er een wereld voor me open.
Ik was ook achttien jaar toen ik op kamers ging. Het grootste voordeel was dat ik nu ongegeneerd Marlboro Light kon opsteken waar en wanneer ik wilde, zonder het schaduwbeeld van een boze vader in mijn nek. Ik deed dat daarom binnen, gewoon in mijn bed. Als ik wakker werd, stak ik er gelijk één op. En als-ie op was, doofde ik hem in een rondslingerende bierfles of half leeggedronken koffiebeker die altijd wel binnen handbereik stond.
Mijn tweede triomf: ik hoefde nooit meer verplicht mijn moeders mie of macaroni naar binnen te werken. Gezond eten, redeneerde ik, was gewoon een wrede uitvinding om een kinderleven nog zwaarder te maken en aangezien ik nu geen kind meer was, kon ik eten wat ik wilde en meestal kwam dat neer op roze koeken. Voor de variatie probeerde ik eens kippenbouten, maar dat liep uit op een fiasco. Nu ben ik vierendertig en weet ik dat ze in de oven moeten en dat je ze niet in de pan kunt bakken. Maar dat soort dingen weet je nog niet wanneer je achttien bent.
Ik hoefde nooit meer verplicht mijn moeders mie of macaroni naar binnen te werken.
Enfin, ergens in dat levensjaar ontmoette ik ook Jaap en voor ik het wist, stond ik verstopt achter mijn eigen trouwauto een sigaret te roken. Ik was eenentwintig. Volwassen genoeg om te trouwen, blijkbaar, maar nog jong genoeg om het huisarrest van mijn vader – meestal minimaal een maand voor dit soort vergrijpen – te vrezen. Na een leuk feest met al mijn vrienden werd ik de volgende ochtend wakker naast mijn kersverse echtgenoot. Ik barstte in tranen uit, reed met onze trouwauto naar mijn ouderlijk huis, waar ik de rest van de dag op mijn oude slaapkamer cadeaus zat uit te pakken en geld te tellen. Twee maanden later was ik zwanger. Daar schrokken mensen best wel van.
Maar goed, dat is allemaal lang geleden en nu ben ik echt volwassen. Mijn rijbewijs bevestigt het en ik schuif het over de toonbank. De mevrouw achter de balie werpt er een blik op en geeft me een pakje Moods. De sigaretten zijn ingeruild voor rookwaar met meer cachet: sigaren. Ik pak er twee uit het pakje en rook ze in de regen op. Daarna begin ik aan het inmiddels vertrouwde riedeltje: kauwgum eten, deo, nog meer kauwgum. Het pakje verstop ik achter het reservewiel, waar Jaap het niet makkelijk kan vinden. Toen ik achttien was, had ik een studentenkamer met bierflesjes, nu moet ik volwassen zijn.