Claudia (54) was agent tijdens de vuurwerkramp: ‘Rij achteruit! We gaan dood!’
Persoonlijk verhaal
6 mei 2025 · 10:58| Leestijd:10 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Het is 13 mei 2000 als Claudia Regelmann (54) wordt opgeroepen voor een brand bij een papieropslag in de Enschedese wijk Roombeek. Bij aankomst blijkt dat het niet om een brand gaat, maar dat ze getuige is van een ramp die later de boeken ingaat als de Enschedese vuurwerkramp.
“We kwamen aanrijden en zagen overal mensen verward naar de gesprongen ruiten van hun huizen kijken. Een jongen van een jaar of twintig rende langs. Tegen de blauwe lucht was vuurwerk te zien en ik weet nog dat ik zei: ‘Wat jammer dat het nu ontploft. In het donker is het veel mooier, dan heb je er nog wat aan.’ En precies op dat moment kwam de tweede explosie. We hoorden een enorme knal en voelden een enorme drukgolf door de auto gaan. De ruiten van de auto begaven het en ik dacht dat mijn lichaam uit elkaar zou spatten door de druk. Toen ik opkeek, zag ik de jongen die eerder langsrende door de lucht vliegen en met een klap naast de politieauto op het asfalt vallen. Aan de grauwe blik in zijn ogen wist ik meteen dat hij niet meer leefde en dat we niets meer voor hem konden doen. Ik keek mijn collega aan en zei: ‘We gaan dood.’”
Tekst gaat hieronder verder.
Brandweerman schrijft dagboek over de vuurwerkramp: ‘Alsof de grond openbarstte'
Meer dan een kleine brand
Dat Claudia in deze situatie terecht zou komen, had ze van tevoren niet kunnen bedenken. “Ik hoefde eigenlijk niet te werken die dag, maar een collega vroeg of ik zijn dienst wilde overnemen. De eerste melding die mijn collega en ik kregen was van een heidebrand, maar toen we daar waren, moesten we al snel naar een brand in een papierfabriek in de Enschedese wijk Roombeek. Het was een warme zaterdagmiddag, mensen waren vrij en collega’s hadden moeite om iedereen op afstand te houden, maar verder kregen we op dat moment niets verontrustends te horen.
Later kregen we van de meldkamer door dat alle collega’s op straat hun werk moesten laten vallen om naar de Tollenstraat te gaan, waar de grootste drukte was. Toen hoorde ik ook dat het ging om een brand bij een opslag van vuurwerk. Ik had toen wel door dat het wat serieuzer was dan een kleine brand.” Grinnikend zegt ze: “Mijn oudere collega Frans reed heel langzaam, dat was iemand die de rust zelf was. Ik heb toen toch maar even gezegd dat hij wel door rood mocht rijden.” Op het moment dat Claudia en haar collega op de plaats van de melding arriveren, heeft de eerste explosie al plaatsgevonden. “Ik kan nog steeds niet verklaren waarom wij niks hebben gehoord van de eerste knal.”
Ik wist dat ik moest helpen waar ik kon, maar ik wilde niets liever dan wegrennen
Overlevingsmodus
Nadat de tweede explosie heeft plaatsgevonden, zit Claudia volop in haar overlevingsmodus. “Ik gilde naar Frans dat hij achteruit moest rijden, we moesten weg daar, weg bij die dode jongen. Frans reed, even kalm als altijd, zo’n veertig meter achteruit en stapte tot mijn verbazing uit. Ik zat nog helemaal in shock in de auto en ik dacht: ‘Shit, ik moet er ook uit.’ Op dat moment ervoer ik een enorme interne strijd tussen mijn lichaam en mijn ‘politiehart’. Ik wist dat ik moest helpen waar ik kon, maar ik wilde niets liever dan wegrennen – helemaal naar Duitsland, waar mijn ouders woonden. Daar zou ik veilig zijn.
Ik zag die bebloede jongen liggen en wist dat ik hem moest afdekken, maar ik kon het niet. Ik stond verstijfd te kijken naar de gitzwarte lucht waar vuur zich fel tegen afstak en naar alle mensen die schreeuwend mijn richting op rende. In die mensenmassa rende een man met een camera. Toen hij langs de overleden jongen liep, hurkte hij neer om snel een close-up foto te maken van zijn gezicht in die plas bloed. Dat vond ik zó vreselijk om te zien.” Ze is even stil. “Als ik daar niet bevroren was blijven staan, maar zijn lichaam meteen had afgedekt, had die fotograaf die foto niet kunnen maken.”
Zilveren Camera
Rennen, huilen, schreeuwen
Op het moment dat de jongen gefotografeerd wordt, komt Claudia weer tot inkeer, maar ze staat er alleen voor. Haar andere collega is weg en door de explosies zijn de masten kapot, waardoor ze de meldkamer en de rest van het team niet kan bereiken. “Ik was ervan overtuigd dat iedereen dood was. Je kunt onmogelijk al dat vuur en die giftige rook overleven.
Ondertussen probeerden mensen vanuit mijn kant het rampgebied in te komen, op zoek naar geliefden. Iedereen was in paniek aan het rennen, huilen en schreeuwen. Stond ik daar in mijn eentje nutteloze pogingen te doen om mensen tegen te houden.” Ze schudt haar hoofd. “Niet te doen natuurlijk. Iedereen wilde weten of naasten veilig waren en trokken zich weinig van mij aan. Machteloos stond ik daar, voor mijn gevoel niet in staat om mijn politiewerk te doen. Huilend riep ik: ‘Jullie mogen niet verder, als jullie doorlopen gaan jullie allemaal dood. Mijn collega’s zijn al dood, ik ga ook dood, maar jullie mag dat niet overkomen.’ Bij de meeste mensen had het echter geen enkele zin, die lieten zich niet tegenhouden door een grietje van nog geen dertig. Een oudere man liep langs – hij was te oud om te rennen – en legde zijn hand op mijn schouder: ‘Wichie, ren weg, het heeft geen zin. Je kunt niet meer doen dan ze waarschuwen.’ Die onmacht en doodsangst voelde ik urenlang. Ik ging ervan uit dat ik mijn ouders en familie nooit meer zou zien.’”
Een oudere man liep langs en zei: 'Wichie, ren weg, het heeft geen zin'
Gevoel van nutteloosheid
“Ondertussen kwamen er ook steeds meer slachtoffers uit de zwarte rook naar mij toe. Ik was natuurlijk herkenbaar aan mijn uniform, dus mensen klampte zich aan mij vast. Ik herinner mij nog een mevrouw met een halve onderarm die ik op de achterbank van een willekeurige auto heb gezet. Ik beval de bestuurder dat hij met haar naar het ziekenhuis moest rijden.
Inmiddels zag ik Duitse ambulances langsrijden, waardoor ik me realiseerde dat de situatie nog erger was dan ik dacht. Daarbovenop was er ook nog de angst dat de Grolschfabriek zou gaan ontploffen. Die had grote ammoniaktanks op het dak en als dat fout ging, was het echt gedaan met me. Voorbijgangers schreeuwden dat ik weg moest, maar ik kon niet weg. Ik was immers agent en moest mensen helpen. Ik voelde me alleen totaal niet nuttig, want ik kon voor niemand medische hulp inschakelen vanwege die kapotte masten. Na een uur of anderhalf naast die kapotte politieauto te hebben gestaan, bedacht ik me dat de brandweerlieden enorme dorst moesten hebben. Een café-eigenaar stond net buiten de schade te bekijken en ik vroeg hem om al zijn drinken buiten te zetten voor de brandweer. Pas toen ik hen uitgedroogd zag drinken, voelde ik me nuttig.”
Ik snapte niet dat andere collega's thuiszaten; ik werkte toch ook gewoon?
Verantwoordelijk
Omdat Claudia volledig in de overlevingsstand stond, vindt ze het lastig om een tijdsindicatie te geven van de gebeurtenissen. Ze kan zich herinneren dat de melding rond een uur of drie in de middag binnenkwam, Pas rond half 8 zag ze een ME-bus rijden met de collega’s uit haar eigen ME-groep. “Ik ben bij hen in de bus gesprongen en heb daar keihard gehuild en verteld wat ik zojuist had meegemaakt. Daarna ben ik er toch weer uitgelopen en teruggegaan naar dezelfde plek.” Het is, zoals ze zelf zegt, typisch Claudia. “Ik moest weer aan het werk, ik voelde me heel verantwoordelijk.
Pas toen ik rond 20.00 uur naar een hotel werd gebracht om bij te komen en een voor een mijn collega’s zag binnendruppelden waarvan ik dacht dat ze dood waren, besefte ik pas echt wat er was gebeurd.” Ondanks alle emotie en de angst die Claudia heeft gevoeld, staat ze de volgende dag weer op de plek van de ramp; dit keer als ME’er. “Werken was voor mij pure afleiding, ik snapte ook oprecht niet dat andere collega’s thuiszaten. Dat vond ik raar: ik werkte toch ook gewoon? Achteraf harstikke dom.”
Eva Nieuwsbrief
Schrijf je in voor de Eva nieuwsbrief en ontvang elke vrijdag een selectie van levensverhalen, artikelen over (mentale) gezondheid en liefde & relaties in je inbox.
Lees onze privacyverklaring.
Psychiater
“Voor de verwerking van ramp moesten alle betrokken agenten met een psychiater praten. Ik gaf aan dat ik gewoon doorwerkte en dat ik het onzin vond dat sommige agenten er een heel ding van maakte. Toen de psychiater vroeg naar mijn privésituatie, brak ik. Mijn lange relatie was kort daarvoor uitgegaan en ik vertelde over mijn liefdesverdriet. Dát was precies het probleem, volgens de psychiater. Door dat trauma hadden de heftige gebeurtenissen van 13 mei geen ruimte om binnen te komen. Nadat ik mijn liefdesverdriet had verwerkt, zou ik last krijgen van dit trauma. Op dat moment dacht ik: ‘Nou, een trauma zal wel meevallen’, maar hij heeft wel gelijk gekregen.”
Ik ging heel stoer naar meldingen, maar ondertussen voelde ik het zweet over mijn rug lopen
PTSS
Al snel wordt duidelijk dat de ramp diepe sporen heeft achtergelaten bij Claudia. “Eigenlijk kon ik mijn werk niet meer normaal doen. Zodra ik geconfronteerd werd met vuur of een gaslucht, bedacht ik gelijk allerlei rampscenario’s. Ook kreeg ik last van paniekaanvallen, maar naar collega’s liet ik niets merken. Het leek alsof ik heel stoer naar brandmeldingen ging, terwijl het zweet ondertussen over mijn rug liep.
Toen ik eenmaal de stap zette om naar de bedrijfsarts te gaan, viel al snel de diagnose PTSS. Daar kon ik me wel in vinden; als het onweerde, zat ik bijvoorbeeld ineengedoken in het washok met mijn handen over mijn oren.”
Als het betonblok een meter of twee was opgeschoven, was het dwars door onze voorruit gevlogen
Daarnaast had Claudia veel last van schuldgevoelens over de foto van de overleden jongen. “Een bekend tijdschrift plaatste de foto op de cover. Daardoor werd ik weer geconfronteerd met de gedachte dat ik mijn werk niet goed had gedaan. Dat heb ik pas los kunnen laten nadat de vader van de jongen me vertelde dat mij niks te verwijten viel. Ik zag ontzettend tegen het gesprek op, maar het was heel fijn om zijn ouders te spreken. Zij gaven aan dat ik niets had kunnen doen, het gebeurde immers in een paar seconden. Van hen hoorde ik ook dat die jongen op slag overleden was door een betonblok dat hij in zijn nek kreeg. Daardoor werd hij gelanceerd. Als dat blok een meter of twee was opgeschoven, was het dwars door onze voorruit gevlogen en was de kans groot dat het op mij terecht was gekomen…”
Katrien speelt in ‘De Vuurwerkramp’: ‘Hopelijk doet de serie recht aan de nabestaanden’
Katrien speelt in ‘De Vuurwerkramp’: ‘Hopelijk doet de serie recht aan de nabestaanden’De vuurwerkramp in Enschede liet diepe sporen na bij Aniek
De vuurwerkramp in Enschede liet diepe sporen na bij Aniek
Oud en nieuw
Haar PTSS beïnvloedt haar dagelijks leven gelukkig niet meer, vertelt Claudia. “Doordat ik me vooral ging focussen op huiselijk geweld in plaats van het straatwerk, werd ik niet meer geconfronteerd met explosies en vuur. Daardoor heb ik er inmiddels een stuk minder last van. Toch zal ik nooit fan worden van knalvuurwerk. Een paar jaar na de ramp vierde ik oud en nieuw en gooide iemand knalvuurwerk vlak naast mij. Ik ben toen hard in paniek weggerend, mijn vriendinnen konden mij amper bijhouden.”
Ondanks alles wat ze heeft meegemaakt heeft Claudia geen spijt van haar keuze om bij de politie te werken. “Dat is helemaal geen vraag voor mij, ik vond en vind mijn werk ontzettend leuk.”
De Vuurwerkramp: ooggetuige
Claudia vertelt haar verhaal in de EO-serie De Vuurwerkramp: Ooggetuige. Kijk hier de aflevering terug.
De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.
Toestemmingen aanpassen