Hoe zou Elisabets verhaal vandaag gaan?
Ze knijpt het kussen tot moes en gilt tot de ramen trillen
28 november 2024 · 13:22| Leestijd:9 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Visie digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Het zijn wonderbaarlijke verhalen die we rond Kerst horen. Over engelenbezoek, miraculeuze zwangerschappen en oude profetieën. Hoe zou zo'n verhaal vandaag gaan? Deel één in een serie adventsverhalen anno 2024: Elisabet.
Haar hand knelt zich om het hoekje van haar kussen. De knokkels zijn wit. De verloskundige lacht vriendelijk naar haar. “Je doet het heel goed”, zegt ze zachtjes. “Je vangt de wee keurig op. Blijf puffen.” Els hoort het amper. Alles wat er is, is pijn. Pijn en druk. Ze knijpt haar ogen stijf dicht, haalt diep adem in door haar neus en puft de lucht naar buiten. Drie keer. Puf, puf, puf, zoals haar geleerd is. En nog een keer. De wee zakt weg. Ze opent haar ogen, zoekt het gezicht van Zach. Hun ogen vinden elkaar. Ze ziet in zijn ogen een mengsel van vreugde, trots en bezorgdheid.
Die ogen van Zach, daar viel ze op. Els was toen nog maar 16 jaar, hij dik drie jaar ouder. Echt een mannetje. Iemand die zijn woorden wel klaar had, altijd aanwezig. Op de jeugdgroep in de kerk wist hij wel te vertellen hoe het zat, of het nu om de eindtijd, de plek van het Joodse volk of om seculiere muziek ging. Zo’n betweter was niks voor haar, dacht ze. Tot ze hem in de ogen keek. Die diepbruine kijkers, daar viel ze voor. Drie jaar later waren ze getrouwd.
Geld was er niet. Hij was junior voorganger in een grote evangelische gemeente, zij studeerde nog. Ze woonden op een zolderverdieping in het centrum. Weinig ruimte, maar meer dan genoeg voor hen samen. Zodra er kinderen kwamen, vonden ze vast wel wat groters. Want kinderen zouden er komen. Minimaal drie. Ze zag de gezinsfoto al bijna voor zich.
Rond haar 23e kwamen de eerste opmerkingen. Eerst van haar moeder tijdens het afdrogen op tweede kerstdag. Een grappig bedoelde opmerking over kleinkinderen aan de kerstmaaltijd. Toen van de eerste vriendin die zwanger werd. “Wanneer komt er eentje bij jullie?”, vroeg ze. En toen meer en meer leeftijdsgenoten kinderen kregen, vermenigvuldigden die opmerkingen zich. De waarheid was dat ze het al jaren probeerden. Maar er kwam geen kind.
De gynaecoloog schrikt Els op uit het verleden. “Voelt u zich nog goed?” vraagt ze. “Wilt u iets eten of drinken?” Het is een jonge vrouw, minder dan de helft van haar eigen leeftijd. Een lieve dame. Zij is er voortdurend bij, al laat ze het meeste werk aan de verloskundige. Maar in een situatie als die van Els is er non-stop een arts aan het bed. Een 69-jarige die bevalt, dat hebben ze zelfs in het Leids Universitair Medisch Centrum nog nooit aan de hand gehad. Els knikt en schudt tegelijkertijd haar hoofd. Ze bedoelt: het gaat goed en ik hoef niks, maar ze voelt zich te moe om te spreken. Dus steekt ze slapjes haar duim op. Zach schuift naar het bed en legt zijn hand over haar hand.
Hand in hand. Zo kwamen ze het LUMC ruim dertig jaar geleden binnen voor hun eerste onderzoek. Ze herinnert het zich nog precies. De wachtruimte met de tijdschriften. De vragen van de arts. En daarna de eindeloze onderzoeken. Lag het aan Zach? Aan haar? Toen de eerste ivf-poging. Dat was toen, begin jaren negentig, nog behoorlijk revolutionair. De aanslag die de hormonen op haar lichaam deden. De hoop. De teleurstelling. En de eenzaamheid. Niemand voelde wat zij voelde, zelfs Zach niet. Wat zo mooi zou moeten zijn – de bevruchting, de zwangerschap – werd een fysieke en geestelijke worsteling.
Ze zag Zachs pogingen haar te bereiken. Herkende zijn liefde. Maar hoe kon zij iets delen van de achtbaan van emoties waar ze zelf niets van begreep? Los van de diepe impact die de hormonale behandeling op haar had, was er die cocktail van machteloze woede, rouw om iets wat misschien nooit ging komen, hoop die ze niet durfde toelaten, jaloezie, onzekerheid over haar vrouwelijkheid, haar toekomst, haar huwelijk.
En ook vriendschappen werden ingewikkeld. Al haar vriendinnen kregen kinderen. Verjaardagen werden kinderfeestjes. Gesprekken werden gestempeld door het gezinsleven. Het bestaan van haar meest nabije vriendinnen leek te draaien om hun kinderen. Els trok zich terug. Of, zoals zij het voelde: haar vriendinnen trokken zich terug op hun gezinseilandjes. Els bleef achter.
Ze voelt een nieuwe wee opkomen. Ze kijkt Zach in de ogen. Hij lacht naar haar. Dan is er weer die verscheurende pijn. Diep inademen. Puf, puf, puf. De verloskundige neemt haar voorhoofd af, de gynaecoloog kijkt naar de monitor. God, laat dit voorbij zijn.
Drie keer probeerden ze een ivf-behandeling. Toen waren ze op. Haar lichaam voelde uitgeleefd, hun huwelijk stond op klappen. Zij was stil en teruggetrokken geworden. Hij had zich volledig op zijn werk gestort. Onder Zachs bezielde leiding groeide Evangelische Gemeente Lichtbron uit tot een levendige, grote gemeente. Op het podium stond hij wekelijks voor honderden mensen. “Het was alsof je tot mij persoonlijk sprak. Je raakte mijn hart”, zeiden mensen regelmatig na de dienst tegen hem. Maar bij het hart van Els kwam Zach niet meer. De gemeente groeide, hun relatie kwijnde.
Een tijdje ploeterden ze samen verder. Toen kwam er een ommekeer. Volgens Zach omdat Els zonder zijn weten relatietherapie had geboekt. Volgens Els omdat Zach een sabbatical van een jaar nam om aan zijn huwelijk te werken. Hoe dan ook: ze kozen voor elkaar. Beiden kwamen van hun eilandje af. Het vinden van elkaar duurde lang en kostte veel tranen, tijd en tirades – maar ze vonden elkaar. Els glimlacht bij de herinnering aan hun gezamenlijk gevierde 40e verjaardag. Alsof ze weer verliefde tieners waren.
De gynaecoloog meet de ontsluiting. Acht centimeter. “Nog even”, moedigt ze Els aan. Els zucht. Wat is even? De eerste wee lijkt een eeuwigheid geleden. Aan de andere kant: het duurde jaren om hier te komen. Dan kan dat ene uurtje er ook nog wel bij. En daar is weer een wee. Adem in. Puf, puf, puf. Ze knijpt het kussen tot moes en gilt tot de ramen trillen.
Hoe leid je een zinvol leven zonder kinderen? Die vraag beheerste het leven van Els en Zach. Hij vond zijn zin in het voorgangerschap. Nieuwe kerken planten, spreekbeurt na spreekbeurt: Zach was een bekende naam in christelijk Nederland. Voor Els was het meer zoeken. Opnieuw dreigde de eenzaamheid, nu in de zoektocht naar levensvervulling. Gek genoeg was het een oude vriendin die haar een sleutel gaf, zo’n vriendschap die ze bijna was verloren in de tijd dat er kinderen kwamen. “Het zijn niet mijn kinderen die mijn leven zin geven”, zei die. “Het is mijn Vader.”
De weeën komen sneller achter elkaar. De pijn wordt intenser. Het gepiep en gezoem van de monitors om haar heen hoort Els niet meer. Ze heeft niet eens meer door of ze schreeuwt of niet. Adem in. Puf, puf, puf. Het is een mantra.
Vorig jaar kwam – tot hun beider grote verrassing – een uitnodiging voor Zach. Of hij wilde spreken op een groot evangelisch congres in Alberta, Canada. Zij mocht ook mee, maar Els besloot die tijd te gebruiken om een weekje met een vriendin weg te gaan. Lekker naar een huisje, even tijd voor de vriendschap.
Op woensdagavond die week zat ze klaar voor de livestream uit Alberta. Hier was het zeven uur ’s avonds, daar elf uur ’s ochtends. Ze zag beelden van een volle zaal, verwachtingsvol geroezemoes. Vol trots keek ze naar de duizenden mensen in de zaal, evangelische leiders uit de hele wereld. Haar man mocht hen toespreken! Maar in plaats van Zach kwam er iemand anders het podium op. “Tot onze spijt kan onze keynote speaker onmogelijk spreken.”
Els’ telefoon zoemde. Zach appte: “Er is iets ongelooflijk bizars wonderbaarlijks krankzinnigs gebeurd. Ik kom nu naar huis. Land morgenochtend 10.32 uur op Schiphol.”
Op Schiphol sloot ze haar man in de armen. Maar tot haar verbijstering kwam er geen woord over zijn lippen. In plaats daarvan gaf hij haar een brief, die begon met de woorden: “Ik kan niet meer praten.” In de brief, die ze zorgvuldig bewaard heeft, beschreef Zach een ongelooflijke paar minuten in de kleedkamer op de conferentie. Hoe hij in de spiegel ineens een engel zag, die er nog steeds stond toen hij zich omdraaide (Els: “Hoe ziet een engel eruit?” Zach lachte breed en haalde zijn schouders op). Dat hij doodsbang was, maar dat de engel zei: “Wees niet bang, Zach, jullie verlangen wordt vervuld: Els en jij gaan een zoon krijgen, en jullie moeten hem Johannes noemen. Hij zal veel mensen terug bij God brengen.” En dat Zach dat niet kón geloven, maar dat de engel zei: “Ik ben Gabriël, ik ben altijd bij God. Omdat je geen geloof hecht aan mijn woorden, zul je niet kunnen spreken tot de dag dat dit alles gaat gebeuren.” Hoe hij daarna de organisatie met handen en voeten duidelijk maakte dat spreken écht niet ging en de eerste vlucht naar huis boekte.
Ook Els vond het lastig te geloven. Het was bizar om op haar leeftijd een zwangerschapstest bij de Etos te halen. Ze nam er voor de zekerheid drie. En na het derde positieve streepje kon ze er niet omheen. Zach maakte zijn stilte meer dan goed door letterlijk de dag door te huppelen. Huppelend ging hij mee naar de verloskundige, die eerst weigerde te geloven dat Els zwanger was. Hij huppelde de woonwinkel in om een wiegje en een commode uit te zoeken. Zelfs het verven deed hij huppelend, wat de kwaliteit van het werk niet ten goede kwam.
“Persen! Hou vol, nog even volhouden! En opnieuw… Nog even, nog even, nog even! Daar is het hoofdje… Nog één keer... Ja, daar is hij!”
Op de gerimpelde borst van Els ligt een klein, paarsig, verschrompeld mannetje. “Johannes”, fluistert ze. Zach knikt. Dan ineens schalt zijn lach door de ziekenhuiskamer. Hij jubelt: “Johannes! De Heer is genadig.”