Maak kennis met deze Bijbelse bemoeimoeders
Een essay van Alain Verheij
vandaag · 09:00| Leestijd:7 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Visie digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Rondom Moederdag staan we stil bij een cliché: de moeder die zich misschien net iets te veel bemoeit met haar kinderen. Ze bedoelt het zo goed, maar loopt vooral in de weg. Dit menstype is al zo oud als de Bijbel.
Er is één mens op aarde die jou altijd ergens een beetje als kind blijft zien en die degene is die jou haar kind mag noemen. In de meeste gevallen is dat troostrijk. Je zal maar iemand hebben die onvoorwaardelijk het onschuldige en naar liefde verlangende kind in jou herkent dat er heus nog wel ergens zit. In sommige gevallen slaat het echter een beetje door. Je kunt een moeder hebben die het te moeilijk vindt om de emotionele navelstreng door te knippen. Ook in de Bijbel vind je ‘bemoeimoeders’ of in ieder geval moeders die er verdacht veel op lijken.
Strijd tussen kinderen
Toen Rebekka zwanger was, wist ze al snel dat het een tweeling was. De twee kinderen vochten namelijk in haar buik. Het ging er zo heftig aan toe dat ze eigenlijk niet meer verder wilde. Zelfs tijdens en na de bevalling bleef het een strijd. De oudste zoon werd Esau – hij kwam als overwinnaar uit zijn moeder tevoorschijn. Maar hij werd intussen wel bij zijn hiel vastgehouden door Jakob, de tweede zoon, die zijn verlies weigerde te accepteren. De tweestrijd bleef langdurig verder etteren, want beide broers bleken zeer verschillend te zijn.
Esau was rossig, behaard en een uitstekend jager. Hij leefde graag buiten. Jakob was rustig, wat minder harig en erg huiselijk. De eerste was een vaderskind en de tweede kon het beter met zijn moeder vinden. Maar er kon er maar eentje de belangrijkste zegen en erfenis meekrijgen. Er gold er maar eentje als officiële erfgenaam. Dat zou Esau worden, tenzij iemand ingreep.
Met haar bemoeienis had Rebekka zichzelf beroofd
Hoe Rebekka zichzelf bestal
Rebekka besloot om Jakob aan te zetten tot bedrog. Toen haar man Isaak nagenoeg blind was geworden, kookte ze een lekker gerecht voor hem. Ze zorgde dat Jakob zich vermomde als zijn oudere broer. Compleet met een bokkenvel over zijn hals en handen, zodat hij harig zou aanvoelen. Daarna stuurde ze hem in Esaus duurste kleren naar zijn vader toe om Jakob de zegen te geven in plaats van de eerstgeboren broer. Het plan slaagde, maar zowel Rebekka als Jakob had goed nagedacht over een vervolg. Hoe blijf je samenleven met Isaak en Esau nadat je hen zo vernederd hebt?
Dat bleek onmogelijk voor Jakob. Hij had zijn zegen, maar zijn vader zal ontstemd zijn geweest en Esau wilde zijn broertje doden. Daarom moest Jakob vluchten, weg van zijn familie. Met haar bemoeienis had Rebekka zichzelf beroofd. Haar lievelingszoon woonde voortaan niet meer thuis. Haar man was niet blij met zijn rol als pionnetje in haar complot. Haar oudste zoon, van wie ze natuurlijk ook wel hield, zal zijn leven lang moeite hebben gehad om haar te vergeven. Rebekka had zich zo blindgestaard op het lot van haar ene kind, dat ze de harmonie met alle andere mensen om haar heen verwaarloosde. Zo verloor ze alles – maar Jakob ging er wel met de zegen vandoor.
Moeder van donderstenen
In de evangeliën heb je de ‘moeder van de zonen van Zebedeüs’. Een grappige benaming. Mevrouw Zebedeüs had Johannes en Jakobus als zoons. Zij waren met hun vader en collega’s in het vissersbedrijf aan het werk toen Jezus hen als discipelen uitkoos. De jongemannen lieten alles achter en gingen ervoor. Ze bedoelden het goed, maar waren soms wat onstuimig en driftig – Jezus gaf hun een bijnaam die je kunt vertalen als ‘donderstenen’. Ze verwachtten iets te veel van het leven met Jezus. Dat bleek onder andere uit een actie van hun moeder.
Op een dag viel mevrouw Zebedeüs op de grond voor Jezus. “Beloof me dat deze twee zonen van mij in uw koninkrijk naast U mogen zitten, de een rechts van U en de ander links.” Dat kon Jezus niet beloven. Wat deze bemoeimoeder siert, is dat ze – in tegenstelling tot Rebekka – haar beide kinderen meenam in haar vraag om een zegen. Wat ze wat minder goed begreep, was dat dit kwaad bloed zou zetten bij de andere tien discipelen. Ze verpestte de sfeer binnen de groep. Daarnaast moest ze begrijpen wat ze vroeg. “Kunnen jullie de beker drinken die Ik zal moeten drinken?” antwoordde Jezus. Dicht bij Jezus leven betekende in eerste instantie lijden, niet heersen.
Bij Debora geen 'eigen kind eerst'
Debora, moeder van Israël
Weer even terug naar een ruige tijd in het Oude Testament. In de periode van het Bijbelboek Rechters was er weinig hoop voor Israël. Sisera, generaal van de onderdrukkende vijand, had wel negenhonderd ijzeren strijdwagens. Daar kon het leger van Israël, geleid door Barak – ‘bliksem’ – nooit tegenop. Het volk was compleet verlamd. Op één vrouw na: Debora. Zij was profeet en rechter. Op een dag besloot zij zich met de ellende te bemoeien. Ze zei tegen Barak dat de tijd was gekomen dat hij met hulp van God het leger van Sisera zou verslaan. “Ik durf alleen”, zei Barak, “als u meegaat.” Dat deed ze.
In het loflied in Rechters 5 staat hoe Debora haar volk als een moeder leidde. En de strijd verliep geweldig. Het begon te regenen en de soldaten van Sisera reden hun strijdwagens volkomen vast in een drassig dal. Ze moesten vluchten voor het leger van Barak en Debora, die hen achtervolgden om voor lange tijd een einde te maken aan de tirannie. “Maar let wel,” had Debora tegen haar strijdmakker gezegd, “de eer van de overwinning zal naar een vrouw gaan.”
Doodop belandde Sisera ergens op neutraal terrein, waar hij zichzelf uitnodigde in de tent van een vrouw die Jaël heette. Moederlijk ontving ze hem en legde ze hem te rusten nadat ze hem een beetje water en melk had gegeven. Daar lag Sisera vredig in de tent van een vreemde vrouw, terwijl thuis zijn moeder ongeduldig stond te wachten totdat hij thuis zou komen. Thuiskomen zou hij nooit: Jaël pakte een tentpin en sloeg die door de slapen van de ellendeling. Israël kreeg daarna veertig jaar rust van alle vijanden dankzij Debora en Jaël.
De ideale bemoeimoeder
De basis van deze drie moeders heeft iets moois: ze vroegen het allerbeste voor een ander. Rebekka riskeerde alles voor haar zoon Jakob, zonder er zelf beter van te worden. Mevrouw Zebedeüs viel op de grond voor Jezus, maar wat ze Hem vroeg, was voor haar kinderen en niet voor haarzelf. Debora ging vol geloof een hopeloze strijd in. Ze besloot zich met het wel en wee van het volk te bemoeien, omdat niemand anders het deed. Zij werd daarmee de ultieme bemoeimoeder – en daar zit geen negatieve bijklank in.
De kracht van Debora is dat zij veel goede kanten van ideaal moederschap (zorgzaamheid, moed, zelfopoffering, ultieme betrokkenheid en compromisloze nabijheid) in zichzelf wist aan te spreken zónder mensen te vergeten. Bij Debora geen ‘eigen kind eerst’, zelfs geen ‘eigen familie eerst’. Haar moederschap was voor een heel volk vol verschoppelingen – allemaal kinderen van God die aan het handje moesten worden meegenomen naar een tijdperk van vrede.