Journalist Sander de Kramer: ‘Als ik mijn hart niet had gevolgd, waren veel kinderen dood geweest’
Interview
21 januari 2025 · 09:41| Leestijd:12 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Over journalist en presentator Sander de Kramer (51) wordt gezegd dat hij het grootste hart van Rotterdam heeft. Als achtjarig jochie stond hij met zijn moeder in De Doelen te demonstreren voor de onderdrukte medemens. Ruim zeventien jaar geleden ging de journalist uit pure nieuwsgierigheid naar Sierra Leone, omdat hij “weleens wilde weten hoe het was op de slechtste plek ter wereld”. Sindsdien redt hij talloze weeskinderen uit goud- en diamantmijnen daar.
In De Tuin van de Vier Windstreken aan de Kralingse Plas is het rond lunchtijd een gezellige drukte. Deze gelegenheid fungeert als Sanders ‘kantoor’ als hij in Nederland is. Terwijl hij op een hoge barkruk aan een statafel zit, vertelt hij het bedienend personeel over zijn laatste belevenissen. Hij is die ochtend net geland vanuit Sierra Leone. Sander is hier kind aan huis, dus hij moet zich losmaken van de drukte voor het gesprek. Terwijl hij richting een wat rustigere plek loopt, klinkt de vraag: “Wil je wat drinken?” Even later arriveren een cappuccino en een glas water. De Rotterdamse gastheer legt zijn telefoon op tafel, neemt een slok water en zegt: “Kom maar op met die spreuken!”
Wind je niet op over kwaadaardige mensen (Spreuken 24:19)
“Ja, dat is een goeie. Ook om jezelf in balans te houden. Een paar maanden geleden heb ik met mijn organisatie Sunday Foundation 150 kinderen uit de diamantmijnen gehaald. De diamanthandelaren zijn voor mij wel echt de personificatie van het kwaad, want je weet gewoon dat je geen kinderen van drie, vier, vijf jaar aan het werk zet van de ochtend tot avond om over hun ruggetjes ontzettend rijk te worden. Dat klopt voor geen meter. Ik ga altijd met de paramount chief, dat is de hoogste chief uit een dorp, naar de mijnen. Die heb ik ooit overtuigd dat ik die kinderen meer te bieden heb dan de diamanthandelaren: community.
Cynisch en bitter
Weet je, het is zo vervreemdend dat het duurste steentje ter wereld – dat in het westen symbool staat voor ultiem geluk en we op de mooiste dag van ons leven om elkaars vingers schuiven – aan de andere kant van de wereld wordt opgegraven door de meest doodongelukkige weeskinderen. Toen ik dat voor het eerst zag, heb ik mezelf een belofte gedaan: al wordt het m’n dood, ik ga proberen die kinderen uit die mijnen te krijgen. Ik heb me enorm opgewonden over dit kwaad, want de handelaren reden daar letterlijk in Hummers! Maar het moment dat ik hierdoor mijn oren te veel laat hangen, word ik cynisch en bitter en dan zou ik wel eens kunnen doorslaan. De bad guys kom je overal tegen in de wereld en toch laat ik me er niet door leiden.
Tekst gaat verder onder het kader.
Over Sander de Kramer
Gezinssituatie: getrouwd met Wendy, met wie hij zoon Krijn (9) heeft. Uit een eerdere relatie kreeg Sander dochter Sanne (25).
Beroep: journalist, presentator, filantroop
Levensloop: Sander studeerde rechten en Nederlands. Zijn televisiecarrière begon bij RTV Rijnmond. In 2009 werd hij presentator voor KRO-NCRV. In datzelfde jaar was hij diverse keren tafelheer bij het tv-programma De Wereld Draait Door. Jarenlang was hij commentator bij het EO-radioprogramma Dit is de Dag en momenteel is hij panellid van het nieuwsforum Langs de Lijn en omstreken (EO/NOS). Wekelijks schrijft hij een column in De Telegraaf. Daarnaast heeft hij een aantal boeken geschreven, waaronder Van miljonair tot krantenjongen en Padel!.
In Sierra Leone ontmoette ik Abdullai. Hij zat te bedelen op straat en vertelde mij het ontluisterende verhaal dat hij als baby in de draagzak zat bij zijn moeder toen de rebellen binnenkwamen en ze haar wilden verkrachten. Zijn moeder sloeg om zich heen om zich te verzetten, maar de rebellen trokken hem uit de draagzak en hakten zijn arm eraf. Zijn moeder werd vervolgens verkracht en vermoord. Zijn vader was al weg in de chaos van de oorlog. En dat joch van toen ongeveer zes zat daar als weeskind te bedelen op straat. Ik vroeg hem hoe hij heette en toen wachtte hij even.
Opeens begon ik te begrijpen dat dit de slechtste plek op de wereld was.
Het duurde echt een moment voordat hij zei: ‘Abdullai.’ Ik dacht: je weet toch wel hoe je heet? Nee, dat wist hij niet, want zijn moeder was al dood toen hij een baby was. ‘Ik vind Abdullai wel een mooie naam. Vindt u ook niet?’ Die jongen gaf zichzelf een naam op het moment dat ik ernaar vroeg en toen begon ik opeens te begrijpen dat dit de slechtste plek op de wereld was. Ik heb hem op afstand geadopteerd en ondergebracht bij een fijn gezin in Freetown waar hij liefdevol is opgevoed. Ik zorgde er vanuit Nederland voor dat het hem aan niets ontbrak: school, kleren, dagelijkse kosten, huur van het huis. Abdullai is inmiddels dik in de twintig en geeft nu les aan kinderen die in dezelfde situatie zitten als waarin hij ooit zat.”
Tekst gaat verder onder de foto's.
Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Zij is meer waard dan edelstenen (Spreuken 31:10)
“Mijn vrouw Wendy is echt een vrouw uit duizenden. We zijn al meer dan twintig jaar samen. Weet je wat het is, met edelstenen als diamanten heb ik natuurlijk helemaal niks. Zeker na alles wat ik heb gezien en meegemaakt in de mijnen in Sierra Leone. Dus wat dat betreft is Wendy mijn briljantje. Ze staat zo achter mij bij alles wat ik doe. En ze weet ook en heeft geaccepteerd dat ze mij misschien wel kan verliezen. Ze weet dat ik dingen aan de kaak wil stellen en er ook iets aan wil doen. Dan heb je soms geen vrienden, maar gewoon vijanden. Zij kan mij dus letterlijk verliezen in mijn missie.”
Wie een verschoppeling onderdrukt, beledigt zijn schepper. Wie zich over een arme ontfermt, eert hem (Spreuken 14:31)
“Toen ik die kinderen uit de mijnen ging halen, zeiden heel veel mensen: ‘Dat moet je niet doen. Dadelijk wordt het je dood.’ Terwijl ik dacht: jongens, dit zou toch iedereen moeten doen! Het is toch het meest logische om je hand uit te reiken naar een kind dat zichzelf letterlijk aan het doodgraven is? Als het mijn ondergang wordt, wat nog steeds zou kunnen, dan is dat het waard geweest. Ik wil mensenlevens veranderen, maar niet ‘omdat ik mijn Schepper wil eren’. Ik geloof wél dat Hij bij me is en me steunt in wat ik doe, want ik heb te veel meegemaakt om te zeggen dat alles toeval is.
Swiebertje
Ik heb altijd een fascinatie gehad voor daklozen. Dat heb ik al vanaf dat ik klein was. Iedereen ging naar de carnaval als politieagent, brandweerman, profvoetballer of als piloot. En wat deed ik? Ik ging als Swiebertje, ook een soort dakloze. Ik heb nog een foto van mezelf met een knapzak, dus dat heeft er altijd in gezeten. Later heb ik ook voor de Daklozenkrant gewerkt. Toen ik voor het Algemeen Dagblad schreef, dacht ik, als ik iemand uit een vuilnisbak zag eten of op straat zag slapen: wat zou het verhaal achter die persoon zijn? Toen ben ik op zoek gegaan naar de antwoorden. Ik heb mijn huissleutels ingeleverd en heb zelf een periode op straat geleefd. Ik weet nog dat ik bij de bakker kwam. Ik stonk inmiddels en zag er niet uit, want ik had al dagen in de opvang of buiten geslapen. Ik vroeg de bakker om brood en hij zei: ‘Brood geef ik nog liever aan de beesten dan aan een smerige zwerver als jij. En nou oprotten uit mijn zaak!’ Ik vond het zo slecht dat ik werd beoordeeld en veroordeeld op mijn uiterlijk. Terwijl ik inmiddels wist dat heel veel mensen buiten hun schuld op straat zijn terechtgekomen.
Dakloos worden: het kan dus iedereen overkomen.
Er zijn maar weinig echte rasidealisten zoals majoor Bosshardt. Toen ze op een gegeven moment verliefd werd en die man op haar, had ze echt een gezinsleven kunnen starten. En toen heeft ze toch gezegd: ‘Nee, dit is mijn roeping. Ik ben eigenlijk al getrouwd met de daklozen.’ Dat onderscheidt wel de gewone idealist van een soort type rasidealist. Natuurlijk zijn er ook heel veel mensen die iets goeds doen, omdat ze er zelf beter van worden. En dat is helemaal niet erg. Ik denk dat het misschien wel schuilt in iedereen. In iedere idealist schuilt wel een klein beetje utilitarisme, want je denkt snel: oké, goed gedaan. Dat je er een goed gevoel van krijgt dat het gelukt is. Dat heb ik ook. Maar terug naar de dak- en thuislozen: het kan dus iedereen overkomen. Ik snap daarom de spreuk wel dat als je met een boog om iemand heen loopt, je God of de Schepper beledigt. Sla juist een arm om zo iemand heen.”
Als rechtvaardigen regeren, heeft het leven glans. Als goddelozen aan de macht zijn, houdt elk mens zich schuil (Spreuken 28:12)
“Ik ben het niet helemaal eens met deze spreuk. Je ziet altijd wel een paar mensen oppoppen die tijdens een oorlog hun leven op het spel zetten om dat van anderen te redden. Tijdens donkere dagen en in dagen van angst, zie je deze lichtpuntjes: mooie mensen die opstaan en hun idealen nastreven, al weten ze dat het hun dood kan worden. En die paar lichtpuntjes die rechtvaardig zijn, regeren volgens mij - dat geeft het leven glans.
Kapotgeschoten
Toen ik naar Oekraïne ging om brood en warm eten uit te delen en kachels brengen, gingen we met de dominee mee. Hij liep met een pistool op zak, want als de Russen kwamen, dan was het wij of zij. Ik vond dat wel heftig, maar het moest wel, want onschuldige burgers werden gewoon onder vuur genomen. Ik weet nog dat we bij Masha en haar zevenjarige dochtertje binnenkwamen. Overal zaten kogelgaten. Het hele huis was kapotgeschoten en vader was bij het bombardement omgekomen. Ik voelde me zo nederig en begon bijna te huilen. Ik zei ‘sorry’, want daar stond ik dan met een kacheltje en wat geld. En toen begon zij te huilen, want het was zoveel meer dan een kacheltje voor haar. Ze vertelde: ‘Dat kacheltje is een symbool van hoop. Het houdt me in leven. Jij bent helemaal uit Nederland gekomen en hebt de kogelregen en bombardementen getrotseerd om mijn kacheltje te brengen.’
Als tante Ans eenzaam is, ga je één keer per week naar haar toe voor een kopje koffie.
In haar woorden zat zoveel en dat is niet om mezelf op de borst te roffelen, want mijn moeder zou zeggen: ‘Zo heb ik het niet bedoeld.’ Op dat moment waren wij lichtpuntjes die oppopten in donkere dagen. We waren er voor deze mensen. Dat hoeft helemaal niet groots te zijn zoals ik nu omschrijf. Als jij gewoon weet dat tante Ans eenzaam is, dan ga je één keer per week naar haar toe voor een kopje koffie. Of je neemt een pot koffie mee en een pak biscuit onder de arm en zegt: ‘Dag Tante Ans, ik kom even lekker een bakje koffie met u drinken!’ Dan ben je voor mij een held.”
Maak me niet arm, maar ook niet rijk. Voed me slechts met wat ik nodig heb (Spreuken 30:8)
“Dat klinkt wel als Franciscus van Assisi. Ik heb mijn zoon naar hem vernoemd. Franciscus ontdeed zich van al zijn bezittingen. Ik denk niet dat het op die manier helemaal van deze tijd is, maar het is wel mooi als je ervoor kiest. Ik leef klein. Ik rijd in een oud autootje, een Seat Marbella uit 1989, met de skyline van Rotterdam erop. Daar voel ik me heel goed bij. Ik noem het m’n hoestbui op wielen. Ik hoef niet de hoofdprijs te verdienen als ik een programma presenteer. Ik ben niet materialistisch, maar dat maakt me nog niet arm, hè? Nee. Ik weet ook niet of Franciscus dat zo beleefde, dat hij arm was. Ik heb gewoon een basis en dat is prima. Geef mij een glaasje wijn, een stukje brood met olijfolie en balsamico erbij met wat vrienden, en dan maak je mij de gelukkigste mens op aarde. Meer heb ik niet nodig.”
Welke spreuk inspireert jou?
“Volg je hart. Ik denk dat iets misschien wel van boven of van je guardian angels kan zijn ingegeven, maar diep in je hart voel je wat je moet doen: wat goed voelt en wat niet goed voelt. Het is heel belangrijk dat je je hart volgt. Als ik mijn hart niet had gevolgd, maar naar mensen had geluisterd, dan waren heel veel kinderen nu dood geweest. Ik heb ook het idee dat ik echt beschermd word. Ik ben een paar keer dicht bij de dood geweest: ik heb malaria tropica overleefd, dat is de dodelijkste vorm van malaria. Ik ben in bepaalde situaties geweest waarover ik later las dat er iets gebeurd was op die plek, terwijl mij niets was overkomen. Ik word beschermd en daarom volg ik mijn hart. Ik kan het niet zo goed uitleggen, maar dat gevoel heb ik gewoon.”
'Wat hij zegt'
Tekst: Jeannette Coppoolse
Beeld: Nienke van Denderen