Tijdens een zeiltocht op het Markermeer raakte Geert Spijkman (81) te water. Geteisterd door de harde wind en vechtend tegen onderkoeling zwom hij urenlang, op zoek naar hulp.
“In de middag van 18 juli 1994 – ik was toen 50 – besloot ik te gaan zeilen op het Markermeer. Mijn vader was exact een jaar daarvoor gestorven, dus ik wilde even alleen zijn met God en de natuur, om bij zijn sterfdag stil te staan. Er stond een stevige wind, die eerst wat leek af te nemen. Maar toen het steeds harder ging waaien en ik water in de boot kreeg, besloot ik rustiger water op te zoeken. Voordat ik vertrok, had ik nog eens extra gecontroleerd of alle knopen goed vastzaten. Toch schoot er opeens een touw los. Ik moest het roer loslaten om de knoop vast te maken. Maar wat ik ook probeerde, het lukte mij niet om het zeil te hijsen; ik kwam handen tekort. Ondertussen liep de boot vol water. Het enige wat ik nog kon bedenken, was de fok hijsen, een zeil voorin de boot. Opeens sloeg de wind erin en het ondenkbare gebeurde: de boot sloeg niet naar de zijkant om, maar recht over zijn neus. Met kracht werd ik het water in geslingerd.
Het gebeurde rond vijf uur ’s middags en tot tien uur die avond wachtte ik vergeefs bij de boot op hulp. Ondertussen werd het steeds kouder en donkerder. Ik besefte dat ik iets moest bedenken om in leven te blijven. Ik was zo’n tien kilometer uit de kust, maar omdat ik ervaring had met het zwemmen van lange afstanden, besloot ik naar de kust te zwemmen.
Ik was doorlopend met God in gesprek
Na anderhalf uur zwemmen hoorde ik een boot en ik schreeuwde hard om hulp. De bemanning hoorde mijn noodkreet en begon te zoeken, maar na enige tijd gaven ze het op en voeren ze verder.
Natuurlijk was ik enorm teleurgesteld. Maar ik besloot mij daar niet door uit het veld te laten slaan. Ik wist: mijn grootste reddingslijn is God, en Hij was bij mij. Ik was doorlopend met Hem in gesprek en ben geen moment bang geweest. Ik geloofde dat God mij thuis zou brengen. Of dat Thuis met een hoofdletter of thuis met een kleine letter was, maakte mij op dat moment niet uit.
Negen uur lang heb ik gezwommen. Door onderkoeling kon ik nauwelijks iets zien, waardoor ik behoorlijk gedesoriënteerd raakte. Elke keer als ik probeerde uit te rusten, dreef ik af. Op een gegeven moment vloog er een helikopter over. Ze waren mij duidelijk aan het zoeken, maar in het onstuimige water was het zoeken naar een speld in een hooiberg.
Tot ik om zeven uur ’s morgens – veertien uur nadat ik overboord was geslagen – opeens stemmen hoorde. Ik was zwaar onderkoeld en kon niets meer zien, maar voelde nog wel hoe ik in de reddingsboot werd gehesen en hoe iemand mij in folie wikkelde. Daarna raakte ik buiten bewustzijn. Dat ik werd gered, is een wonder. Aan Hem alle eer!”