Hoe blijf je in verbinding met je kind als het botsen en knetteren is tijdens een pittig examenjaar? Columnist Miloe: “Je moet het gewoon niet meer over school hebben.”
“Je moet het gewoon niet meer over school hebben.”
Een uur na onze zoveelste ruzie zat ik op de rand van het bed van mijn 17-jarige zoon en knikte. “Ga ik proberen.”
Hij was chagrijnig geweest, zoals wel vaker dit examenjaar waarin hij en zijn flipperkastbrein gek werden van de grote hoeveelheden saaaaaie stof. Want wat was hoofdzaak, en wat bijzaak? En hoe het allemaal te onthouden? Ik had waarschijnlijk iets gezegd over zijn humeur, over gamen in plaats van leren, over eindeloos uitslapen. Of misschien ging het over een 5,5 en zijn volharding dat dat een prima cijfer was, tegenover mijn definitie ervan: een krappe voldoende. In ieder geval was de vlam in de pan geslagen.
Miloe over botte adviezen: ‘Ik was te kwetsbaar, hij niet geïnteresseerd in mijn overwegingen’
Al jaren dansen mijn oudste en ik, beiden gezegend met een even sensitief als gepassioneerd karakter, op een dun koord. Hij die irritatie, chagrijn en stress er sneller uitgooit dan ik adem, ik die daar net wat te vaak op reageer. Het maakt onze relatie intens, en zorgt dat we regelmatig samen naar beneden kukelen. En dat kan ik niet altijd uitleggen. Want opvoedadviezen vertellen niet wat te doen wanneer je kind je op je knieën dwingt. Zeggen niet dat ‘gewoon grenzen aangeven’ bij deze types tot zo’n gevecht kan leiden dat je je voelt als een gesmolten ijsje, liefdeloos achtergelaten in de speeltuin.
Na deze zoveelste ruzie nam ik een besluit. Ja, hij had onaardige dingen gezegd, maar ík was de volwassene. En dus had ik aangeklopt, zei ik sorry voor mijn berispende opmerking, dat ik zo graag had willen zwijgen, maar me dat niet altijd lukte. Hij had nog een tijdje gebokt, telefoon voor zijn hoofd, en toen gemompeld dat het hem écht niet lukte om eerder te beginnen met leren.
Mijn biecht leidde tot die van hem, en dat keerde onze neerwaartse spiraal. Ik zei vanaf dat moment eerder sorry, klopte vaker aan, ging op mijn tenen staan om zijn lange lijf te omhelzen, ook als hij tegenstribbelde.
Ja, hij had onaardige dingen gezegd, maar ík was de volwassene.
Zijn centraal schriftelijk begon hij met een zes en hij knalde de examenweken door op een vat adrenaline. Na twee weken waren we uitgeput. Eindelijk kwam het verlossende telefoontje. En terwijl mijn hartslag inmiddels was gestegen tot ver boven de honderd, zette hij zijn telefoon übercool op speaker en hoorden we zijn mentor zeggen dat hij was geslaagd. Er was een ‘I told you so’-beweging, ik gilde en snikte tegelijk, en toen hij even later zijn cijferlijst op ging halen, las ik met een glas prosecco de app van een vriendin.
‘Zie je nou wel? Het komt gewoon goed.’
Even voelde ik naast de euforie een steekje. Ik dacht aan wat vijf jaar middelbare school van zijn en mijn ADHD-brein had gevraagd. Niet pushen, maar inchecken en aanmoedigen, ook als hij lelijk deed, ook als ik eigenlijk te moe was, en tegelijkertijd zijn grenzen respecteren. Vasthouden en loslaten, een ultieme beproeving in mezelf reguleren, in weten wat van mij was en wat van hem.
En dat is ook een dik vet diploma waard.
Miloe van Beek is journalist, schrijfcoach en heeft vier boeken op haar naam staan. Ze is gefascineerd door familiesystemen en ontrafelt het liefst bestaande patronen. Daar schrijft ze dan ook over in haar columns voor Eva. Miloe is getrouwd met Marcel en samen hebben ze een tienerzoon en -dochter, twee honden en een kat.