Kerstverhaal: Hanna wacht op de Messias
Iedereen verklaarde haar krankzinnig
20 december 2024 · 10:41| Leestijd:8 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Visie digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Het zijn wonderbaarlijke verhalen die we rond Kerst horen. Over engelenbezoek, miraculeuze zwangerschappen en oude profetieën. Hoe zou zo’n verhaal vandaag gaan? Dit verhaal gaat over Hanna.
Ze houdt de ansichtkaart zo stevig vast dat het karton verkreukelt. Haar gerimpelde handen trillen. Niet vanwege de ouderdom, want Hanna heeft zelfs na 109 jaar nog vaste handen. Ook niet vanwege het vrolijke strandlandschap op de voorkant. Wel vanwege de tekst op de achterkant:
“Lieve mama, van harte gefeliciteerd met je verjaardag. Ik hoop dat het goed met je gaat. Ik zou heel graag dicht bij je willen zijn in de laatste jaren van je leven. Wil je alsjeblieft naar huis komen? Nu het nog kan? Ruben.”
'Kom gewoon naar huis!'
Hannah bijt op haar onderlip en staat rustig op uit de stoel. Ze moet even steun zoeken aan de leuning – dat is de ouderdom – en loopt dan naar de boekenkast, trekt een mand van de onderste plank en legt de kaart boven op een grote hoop kaarten en brieven. Ze kan de inhoud dromen, want die is al decennialang gelijk.
Onder op de hoop liggen de wat explicietere kaarten. “Hij is al duizenden jaren aangekondigd, mam. Leg je er nu maar bij neer dat hij niet komt.” Of een boze: “Houd je meer van mij of van je waanidee?” Later werden ze smekender: “Nu leven we allebei nog. Kom gewoon naar huis!”
'Wappie'
Naar huis. Hannah zucht diep. Wanneer dringt het tot haar zoon door dat dít haar thuis is? Ze kijkt uit het raam van haar kleine appartementje, dat uitziet op een paar daken. Maar haar gaat het om wat zich achter die daken uitstrekt: de Olijfberg. Daar zal Hij komen. En zij zal het meemaken. Die twee zaken zijn voor haar zekerheden, in haar hart gebeiteld.
En zij zal het meemaken
Hoe ze dat zo zeker weet, kan ze niet uitleggen. Dat heeft ze vaak genoeg geprobeerd. Want haar mededeling dat ze naar Israël zou emigreren om de Messias op te wachten, leverde op z’n minst wat opgetrokken wenkbrauwen op. Opgetrokken wenkbrauwen? Wie houdt ze voor de gek. Iedereen verklaarde haar krankzinnig. Soms in haar gezicht, meestal achter haar rug. Het is dat het woord ‘wappie’ 56 jaar geleden nog niet bestond, anders had ze dat stempel ongetwijfeld gekregen.
Alleen die kaart
Maar nu is vrijwel iedereen uit die tijd overleden. Haar broer en twee zussen leven al bijna twee decennia niet meer. De vrienden die ze in Nederland had, is ze uit het oog verloren. Waarschijnlijk zijn zij er ook al lang niet meer. De enige die nog leeft, is haar zoon Ruben. En ook hij is al flink op leeftijd. Hanna moet even rekenen, maar bedenkt dat dat hij 87 jaar oud moet zijn. Het gezicht dat ze in haar herinnering omhooghaalt, is een stuk jonger. Het is bijna twintig jaar geleden sinds ze hem voor het laatst in levenden lijve sprak. Ze spreken elkaar alleen nog maar telefonisch, twee keer per jaar: op zijn en op haar verjaardag. En zelfs dat gebeurde dit jaar niet. Alleen die kaart kwam.
Haar kat, Karl
Door een klaaglijk gemiauw schrikt Hanna op uit haar gedachten. Het is haar kat, Karl. Ze heeft ‘m vernoemd naar haar man Karel. Hij bleef achter op de Grebbelinie in mei 1940. Zij bleef achter in hun kleine huisje, met een 3-jarige zoon, na zeven jaar huwelijk. Ze was een van de vele oorlogsweduwen. Het lijkt een eeuwigheid geleden en de herinneringen zijn vage schimmen, maar op momenten voelt ze plotseling een steek van eenzaamheid.
Jeruzalemse muizen vangen, gokt ze
Gek genoeg helpt de kat Karl haar. Ze kan tegen ‘m praten en zijn warme lijfje op schoot biedt troost. Hij kwam gewoon aanlopen, alsof hij hier thuishoorde. Of is het een zij? Ze weet het niet eens. Hanna loopt naar de deur en doet die op een kier, zodat Karl naar buiten kan. Jeruzalemse muizen vangen, gokt ze. Dat doet-ie vrijwel dagelijks.
Vind jij de 15 cadeaus in het kerstverhaal?
Speel onze speciale kerstgame op eo.nl/kerst! Verzamel binnen de tijd alle cadeaus en laat je verrassen door het grootste kerstcadeau ooit.
Speel nu
Ze besluit het voorbeeld van Karl te volgen. Even naar buiten, op jacht naar voedsel. Haar weduwenpensioentje is karig, maar ze weet welke marktjes en winkeltjes ze langs moet. Groente en fruit aan de Al-Maqdesistraat, voor brood naar de oude stad, voor vlees en ander eten naar de markt aan de Jaffastraat.
Zesdaagse Oorlog
Toen ze hier kwam, net na de Zesdaagse Oorlog in 1967, was de stad nog niet bekomen van de strijd. Ze vond een huis tussen de ruïnes, want Jeruzalem was een puinzooi. En echt rustig is het sindsdien niet geworden. Maar zo gespannen als nu heeft ze het niet vaak meegemaakt.
“Kom snel, Messias”, mompelt ze als ze langs een groepje jonge Arabieren loopt. "Kom snel, Messias”, fluistert ze als ze langs een huis in haar Arabische wijk komt, waar een Joodse familie intrek heeft genomen. “Kom snel, Messias”, denkt ze als ze voor de derde keer langs een Israëlische controlepost loopt.
Kom snel, Messias
Ze bidt het als ze bijna omver wordt gereden door een kolonne militaire jeeps. Ze bidt het als een ambulance voorbij scheurt. Ze bidt het op elke straathoek waar ze in de afgelopen vijftig jaar vechtpartijen, aanslagen, arrestaties, rellen, politiegeweld en demonstraties heeft gezien. Hanna’s winkeltocht is één groot gebed. Een traag gebed, want snel loopt Hanna niet meer. Een gebed dat ze al meer dan een halve eeuw onafgebroken bidt.
Vrede brengen
Wanhopig is haar gebed niet. Want ze wéét dat Hij komt. En ze kent de beloften: Hij zal Jeruzalem bevrijden. Hij zal vrede brengen. En Hij komt snel. Zij gaat het nog meemaken.
Waarom weet ze zo zeker dat Hij komt? En waarom gelooft ze dat zij dat gaat meemaken? Ruben heeft natuurlijk gelijk: al generaties gelovigen verwachten de Messias. En generaties wisten zeker dat dit dé tijd was dat Hij kwam. Er is zelfs een woord voor het soort mensen dat naar Jeruzalem komt om de Messias op te wachten: eindtijdtoeristen. Ze heeft busladingen zien komen en gaan.
Het beste wat ze heeft meegemaakt, is een soort wapenstilstand onder hoogspanning
Leeuwen en lammeren
En zou je ook niet wanhopig gaan verlangen naar een vrederijk op deze plek? Dagelijks bidt ze de Eeuwige om vrede voor Jeruzalem, maar het beste wat ze heeft meegemaakt is een soort wapenstilstand onder hoogspanning, twee bevolkingsgroepen die elkaar wantrouwend negeren.
Deze stad, dit land, smacht naar een Koning die de vernederden recht doet. Die eeuwige vrede brengt. Die leeuwen en lammeren samen laat slapen. Die een woestijn van haat laat veranderen in een bloeiende tuin van liefde. Die Jeruzalem een stad maakt waar alle volken in vrede samenleven. Dus fluistert ze onafgebroken, al 56 jaar lang: “Kom snel, Messias.” En ze gelooft met heel haar hart dat Hij komt. Snel ook. Want voor een 109-jarige mag ze bijzonder fit zijn, ze weet dat haar tijd er bijna opzit.
Die seconde
Toen ze in 1968 tegen haar predikant vertelde dat de Messias terugkwam en dat zíj dat ging meemaken, glimlachte hij eventjes meewarig. Een seconde maar, daarna was zijn gezicht weer hetzelfde professioneel-godsvruchtig glimlachende masker als altijd. Maar die seconde van medelijdende neerbuigendheid is haar altijd bijgebleven. De eerste tijd stak die haar, deed het pijn. Later kon ze er haar schouders over ophalen. Nog later begreep ze het zelfs wel.
Het lijkt ook gek, zo’n vast geloof in een ongelooflijke belofte. Maar dat geloof, het diepe weten dat Hij komt en dat zij erbij zal zijn, heeft er nooit onder gewankeld. Waarom dat zo vaststaat, weet ze ook niet zo goed. Ze is normaal gesproken helemaal niet zo zeker van zichzelf. Maar dit weten komt niet van haar. Dit heeft God erin geplant. Dat kán niet anders. Het is de enige verklaring die ze kan geven, tot grote frustratie van haar familie en vrienden.
Een oude, Joodse man
Op de markt aan de Jaffastraat koopt ze parelcouscous en wat kanafeh – een gebakje dat aan haar kunstgebit blijft plakken, maar dat ongemak meer dan waard is. Ze kent de winkeliers stuk voor stuk, en ze kennen haar. Op de terugweg in de tram raakt ze aan de praat met een oude, Joodse man. Het gesprek belandt al snel waar het altijd belandt: bij de voedselprijzen, bij de politieke situatie, bij de angst voor het bestaan. Als ze allebei uitstappen bij de Jaffapoort, schudt ze hem de hand en wenst hem vrede. Dat is hier heel normaal: Shalom. Of Salam, als je een Arabischsprekende groet. Maar voor Hanna is het nooit gewoon geweest. Vrede is niet normaal. Niet tot de Messias komt.
Naar de Olijfberg
Thuis pakt ze de tassen rustig uit, maakt de couscous klaar en eet die aan haar tafeltje voor het raam op. Dan de afwas. En dan is het tijd voor de dagelijkse afsluiting: ze wandelt naar de Olijfberg, om van daaruit de zon te zien ondergaan over Jeruzalem. Ze heeft geen idee of het haar gaat lukken er te komen. De stad gaat ’s nachts vaak hermetisch op slot. Maar proberen kan altijd. Bovendien: vandaag kan het zomaar zover zijn dat Hij komt.
Het felle licht
Zodra ze de deur opendoet, knippert ze even met haar ogen tegen het felle licht. En het overvalt haar, zoals het licht haar overvalt. Ze recht haar rug, haar gerimpelde gezicht breekt open in een volle lach, een traan zoekt een weg langs de groeven in haar wangen. Het is zover. Hij is gekomen. Zo snel ze kan, haast ze zich Hem tegemoet, op naar de Olijfberg. Op naar de vrede.