Bianca en Bo over Srebrenica: ‘Ik was het onbedoelde slachtoffer van mijn moeders trauma’
Interview
5 juni 2025 · 11:21| Leestijd:14 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Sommige wonden zijn onzichtbaar, maar laten diepe sporen na. Toen Bianca (52) op haar 21e als militair naar Srebrenica vertrok, had ze nooit kunnen vermoeden hoe die missie haar leven – en dat van haar dochter Bo (26) – zou tekenen. Jarenlang zwegen ze over het trauma. Totdat Bianca tijdens een veteranenreis van de EO eindelijk de stilte doorbrak.
Bo: “Mama kon uit het niets ontzettend boos worden. Schreeuwen, gillen, op de muren slaan, stampen in huis, de deur hard dichtgooien of spullen door het huis smijten. Als ik erdoor moest huilen, werd ze nog bozer. Er was niemand anders om de klappen op te vangen. Dit maakte het heel intens. De situatie werd onhoudbaar en ik heb daardoor zelfs een tijdje bij een vriendin moeten logeren… Sorry, mam, ik wil je er geen pijn mee doen door dit te vertellen.”
Bianca: “Nee, het is goed, je mag eerlijk zijn. Zo ging het er inderdaad aan toe.”
Bo: “Het begon allemaal toen ik naar de basisschool ging. Vóór die tijd hadden we het altijd heel fijn samen en was mama veel thuis. We knutselden, gingen er vaak op uit en ’s avonds hielden we regelmatig een filmavondje, waarbij we heerlijk tegen elkaar aan hingen op de bank. Mama en ik hadden een bijzondere band. Het was soms heel fijn, maar ook verwarrend, eenzaam en emotioneel onveilig. Ik hield vast aan die goede momenten, maar ik begreep niet wat ik fout deed waardoor mijn moeder elke keer zo boos werd. Ik paste me daarom zo goed als ik kon aan, zodat ze geen reden had om boos te zijn. Maar het maakte geen verschil. Als kind wilde ik begrijpen wat er in haar gebeurde. Maar als ik erover begon, werd ze weer kwaad.”
Bianca: “In die tijd was ik al geïrriteerd als ik uit bed stapte. Er hoefde inderdaad maar weinig te gebeuren om de meter rood te laten uitslaan. Als ik in de supermarkt liep, hoopte ik dat niemand in de weg zou lopen of te dichtbij zou komen. Want dan kon ik die persoon wel wat aandoen. De heftigste gedachten over geweld kwamen bij mij naar boven als ik me ergerde. Dat speelde zich overigens alleen maar af in mijn hoofd. Ik heb mezelf nooit laten gaan in het openbaar, want ik was me er heel bewust van dat er overal camera’s hingen. Ik wilde niet als zo’n gekkie op het internet belanden, waar mensen dan snel een oordeel over zouden hebben. Boodschappen doen of naar de markt gaan was een taak die zwaar en beangstigend werd.”
Eva nieuwsbrief
Schrijf je in voor de Eva nieuwsbrief en ontvang elke vrijdag een selectie van levensverhalen, artikelen over (mentale) gezondheid en liefde & relaties in je inbox.
Lees onze privacyverklaring.
Het leger in
Bianca: “Ik ben niet altijd zo geweest. Als kind was ik creatief, sociaal, vrolijk, pragmatisch en onbevangen. Zo maakte ik ook de keuze om het leger in te gaan. Ik zag in de televisiegids een oproep staan voor defensie. Er zat een aanmeldformulier bij. Mijn vader was zeevaarder, hij had het avontuur in zich. Een kantoorbaan zou niet bij mij passen, zei hij toen ik hem om advies vroeg over deze keuze. ‘Moet je doen, joh!’”
Bo, lachend: “Typisch opa!”
Bianca: “Ja, nuchter als altijd. Hij zag nergens gevaar in. Ik heb het formulier ingevuld en op de post gedaan. Na een aantal tests (psychologisch en fysiek, red.), die overigens niets voorstelden, mocht ik de opleiding gaan volgen. Toen ze me bij de toelating vroegen waarom ik militair wilde worden, zei ik nobel: ‘Omdat ik mijn land wil dienen.’ Ik kon via de opleiding gratis mijn rijbewijs halen, wat ideaal was, maar dat leek me niet het gewenste antwoord. Het paste goed bij me om buiten bezig te zijn, en de kazerne in Hilversum lag op een mooie plek tussen de bossen. Ik was overigens een van de weinige vrouwen aan de opleiding en de impact daarvan had ik onderschat. Alles wat ik deed, werd onder een vergrootglas gelegd. De jongens geloofden niet dat een vrouw net zo’n goede militair kon zijn als een man. Dat was niet zo prettig, maar ik accepteerde de situatie en paste me aan om mijn plekje te vinden in deze mannenwereld. Misschien ben ik toen al deels de verbinding met mezelf verloren.”
Een troosteloze vredesmissie
Bianca: “Na een tijdje kwam de oproep voor de vredesmissie in Srebrenica (zie kader). De humanitaire nood in Bosnië was groot. Ik wilde iets betekenen en dacht: hoe spannend kan een vredesmissie nou zijn? De reis erheen begon gezellig, net een soort schoolkampsfeer. Ik was begin twintig en nog onbevangen. Dat de missie gedoemd was te mislukken, begrepen we pas achteraf. In Bosnië werden we om de paar kilometer opgehouden door de Bosnisch-Servische mannen. Onze truck werd doorzocht en we moesten telkens onze ID-kaarten laten zien. Achteraf besef ik: dat was treiterij. Een manier om te laten zien wie de touwtjes in handen hadden. Aangekomen op de compound zetten we onze tenten op en probeerden we ons nuttig te maken. De omgeving was troosteloos. Grauw, grijs, ver van wat ik me had voorgesteld. Ik was chauffeur van een van de viertonners (militaire vrachtauto’s, red.). Ik kon er daardoor gelukkig vaak op uit en reed dan heen en weer van de compound naar Zagreb.”
Zwijgen en wegstoppen
Bianca: “Ik was een half jaar in Bosnië toen de val van Srebrenica plaatsvond. Op dat moment zat ik vast in Zagreb. Ik wilde terug naar mijn collega’s op de compound, maar moest wachten op toestemming. Toen we eindelijk in een konvooi terugreden, hing er een grimmige, grauwe sfeer. Bosnisch-Servische mannen reden rond in gestolen Nederlandse uniformen en voertuigen. Je voelde dat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Vlak voor we de compound op gingen, werden we opgehouden door Bosnisch-Servische mannen. Onze chauffeurs moesten – zoals zo vaak – Slivovitsj drinken, een drankje met 47% alcohol. Zij besloten wanneer we verder mochten rijden. Het was een machtsspelletje. Op dat moment werd ik alleen achtergelaten in de viertonner. Langs de weg liepen een paar mannen met grote honden. Ze grijnsden en gebaarden naar me met pornoboekjes in hun hand. ‘Ze maken me niks’, dacht ik. ‘Ik zit hier veilig.’ Maar ik had niet gezien dat de bijrijdersdeur niet goed dicht zat. Een van hen klom naar binnen en probeerde me aan te raken. Ik heb hem met geweld de truck uit moeten werken.
Behalve een algeheel gevoel van onveiligheid, herinner ik me verder niet veel meer, waarschijnlijk heb ik het verdrongen. Toen we weer aankwamen in Zagreb, dronken we wat op onze vrijheid, want we mochten terug naar Nederland. Voor velen was dat een uitlaatklep na een verwarrende tijd. Maar de beelden die werden gemaakt – van ons, lachend en drinkend – werden uitgezonden alsof we feestvierden. De samenleving had haar oordeel klaar. Wij wisten nauwelijks wat er in Srebrenica was gebeurd. Ja, we wisten dat er moslimmannen waren afgevoerd, maar we hadden geen idee dat al die levens verloren waren gegaan.”
Bianca
Ik heb hem met geweld de truck uit moeten werken.
Zwijgen over Bosnië
Bianca: “Eenmaal thuis besloot ik te zwijgen over mijn tijd in Bosnië. Ik wilde het vergeten. Sommige mensen die wisten dat ik daar geweest was, stelden de gekste vragen. ‘Heb je mensen doodgeschoten?’, vroegen ze, alsof het een spannend verhaal was. Ik gooide alles weg uit die periode, borg het diep op in een lade in mijn hoofd en ging door. Ik raakte – ongepland maar niet ongewenst – zwanger van Bo. Later kwam ook mijn zoontje Sem. Ondertussen hield ik vol dat het allemaal wel goed met mij ging.
Ik werd sociaal werker bij een woongroep voor mensen met een verslaving en een psychische aandoening, een dubbele diagnose. Als er gevochten werd, sprong ik ertussen, ik leek nergens bang voor. Ik zocht die adrenalinekick, ik leefde erop. Mijn collega’s vroegen weleens: ‘Weet je zeker dat je niets hebt overgehouden aan je tijd in het leger?’ Anderen noemden me hard of dachten dat ik geen gevoelsleven had. En hoe vaker ze dat zeiden, hoe harder ik aan de buitenkant werd. Een selffulfilling prophecy.”
De diagnose
Bianca: “Het was toneelspelen tot ik er letterlijk bij neerviel. Op een dag kon en wilde ik niet meer. De boosheid had me uitgeput. Bo was toen al een tiener. Ik stond uiteindelijk op voor haar en mijn zoon Sem. Ik moest voor hen zorgen. Wat niemand wist, was dat ik een potje vol pillen had verstopt als vangnet. Als ik het écht niet meer volhield, kon ik daarmee uit het leven stappen. Elke dag kroop ik door het oog van de naald en haalde ik nét de eindstreep, vanwege de kinderen.”
Bo: “Praten over emoties was altijd al moeilijk, maar ik merkte in deze periode dat de afstand nog meer toenam en er nog minder fijne momenten waren. Ik miste mijn moeder en voelde me eenzaam. Ik vind het echt erg dat mama die pot pillen had verzameld en dat ze er daadwerkelijk over dacht om uit het leven te stappen. Gelukkig heb je dat niet gedaan, mam. Ik had niet geweten wat ik zonder je zou moeten.”
Bo
Ik had niet geweten wat ik zonder mijn moeder zou moeten.
Bianca: “Ik kwam thuis te zitten. De bedrijfsarts vond dat ik na een tijdje langzaam moest re-integreren, maar ik wist: zo kan ik niet verder, ik kán niet meer. Dat was het dieptepunt, waarop ik me realiseerde dat ik hulp nodig had. Via de arts kwam ik terecht in een speciale veteranengroepstherapie. Daar kreeg ik de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS). Bij die diagnose voelde ik overigens niet zoveel, ik wilde gewoon weer mezelf zijn.”
Bo: “Voor mij betekende die diagnose juist heel veel. Het kwartje viel, eindelijk begreep ik waarom mijn moeder zich zo gedroeg. Het lag niet aan mij. Ze was getraumatiseerd. En ik was daar het onbedoelde slachtoffer van.”
Bianca: “In de groeptherapie kreeg ik EMDR en ademhalingsoefeningen. Die hielpen me om de scherpe randjes van mijn PTSS te verzachten. Toch kreeg ik nooit hulp voor mijn gedrags- en gedachtepatronen, de woedeaanvallen bleven. En door de PTSS had ik concentratieproblemen.”
Bo: “Mama had er veel aan kunnen hebben als ze eerder therapie had gekregen. Dat had ook heel waardevol kunnen zijn voor het heropbouwen van onze relatie. Sinds een paar jaar spraken we beter met elkaar, al vermeden we Bosnië en alles daaromheen nog steeds.”
Tekst gaat hieronder verder.
Charles in videoboodschap: we mogen Srebrenica niet vergeten
Hoop en herstel
Bianca: “De omslag kwam tijdens de veteranenreis met de EO naar Bosnië. Bo en ik schreven ons er samen voor in. Voor de reis besloot ik om echt open te zijn over mijn ervaringen, ook voor Bo. Ik wilde dat Bo begreep wat ik had meegemaakt en waarom haar jeugd was zoals die was. Maar dat laatje had ik zo lang gesloten gehouden, dat het heel eng was om weer open te doen. Het hielp dat de andere veteranen ook open en zonder oordeel waren. Daardoor vond ik veel herkenning en durfde ik meer mezelf te zijn. Ik ben niet de enige, voelde ik.”
Bo: “Toen mama openbrak, hebben we in elkaars armen gehuild. Dat voelde ontzettend goed en intens. In therapie heb ik onder andere geleerd om te huilen. Want als mama boos werd, en ik dan moest huilen, werd ze nog bozer. Daardoor had ik huilen bestempeld als iets dat niet mag, maar in Bosnië kwamen de tranen los. Tijdens de reis was sociaal werker Marije erbij. Zij hield in de gaten hoe het met ons en de veteranen ging. Marije zag hoe mama omging met bijvoorbeeld tijdsdruk en hoe ze dat op mij afreageerde. Ze zag ook hoe hard mama haar best deed om het goed te doen, waardoor de spanning onbedoeld erg opliep.”
Bianca: “De gesprekken met Marije hebben me doen inzien dat ik er nog niet ben. Dus begon ik met therapie bij de Waag. Daar zoek ik nu uit welk hulptraject bij mij past. Door de gesprekken daar weten we al dat ik een sterke drang naar controle heb. Dat verklaart een groot deel van mijn gedrag. Nu ik dit weet, begrijp ik mezelf beter.”
Geen rancune
Bo: “Weet je mam, ik neem je niks kwalijk over het verleden, er is geen wrok. Maar we zijn er nog niet. Al van kleins af aan heb ik niets liever gewild dan dat het goed zou komen. Dat ik je kon begrijpen en bereiken, dat je zou inzien dat het niet goed ging en dat je mij pijn deed. Zolang ik wist dat je je best deed, was ik bereid alles te vergeten. Natuurlijk was ik ook boos en vond ik het oneerlijk, maar ik denk dat elk kind uiteindelijk niets liever wil dan een fijne relatie met haar moeder.”
Bianca: “De terugkeerreis heeft ons hierbij geholpen. We zijn dichter bij elkaar gekomen en er is meer openheid. We kunnen er beter voor elkaar zijn. Maar we hebben allebei littekens, en die blijf je zien.”
Bo
Ik neem je niks kwalijk over het verleden, er is geen wrok.
Bo: “Tijdens de reis spraken we met een aantal achtergebleven vrouwen, moeders en zussen van de mannen die vermoord zijn tijdens de genocide. Zij waren zo inspirerend. In die tijd (1995) waren vrouwen financieel afhankelijk van hun mannen. Toen de mannen er niet meer waren, begonnen ze samen een theeplantage in Snaga Zene. Dat werd hun redmiddel, ze hielpen elkaar. Ik vond het zo mooi. Het toont zo veel veerkracht.”
Bianca: “Het laat zien waar vrouwen samen toe in staat zijn. Wat me raakte, was dat zij niet meer bezig waren met het verleden, maar met de toekomst. Ze waren hoopvol en hadden ook geen rancune tegenover ons.”
Een bloeiende tuin
Bianca: “Ik hoopte mijn oude zelf terug te vinden in Bosnië. Dat is niet gelukt. Zij bestaat niet meer. Ik ontdek nu juist een nieuwe versie van mezelf. Ik ben niet hard, eigenlijk ben ik best een lief persoon. Therapie helpt me om mezelf beter te begrijpen. Zo richt ik me meer op waar ik rust en ontspanning vind en minder op wat me irriteert.”
Bo: “Mama geniet enorm van haar tuin. Ze heeft veel bloemen geplant, maar haar moestuin is haar grote trots.”
Bianca: “’s Ochtends sta ik daar met een kop koffie in mijn hand naar te kijken en dan móét ik het even met iemand delen. Dan bel ik Bo.”
Bo: “Al videobellend laat ze zien wat ze kweekt, plantje voor plantje. ‘Kijk eens hoe mooi?’”
Bianca: “Alles staat in bloei. Het leven gaat door, ongeacht wat achter ons ligt. En zo wordt het langzaamaan lichter.”
Terug met Dutchbat
Over Srebrenica
- De Val van Srebrenica tijdens de Bosnische Oorlog (1992-1995) is een van de zwartste bladzijden uit de moderne Europese geschiedenis.
- Srebrenica was een VN-veiligheidszone, bedoeld om Bosnische moslims te beschermen tegen het geweld van de Bosnisch-Servische troepen. In de enclave bevonden zich Dutchbat-militairen en een Nederlands VN-bataljon die de zone moesten bewaken, maar met beperkte middelen en zonder zware wapens.
- Op 11 juli 1995 vielen de Bosnisch-Servische troepen de enclave binnen. De VN en NAVO grepen niet in, ondanks een aantal dringende verzoeken van Dutchbat-commandant Thom Karremans om luchtaanvallen.
- Nederlandse militairen konden de genocide niet voorkomen en speelden, hoewel ongewild, een rol in de gebeurtenissen die volgden. Vrouwen en kinderen werden met bussen afgevoerd naar veilig gebied, terwijl de mannen aan de Servische troepen werden overgeleverd. Velen werden geëxecuteerd en in massagraven gedumpt.
- In 2002 trad het kabinet-Kok af nadat een onderzoek van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) had geconcludeerd dat de missie gedoemd was te mislukken.
- De Nederlandse overheid heeft in de loop der jaren op verschillende momenten excuses aangeboden, zowel aan de Dutchbat-militairen als aan de overlevenden en nabestaanden van Srebrenica. Deze excuses kwamen echter laat en in fases, wat leidde tot kritiek en emotionele reacties.
Tekst: Heleen Bastiaanse
Beeld: Vier de liefde fotografie
Visagie: Femke Gaarlandt