
PremiumAdventsverhaal geïnspireerd op de verwachting van Elia: De bode van de Kunstenaar
Verhaal
gisteren · 09:00| Leestijd:8 min
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
“Burgemeester, we zijn van mening dat het te lang heeft geduurd.” De slager ging staan tijdens de dorpsvergadering en overviel de burgemeester met zijn woorden. “Ahum”, zei die, terwijl hij de revers van zijn jasje gladstreek. “Wát duurt precies te lang?” “Die stilte”, riep de boerin.
Verwachting
Voor de adventsweken schreef Lisette van de Heg vier fictieve verhalen rondom advent en kerst. Dit laatste verhaal verbindt het wachten van Elia met het wachten op Christus, en laat iets zien van Gods verrassende nabijheid.
“Inderdaad!” zei de bakker.
“Welke stilte?” vroeg de burgemeester verward.
“Die van de Kunstenaar”, zei de slager. “We hebben overlegd en we zijn van mening dat we Hem een brief moeten sturen.”
“Aha, een brief.” De burgemeester knikte. “Dat kunnen we doen. Dat is een goed idee.”
De schooljuf ging staan en zei: “Laten we ervoor zorgen dat het een nette en beleefde brief is.”
“Uiteraard, uiteraard”, zei de burgemeester. “Dat spreekt voor zich. Ik zal het morgen direct regelen.”
Bode
In de dagen die volgden, hield iedere dorpeling de toegangsweg goed in de gaten. Vol verwachting keken ze uit naar het antwoord van de Kunstenaar.
De boer was in zijn weiland aan het werk en zag de bode als eerste aankomen. Hij richtte zich op en zwaaide enthousiast.
“Ha, bode”, riep hij. “Heb je een bericht voor ons?”
“Jazeker”, antwoordde de bode. “Loop met me mee, dan kun je het gelijk horen.”
De boer riep de boerin en gedrieën wandelden ze het laatste stukje naar het dorp. Daar aangekomen werden ze hartelijk begroet door de bakker, die net zijn bezorgronde deed.
“Beste bode, neem een stuk brood”, zei hij. “Je zult wel honger hebben na je lange reis.”
Met een hoffelijk buiginkje nam de bode het brood dankbaar aan. Het was nog een beetje warm en het rook heerlijk.
“Het smaakt geweldig”, mompelde hij met volle mond. “Dankjewel, bakker.”
“Heb je bericht voor ons?” vroeg de bakker.
“Zeker”, beaamde de bode. “Ik ga naar het dorpsplein om het voor te lezen.”
“Mooi”, zei de bakker. “Ik zal daar ook heen gaan als ik klaar ben met mijn bezorgronde.”
Het teken
Een klein uurtje later was het plein volgestroomd met dorpelingen die hadden gehoord dat de bode was gearriveerd. De burgemeester hield het overzicht. Toen iedereen er was, maande hij tot stilte en heette hij de bode officieel welkom voordat hij hem het woord gaf.
“Beste mensen”, zei de bode. “De Kunstenaar heeft mij gestuurd. Dit is zijn bericht.”
De bode tastte in de binnenzak van zijn wambuis. Even later haalde hij de brief tevoorschijn en las met luide stem: “Let op het teken dat wijst op mijn nabijheid.”
Alsof er een startschot was gegeven, begon iedereen door elkaar te praten.
“Een teken! Waar? Wanneer?” vroeg de schoenmaker.
“Dat moet iets groots zijn!” meende de smid.
“De Kunstenaar zelf komt naar het dorp”, verzuchtte de schooljuf.
“We moeten de vlaggen uithangen”, zei de burgemeester. “En het dorpshuis versieren.”
“Ik wíst het wel”, zei de bakker.
“Ik ook”, zei de schoenmaker.
“Nou, ik niet”, reageerde de boerin. “Sterker: ik weet nog steeds niets. Beste bode, heb je misschien wat méér voor ons?”
Het rumoer stierf weg na die woorden en iedereen keek naar de bode. Hij had de brief nog in zijn hand en keek nog eens naar de woorden die daar stonden. Het was maar één zinnetje, meer had de Kunstenaar hem niet gegeven. Hij had geen idee wat het teken kon zijn en haalde verontschuldigend zijn schouders op.
Er stond maar één zinnetje in de brief
Terwijl hij dat deed, greep een briesje het vel papier in zijn handen en sloeg het bijna weg. Gauw rolde hij het weer op en stopte het terug in zijn wambuis.
De wind trok aan en stormde door de straten, trok aan de kleding van de dorpelingen op het plein en blies haren alle kanten op.
“Dít moet het zijn!” riep de slager enthousiast. “Dit is het teken, let op mijn woorden.”
“Hij heeft gelijk”, verzuchtte de schooljuf. “Kijk kinderen, zien jullie die bladeren jagen, die stofwolken opwaaien, die bomen buigen in de storm?”
De bode keek mee en voelde de hoop van de dorpelingen in zijn binnenste. Hij wist als geen ander dat de wind gehoorzaam was aan de Kunstenaar.
Dit zóu het kunnen zijn.
“Is dit het, bode?” schreeuwde de burgemeester tegen de wind in, terwijl hij met een hand zijn hoge hoed stevig op zijn hoofd gedrukt hield.
“Ik weet het niet”, riep de bode terug, “maar er komt een teken, zoveel is zeker.”
Ingespannen bleef hij kijken, maar even gauw als die opkwam, ging de wind weer liggen en het leek of iedereen van teleurstelling wat inzakte.
De bode schudde nadrukkelijk zijn hoofd toen men hem vragend aankeek.
Vonkje
Het plein liep leeg en iedereen ging weer aan het werk. De bakker in zijn bakkerij, de smid in zijn smidse, de boer op het veld en de kleermaker in zijn kleermakerij.
Met een knikje en een tikje tegen zijn hoed groette de burgemeester de bode, die nu alleen achterbleef op het plein.
Ook hij voelde de teleurstelling. Het hád de wind kunnen zijn.
Die middag liep hij doelloos door het dorp, zijn gedachten nog bij het beloofde teken. Even meende hij het gevonden te hebben toen hij de smidse passeerde en de grond onder zijn voeten voelde trillen. De bode bleef abrupt staan.
Misschien dat dit…?
Overal op straat vlogen deuren open.
“Nu! Nu gebeurt het!” riep iemand.
De burgemeester kwam aangesneld en keek vragend naar de bode.
De bode keek de smederij in en zag de smid pijnlijk grimassen terwijl hij zijn hand uitschudde.
“Gaat het?” vroeg hij aan de smid.
“Het gaat”, antwoordde de smid.
“Maar die dreun… De grond trilde ervan.”
“Mijn hamer leidt vandaag een eigen leven. Dat is alles.”
De smid schudde nog een keer met zijn hand en werkte toen weer onverstoorbaar verder. De bode zuchtte en schudde zijn hoofd naar de toegesnelde dorpelingen.
“Er… komt een teken, maar dit was het niet.”
Tegen de avond, toen de schemer viel, laaide de vlam in de oven van de bakker fel op. Een vonkje vond zijn weg naar buiten en dwarrelde op een briesje van lantaarn naar lantaarn. Overal waar de bode keek, zag hij lichtjes aangaan, die het dorp in een vriendelijk gouden schijnsel kleurden.
Mensen kwamen naar buiten en keken zwijgend toe.
Niemand zei iets, tot een klein meisje de bode aan zijn mouw trok.
“Dit is het toch? Dit is het teken?”
De bode hield zijn adem in en volgde het vonkje overal waar het ging, maar toen de laatste lantaarn was ontstoken, zweefde het weg naar de donkere nacht waar het verdween.
Hij schudde zijn hoofd.
Het was niets.
Weer niets.
Het teken komt misschien anders dan wij denken
De bode wilde niet liegen, dus hij zei opnieuw: “Er… komt een teken.”
De boerin verloor haar geduld. “Welke bode brengt nu zo’n boodschap”, smaalde ze. “Ik ga naar huis.”
“Hoe kunnen we opletten als we niet weten wat het teken is?” vroeg de bakker. En ook hij verdween.
“Weet je zeker dat die boodschap klopt?” vroeg de slager.
De bode knikte. Hij wist het zeker.
Hij wist als geen ander dat de wind, de aarde en het vuur de Kunstenaar gehoorzaamden. Het hadden tekenen kunnen zijn, maar… dat waren het niet.
“Blijf nog even”, zei hij daarom. “Het teken komt misschien anders dan wij denken.”
Bries
In de hoop dat de dorpelingen met hem zouden blijven wachten, bleef de bode staan. Een enkeling twijfelde nog, maar nadat de eerste gemompelde groet klonk, vertrok de een na de ander. Deuren gingen open en weer dicht en langzaam maar zeker vulde stilte de verlaten straten.
Juist toen de bode meende dat er niemand meer buiten was om samen met hem te wachten op het teken, hoorde hij voetstappen naderen. Vanuit een steegje kwamen twee reizigers het plein op: een jonge man en een jonge vrouw. Zij liep moeizaam, één hand lag koesterend op haar ronde buik.
“Goedenavond”, zei de man. “We zijn al een tijd onderweg. We hopen ergens een plek te vinden om te overnachten.”
De bode wilde antwoorden, maar precies op dat moment hoorde hij iets – of meende hij iets te horen.
Hij keek op.
De jonge vrouw hield haar pas in en keek om zich heen.
“Hoorde u dat ook?” vroeg ze zacht. “Het was als het gefluister van een zachte bries…”
Een warme gloed trok door de bode heen, klein als het vonkje van zojuist.
Dit was het.
Niet de stormwind.
Niet de dreun.
Niet het vuur.
Maar dit.
“Kom maar mee”, zei hij tegen het stel. “Ik wijs jullie wel een plek.”
En terwijl hij hen voorging in het donker, ging de fluistering met hen mee.
Tekst: Lisette van de Heg
- Adventsverhaal geïnspireerd op de verwachting van Elia: De bode van de Kunstenaar
Adventsverhaal geïnspireerd op de verwachting van Elia: De bode van de Kunstenaar





