Vrijdag
Het blijft raar, je kind dat opbelt als ze thuis wil komen. Natuurlijk, ik besef dat het voor haar anders is sinds de verhuizing. Thuis was het oude rijtjeshuis in Oost-Groningen waar we sinds de scheiding met z’n drieën woonden, Carmen, Lana en ik. De plek waar de meiden hun eigen kamer hadden, waar ze hun spullen lieten rondslingeren, waar de potloodstreepjes met hun lengte op de deurpost van de kamer stonden. Ze vielen binnen op elk moment dat ze er zelf zin in hadden, ook al woonden ze al jaren op zichzelf. Ze noemden het hun thuis-thuis. Ik wist dat ze het moeilijk vonden dat ik het huis verkocht, maar ik had de hoop dat ze zich ook thuis zouden gaan voelen in dit appartement. Helaas werkt dat blijkbaar niet zo. Zo af en toe komen ze eten, we doen een spelletje, en dat is gezellig, maar aan het eind van de avond gaan ze weer weg. Er liggen hier geen spullen van ze. Maar nu komt mijn oudste dochter slapen. Ik ben helemaal blij, ook al weet ik dat ze waarschijnlijk alleen maar komt crashen omdat ze geen zin heeft om te overnachten bij Nicky, die nog steeds in die oude studentenflat woont. Ik ga naar de Vismarkt om bloemen te halen voor in de kamer, en ook nog maar een extra tandenborstel, een flesje douchegel. Ik koop nootjes, kaas, een paar speciaalbiertjes, want stel je voor dat ze om elf uur al terug is en nog ergens zin in heeft. Ik wil zo graag dat ze zich welkom voelt.
Annemiek (57) is getrouwd met Taco (60) en woont met hem in de binnenstad van Groningen. Ze werkt als zzp’er in het onderwijs, en is moeder van twee volwassen dochters uit een eerder huwelijk.
Zaterdag
Carmen komt in een shirt en joggingbroek de kamer in, zwarte mascara onder haar ogen. “Ik ben kapot”, zucht ze, terwijl ze zich laat neervallen op de bank. Ik heb haar vannacht niet horen thuiskomen. Geen idee hoe laat het is geworden. Ik weet alleen dat de muziek op de Grote Markt tot twee uur vannacht is doorgegaan. “Leuke avond gehad?” vraag ik.
Ze veegt haar haar naar achteren. “Ja hoor. Was oké.” Meer gaat ze niet vertellen.
Taco zet een beker koffie voor haar neer. “Heb je zin in een broodje? Of ben je al toe aan een tompoes?”
Tot mijn verbazing zie ik Carmen opleven. “Hebben we tompoezen? Echte? Van de bakker?”
Dat je van zo’n zin zo gelukkig kunt worden. “Hebben we tompoezen”, zei ze. Alsof ze thuis is.
En dus zitten we even later met koffie en een tompoes te kijken naar de koninklijke familie die door Doetinchem wandelt. Van buiten klinkt het geluid van de fanfare, het geroezemoes van de vrijmarkt, de klanken van het carillon. De zon schijnt de kamer in. Mijn dochter rekt zich uit. “Hè, lekker”, zegt ze. “Ik ga even douchen. En zullen we dan samen de stad in, mam? Naar de vrijmarkt?”
Volgende week: Annemiek wordt verrast op Moederdag.