EO-presentator Marleen Stelling: ‘Ik had voortdurend het gevoel dat ik te veel was’
Over haar eetstoornis
17 oktober 2024 · 20:42| Leestijd:12 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Start nu je gratis proefperiodeHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Op een bankje in een Utrechts park vlak achter haar huis drinkt Marleen Stelling haar thee uit een oude boerenbont-beker. Wanneer ze vertelt over haar jeugd, omschrijft ze zichzelf als ‘een donkere tiener die zoekende was’. Ze ontwikkelde een eetstoornis die jarenlang niet werd onderkend.
“Mijn kindertijd was niet eenvoudig. Ik heb ontzettend lieve ouders die met de beste wil van de wereld hebben geprobeerd ons het beste te geven. Maar ze namen de zwaarte uit hun eigen jeugd onbedoeld mee in ons gezin. Dat heb ik altijd gevoeld en ik denk dat dat mijn jeugd wel getekend heeft. Daarbij waren we onderdeel van een kerkelijke gemeenschap en moest ik in mijn beleving in de pas lopen en voldoen aan een bepaalde norm. Ik ervoer een enorme druk om het goed te moeten doen. Voor mijn ouders die al zo veel hadden meegemaakt, maar ook voor de kerk. Ondertussen was er altijd een sombere ondertoon, een gevoel van onbehagen. Op school had ik wel wat vriendjes en vriendinnetjes, maar ik vond niet altijd even goed aansluiting. Er zijn ook een paar jaar geweest waarin ik ben gepest. Waarom? Zeg het maar. Ik was een gevoelig meisje, dus andere kinderen roken bloed, vermoed ik.”
De bom
“Als ik de dagboeken uit mijn tienertijd teruglees, zie ik daar best heftige dingen in staan. Ik was een behoorlijk sombere puber die dagelijks met de dood bezig was. Ik had geen concrete plannen om mezelf van het leven te beroven, maar ik ontwierp bijvoorbeeld mijn eigen grafsteen. Daarbij vond ik mezelf ook nog eens te dik. Toen ik vijftien was, hield ik het niet meer uit met mezelf en barstte de bom. Ik lag op de bank America’s Next Topmodel te kijken, mijn moeder zat ook in de woonkamer. Toen zei ik: ‘Ik wil niet meer naar de kerk, ik kan het niet meer.’ Dat is wat ik zei, maar het ging natuurlijk eigenlijk over iets veel groters. Ik had het gevoel dat we voor de bühne een bepaald gezin moesten zijn. Maar ik wilde zo graag een écht leven leiden, zonder bezig te zijn met hoe het plaatje er vanbuiten uitzag. Want daarin voelde ik me totaal niet thuis. De kerk was daar een uiting van. Na dit moment brak er een nieuwe tijd aan en kwam het gesprek in ons gezin op gang. Dat was eigenlijk best mooi, mijn ouders werden ook een stuk opener.
Ik wilde zo graag een écht leven leiden, zonder bezig te zijn met hoe het plaatje er vanbuiten uitzag.
Niet dat alles meteen opgelost was hoor, er waren nog regelmatig heel moeilijke momenten. Ik was heel erg bezig met hoe ik eruitzag. Ik rommelde met eten en stond tien keer per dag op de weegschaal. Ik had voortdurend het gevoel dat ik gigantisch was, dat ik veel ruimte in beslag nam, dat ik te veel was. Mijn middelbareschooltijd ben ik doorgekomen door heel goed te presteren en de uitzonderlijke leerling uit te hangen. Ik wilde altijd de beste cijfers halen, dat werd door mijn ouders gewaardeerd. Het gaf hun na de onrust in hun eigen verleden ook een bepaalde veiligheid dat hun kinderen goed terechtkwamen. Ik vond mijn rust en troost in het schilderlokaal.
Na mijn examens koos ik ervoor om theologie te gaan studeren. Misschien een bijzondere keuze voor iemand die niet meer naar de kerk wilde, maar ik dacht: als ik deze studie heb gevolgd, dan heb ik straks alle antwoorden en win ik elke discussie. Daarbij was ik ook op zoek naar betekenis en had ik een diep verlangen om terug te gaan naar de oorsprong van mijn bestaan. Dat hoopte ik bij theologie te vinden. Die studie ging me goed af, maar op persoonlijk vlak was het een extreem heftige tijd. Ik zat in een crisis, ik ervoer een zwaarte die in golfbewegingen af en aan kwam. Het was doodvermoeiend.”
Diagnose eetstoornis
“Ik was periodes heel restrictief met eten. Maar dat hield ik nooit hele dagen vol. Dan at ik overdag weinig of niets en dan had ik ’s avonds vaak eetbuien. We leefden in die jaren sowieso in een eetgestoorde cultuur, vind ik. Programma’s als America’s Next Topmodel maakten meiden wijs hoe ze eruit moesten zien en welke offers je daarvoor moest brengen. Daarnaast sportte ik heel dwangmatig, want daar werd ik snel dunner van. Ik was heel streng voor mezelf. Als ik kleding kocht, kocht ik dat vaak net te klein, met de gedachte dat als het te ruim zou zijn, ik dan ook weer dikker zou worden. Als ik iets te klein kocht, werkte ik ernaartoe dat ik erin zou passen. Dat lukte me dan ook. Als ik met vriendinnen afsprak om ergens een taartje te gaan eten, compenseerde ik dat van tevoren. Dat maakte ook dat mijn omgeving nooit iets doorhad, want dat taartje at ik wel. Daarbij was het in mijn gezin ook heel normaal om te lijnen. Als ik iets liet staan, keek niemand daarvan op. Ik had dus altijd wel ‘een dingetje’ met eten. Ik dacht alleen niet dat ik een eetprobleem had, want dan moest je volgens mijn theorie heel dun zijn en ik had een heel gemiddeld lichaam.
Die eetstoornis was een vertaling van wat ik diep vanbinnen voelde.
Toen ik zwanger was, dacht ik: dit wordt een nieuwe fase. Ik voelde me heel erg sterk en was onder de indruk van wat mijn lichaam allemaal kon. Omwille van de baby was ik een stuk milder voor mezelf met betrekking tot mijn lijf. Toen mijn zoontje was geboren, gaf ik mezelf een jaar de tijd om mijn ‘normale’ lichaam weer terug te krijgen. Hoewel ik van iedereen hoorde dat ik er alweer zo goed uitzag, voldeed ik niet aan mijn eigen maatstaven. Nu ik een kind had, sportte ik weinig en sliep ik minder. Daardoor kon ik niet meer aan het regime voldoen waar ik vóór de zwangerschap aan voldeed. Ik wilde het wel, maar het lukte me gewoon niet. Opnieuw kwam ik mezelf tegen. Er was nu alleen een groot verschil met alle keren daarvoor: ik had een kind. Als dit zo door zou gaan, kon ik niet voor mijn zoon zorgen. Ik moest van mezelf mijn ruimte om er te zijn voortdurend verdienen en er kwam een heleboel drek uit mijn jeugd naar boven. Ik was al eerder in therapie geweest, maar dat bracht me niet wat ik nodig had. Mijn zoon was voor mij de stok achter de deur om het nu écht goed aan te pakken. Ik had een nieuwe therapeut en ik weet nog dat ik tegen haar zei ‘dat ik er op het gebied van eten weer vrij strak bovenop zat’. Zij keek me aan met een blik die zei: wat ben je aan het doen? Daar, bij die nieuwe therapeut, werd voor het eerst het beestje bij de naam genoemd: ik had een eetstoornis.”
Intensieve therapie
“Die eetstoornis stond natuurlijk niet op zichzelf. Het was een vertaling van wat ik diep vanbinnen voelde. De pijn, de kwetsbaarheid waar ik niet over kon praten. Mijn gedachte was dat als ik maar dunner zou zijn, ik minder ruimte in zou nemen. Pas dan mocht ik er zijn. Ondertussen had ik heel sterk het verlangen dat iemand mijn pijn zou zien. Zag iemand maar waar ik mee rondliep, hoe donker het daar was. In mijn beleving gaf ik wel signalen, ik maakte bijvoorbeeld heel expliciete schilderijen, maar niemand die daar iets achter zocht.
Hoewel ik nog steeds niet geloofde dat ik een eetstoornis had – ik was daar immers niet dun genoeg voor – koos ik er wel voor om mee te gaan in de adviezen die mijn therapeut gaf. Ik besefte namelijk ook dat ik de situatie niet ten volle kon beoordelen. Ik werd doorverwezen naar een eetkliniek waar ik één keer in de week naartoe ging. Daar werd ik behandeld door ervaringsdeskundigen. Dat heeft mij veel inzichten gegeven, maar het ging nog steeds niet diep genoeg voor mij. De eetstoornis was eigenlijk pas het buitenste laagje.
Zo diep was ik nog nooit gegaan, ik ben echt op de bodem terechtgekomen.
Omdat er te veel heftigheid onder lag bij mij, ben ik doorgestuurd naar kortdurende intensieve traumabehandeling: vier dagen lang heel intensieve therapie die gericht was op de trauma’s uit mijn jeugd. Zo diep was ik nog nooit gegaan, ik ben echt op de bodem terechtgekomen. En ik heb ervaren dat ik daar, op die bodem, heel sterk ben, want daar heb ik niets meer hoog te houden. Er veranderde die dagen iets in mijn fundament. Dit deed me goed en ik kwam opgelucht thuis. Mijn man moest even wennen, hij moest letterlijk herijken. Want ineens was er meer ruimte voor hem, die er voorheen minder was omdat ik veel met mezelf bezig was.”
Vrijheid en kracht
“Ik ervaar nu veel meer vrijheid en kracht dan voor deze therapie. Vroeger deed ik altijd mijn best om heel sterk over te komen. Dat lukte ook wel, maar dat was vooral de buitenkant. Nu sta ik mijzelf toe om te falen en merk ik dat ik dan pas écht sterk ben. Al durf ik denk ik de rest van mijn leven niet te zeggen dat ik er helemaal overheen ben. Het is iets wat mijn aandacht houdt, waar ik blijvend aan werk. Het is geen succesverhaal of zo. Mijn tweede zwangerschap was fysiek heel zwaar. Ik was heel ziek: ‘ziekenhuis-infuus-ziek’. Maar ik ervoer daarin heel veel veerkracht. Wanneer er uitdagingen zijn of als er gedoe is dat het leven nou eenmaal met zich meebrengt, voel ik mezelf niet meer automatisch afglijden. Ik ben dan ook niet meer bang dat het weer mis zal gaan. Het zal ergens altijd een onderdeel van mijn leven blijven, het verschil is dat ik er nu tegen bestand ben. Maar de platgetreden paden in mijn hoofd kan ik niet uitwissen.
Ik heb geleerd voor het jonge meisje in mezelf te zorgen.
Wat anders is dan vroeger, is dat ik het jonge meisje in mij, die haar plek niet kon vinden, nu kan dragen. Ik heb geleerd om voor haar te zorgen. Ik duld het niet langer dat ik mezelf saboteer. Ik heb bijvoorbeeld geen weegschaal meer. Die had ik eerder al heel bewust weggegooid toen ik zwanger wilde worden. Ik heb nooit meer een nieuwe gekocht, al moest ik wel weer gaan wegen toen ik in de kliniek zat. Daar was ik heel nerveus over, want ik dacht dat ik 300 kilo woog na de zwangerschap. Maar ik had natuurlijk een heel normaal gewicht. Inmiddels ben ik een paar jaar verder en weeg ik mezelf niet meer. Als ik nu merk dat ik iets zwaarder ben omdat m’n broek wat strakker zit, dan probeer ik dat moment aan te grijpen als een oefening in zelfliefde. Er is gelukkig niets meer in mij wat dan zegt dat ik er weer stevig tegenaan moet.”
Taboes opzoeken
“Mijn ervaring helpt mij in mijn werk als interviewer. De zwaarte die ik met me meedraag, zegt veel over wie ik ben. Ik vind het mooi om in gesprekken met andere mensen die zwaarte ook op te zoeken. Als je verbinding zoekt in de gebrokenheid, ontstaat er iets moois. Daar is liefde, verbondenheid en gelijkwaardigheid. Het pesten heeft wel een breuk in mijn vertrouwen veroorzaakt. Dat speelt nog steeds wel als het gaat om het aangaan van nieuwe vriendschappen bijvoorbeeld. Ik kan het gevoel hebben dat ik mezelf moet bewijzen. Moeten we een x-aantal keer per jaar afspreken om vrienden te kunnen blijven? Het is misschien heel erg op basisschoolniveau, maar deep down is dit wat ik voel. Ik kan onzeker zijn, maar ben niet meer voortdurend op mijn hoede. Gelukkig heb ik een aantal vrienden en vriendinnen met wie ik al lang terugga en met wie ik een diepe vriendschap heb opgebouwd. We kunnen al onze drek bij elkaar uiten. Hierdoor heb ik opnieuw geleerd om te vertrouwen.
Tekst gaat verder onder de foto's.
Ik wil mijn verhaal vertellen, omdat ik ervan overtuigd ben geraakt dat het goed is om taboes op te zoeken en eerlijk te zijn. In mijn ideale wereld zijn we elkaar allemaal ter wille, vooral ook onszelf, en gaat het erom dat je tot bloei kunt komen. Dat je je talenten kunt laten zien en dat je je daarin vrij voelt. Continue gedachten die gaan over dat je er niet mag zijn of dat je niet goed genoeg bent, leiden zo af van al die mooie dingen die je nog meer bent! Dat is zelfsabotage en zelfondermijning. Het gaat dan namelijk niet meer over hoe slim, avontuurlijk of nieuwsgierig je misschien wel bent. Je lichaam is fantastisch en kan geweldige dingen, maar sterft op een dag ook weer. Je bent veel meer dan je lichaam. Je bent zoveel mooier en rijker!”
Onkruid
“Een eetprobleem is een soort onkruid dat in bepaalde grond heel goed gedijt: de gevoeligheid en het perfectionisme van een persoon, de normativiteit in de omgeving. Dat blijft altijd. Ik zal een gevoelig mens blijven en er zullen altijd zaken zijn waar ik in mijn beleving aan moet voldoen. Het verschil is dat ik veel dichter bij mezelf ben gaan leven. Ik ben nu veel meer in staat om in het nu te leven, ik ben gewoon aan het ‘zijn’ en niet meer bezig met ‘wat ik zou moeten zijn’. Dat is heerlijk. Ik kan nu een rondje fietsen zonder dat ik er verder iets mee moet. Ik denk dan niet meer: als ik dit nou drie keer per week ga doen, verbrand ik zoveel calorieën per kwartier … Ik vind het nu gewoon fijn om een rondje te fietsen. Alleen dat. Ik leef bewuster dan ik ooit heb gedaan. Ik ben niet meer bezig om mezelf continu af te breken. Ik heb de ruimte gevonden om voor mezelf te zorgen. En daar ben ik heel trots op.”
Praten over zelfdoding helpt en kan anoniem via www.113.nl of telefonisch op 113 of 0800-0113.
Over Marleen
Tekst: Francien van der Valk