Atleet Nelli Cooman deelt 7 bepalende seconden uit haar leven
‘Als jij een muur bouwt, blijf je eenzaam’
gisteren · 10:20| Leestijd:12 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Visie digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
86.400 seconden: zoveel zitten er in een dag. De meeste glijden weg in minuten, uren, dagen, jaren. En soms kost het slechts één tel om alles te veranderen. Zo sprintte oud-atleet Nelli Cooman (60) in 1986 in 7 seconden naar een wereldrecord op de 60 meter. Ze was in die jaren een van Nederlands meest succesvolle topsporters. “Ik had alles, maar ik was niet gelukkig.”
Seconde 1: Ome Gerrit stormt het veld op
“Ineens was ome Gerrit het zó zat. Vanuit het niets zag ik hem midden in een voetbalwedstrijd het veld op stormen. Hij pakte mij beet, zette mij op zijn schouder en riep: ‘Als jullie nog één keer aan dit kind komen, heb je problemen met mij! Dit is geen verdedigen zo, jullie schoppen haar overhoop.’
Samen met mijn beste vriendin Astrid zat ik op voetbal en haar ouders, ome Gerrit en tante Riet, gingen altijd mee naar wedstrijden. Ik wil niet opschepperig klinken, maar ik was een goede, tweebenige speler. Mensen noemden mij ‘Miss Pelé’. Maar ik ben niet zo lang, dus op het veld werd ik standaard onderuitgeschopt door de tegenstander.
Ook die ene dag dus, tot ome Gerrit ertussen kwam. Ik beschouwde hem als mijn oom en Riet als mijn tante. Helaas zijn ze er allebei niet meer, maar mede dankzij hen voelde Rotterdam als een warm bad. Na de wedstrijd kreeg ik altijd een broodje frikandel met mayo van ze. En vooraf beloofden ze me een gulden voor ieder doelpunt dat ik zou maken. Laat me nou een keer vijf doelpunten maken. Dát was veel geld hoor, vijf gulden! Mijn jeugd was een schitterende tijd.”
Wie is Nelli Cooman?
Seconde 2: In het vliegtuig naar Nederland
“Je denkt misschien: wat een overgang, van Suriname naar Nederland. In mijn beleving viel dat wel mee. Ik was 10 jaar toen we in het vliegtuig stapten en ik besefte niet hoe groots die stap was. Mijn moeder en twee van mijn zusjes waren erbij, dus wat zou mij gebeuren? Ik zie mezelf nog zo zitten, in mijn nieuwe kleren op de middelste rij van een grote Boeing. Op de een of andere manier mocht ik als enige van de kinderen in de cockpit kijken. En bij de landing heb ik overgegeven… Maar ik vond het prachtig! Want we hadden geen luxe in Suriname. We waren arm, écht arm. Soms was er geen warm eten of werd de elektriciteit afgesloten en moesten we onszelf buiten wassen. Mijn schuur nu is groter dan ons hele huis toen. Maar de liefde die ik thuis heb ervaren, die was super.
Op het vliegveld kwam mijn oom ons ophalen en hij bracht ons naar Rotterdam. Na het eten ging ik naar buiten en daar ontmoette ik Astrid, mijn oudste en beste vriendin. Zij nam me mee naar de speeltuin en daar ben ik gaan voetballen. De speeltuin was mijn tweede thuis, vanuit school ging ik er gelijk naartoe. Heimwee naar Suriname heb ik niet gehad. Ik paste me gauw aan.
Doordat ik het liefst de hele dag door sportte – voetbal, volleybal, ijshockey – waren mijn schoolcijfers slecht. Mijn eerste schoolrapport heeft mijn moeder nooit gezien, dat had ik op weg naar huis in de put gegooid. Mijn moeder wist niet dat ik van school af moest totdat ze een telefoontje kreeg van school zelf. Na een jaar detailhandelsschool – waar ik overigens netjes overging naar de volgende klas – stapte ik opnieuw over, dit keer naar een school met veel ruimte voor sport. Op een sportdag deed ik mee aan de 60 meter sprint. Er keken wat leraren toe die zeiden: ‘Het is onmogelijk dat je zo snel loopt! Op schoenen die niet geschikt zijn.’ Ook de finale met allemaal jongens won ik. ‘Jij moet op atletiek gaan’, zeiden de docenten. En ik antwoordde: ‘Nee hoor, want ik mag niet meer zo veel sporten van mijn ouders. Ik moet op mijn cijfers letten.’ Toen kwam er een sportleraar thuis met mijn ouders praten. De uitkomst was dat ik mee mocht op trainingskamp, mits mijn cijfers goed waren. Opeens haalde ik prima cijfers.”
Ik liet de kaas niet van mijn brood eten
Seconde 3: Het laatste moment voor een race
“In die seconden voor een race is het belangrijk dat je je zenuwen onder controle houdt. Dat deed ik door de rust in mezelf te bewaren. Dat klinkt misschien vaag, maar ik had mijn manieren. Eerst keek ik mijn concurrenten aan en gaf ik ze een hand. Niet om ze te intimideren, maar om ze gemeend succes te wensen. Daarna ging ik langzaam mijn startblok in. Zo langzaam dat de starter ons – pats – wegschoot zodra ik eindelijk klaarstond. En dan had je een paar seconden om zonder fouten van A naar B te komen. Je denkt toch niet dat ik dacht: laat een ander maar winnen? Dan kun je beter thuisblijven. Ik wilde altijd winnen.
Toch trainde ik in het begin van mijn carrière niet veel, want ik vond voetbal nog steeds belangrijk. Pas toen ik mij plaatste voor de Europese indoorkampioenschappen van 1984 voelde ik: het gaat gebeuren. En het gebeurde ook, ik werd topsporter. Jaren vol wedstrijden, trainingskampen, titels, records en sponsorcontracten. Er zaten geweldige kanten aan mijn leven en tegelijk vond ik atletiek verschrikkelijk.
Het klikte niet tussen mij en een aantal andere atleten. We moesten samen de estafette lopen, maar er was totaal geen band. Zij vormden een kliekje en ik viel daarbuiten. We stonden tegenover elkaar en dat ging hard tegen hard. Ook ik liet de kaas niet van mijn brood eten. Ik ben geen ruziezoeker, maar als mensen mij kwetsen, ga ik knokken voor mijn recht. En als gekwetst meisje bouwde ik een muur om mezelf. Die veroorzaakte dat ik niet meer vriendelijk en liefdevol naar de ander kon zijn. Ik had alles, maar ik was niet gelukkig.”
Nooit bad ik om die vergeving
Seconde 4: ‘Waarom vergeef je niet?’
“Het gebeurde ineens, drie jaar geleden. Tijdens het bidden hoorde ik: ‘Het zit je nog steeds dwars, hè? Waarom vergeef je degene niet die jou dertig jaar geleden het meest pijn heeft gedaan?’ Ik zat in mijn kerk in Steenbergen, waar we in aanloop naar Pasen aan het bidden en vasten waren. Daar kreeg ik het op mijn hart om vergeving te vragen aan een atlete met wie ik ruzie had. De volgende dag kwam ik haar al tegen bij een atletiekwedstrijd van mijn dochter. Ik stapte op haar af en vroeg of ze mij wilde vergeven. Ze reageerde wat nuchter dat het oké was. Toch was ik zo dankbaar voor dit gesprek. Mijn ogen werden geopend en ik zag geen beren meer op de weg.
Sindsdien kan ik wedstrijden van mijn dochter bezoeken en gelukkig zijn op de atletiekbaan. Dertig jaar later. Dertig! Wat zijn wij mensen toch eigenwijs, hè? We willen het zo vaak zelf oplossen. Maar je kunt het pas oplossen als je het naar God brengt en ook Hem vergeving vraagt. Het gekke is, ik bad altijd voor dit juk dat ik met me meedroeg – de eenzaamheid die ik erbij voelde. Maar nooit bad ik om die vergeving. En ineens kwam dat eruit gepopt. Zo van: wauw, dit is het! Het ontbrekende stukje.
Als ik terugkijk op mijn topsportcarrière, zie ik een gekwetst en kwetsbaar meisje dat voor zichzelf moest opkomen. De sportwereld is nu verder dan toen, ik heb keihard moeten vechten voor mijn plek en mijn rechten. En die strijd betaalde ik met kampioenschappen, maar dat compenseerde niet alles. Als jij een muur om jezelf bouwt, blijf je eenzaam. Ook als je wint.”
Seconde 5: Opeens is er een ambulance
“‘Alsjeblieft, haal het weg!’ Ik lig op het asfalt, mijn elektrische fiets ligt helemaal verkreukeld over me heen. Ik wil opstaan, maar ik val weer. Dan opeens is er een ambulance… Dit is alles wat ik me herinner. Het moment waarop ik viel, weet ik niet meer. Misschien zag ik iets op de weg liggen of moest ik uitwijken. Op deze dag in 2018 fietste ik 26 kilometer per uur, onderweg vanuit mijn werk in Rotterdam naar mijn woonplaats Nieuwerkerk. Zonder helm, en met een flinke vaart dus. Tot ik plots in die ziekenwagen lag. Overal had ik pijn. Hoewel ik donker ben, zag ik de volgende ochtend van top tot teen donkerblauw.
Driekwart jaar lag ik op de bank, zelfs in huis lopen was te veel. Het lukte me bijna niet om iets te doen, al las ik wel kleine stukjes uit mijn bijbel. Op den duur begon ik met het lezen van de hele Bijbel en het maken van aantekeningen. Schriften vol heb ik. Inmiddels ben ik voor de derde keer bezig en ik leer steeds meer.
Toen ik 20 was, gaf mijn oudtante, oma Nora, mij de tekst van Psalm 91 mee, waarin staat: ‘Hij zal je beschermen met zijn vleugels, onder zijn wieken vind je een toevlucht, zijn trouw is een schild en pantser.’
Pas een paar weken geleden drong tot me door wat dit vers werkelijk betekent. De Heer beschermt ons onder zijn vleugels! Weet je hoe immens dat is? Lichamelijk ben ik niet genezen, want ik heb tot op de dag van vandaag hoofdpijn. Ik omschrijf het vaak als ‘dronken, maar niet beschonken’. Zelfs als ik lig, duizelt het. Ook ben ik snel vermoeid. Maar toch sta ik doordeweeks om 5.00 uur op om te lezen en te bidden. Hierdoor is mijn band met God veel intiemer geworden. Als ik ’s nachts wakker word met hoofdpijn, vraag ik: ‘Heer, alstublieft. U kent me en ik dank U. Maar Heer, ik wil nog even doorslapen. Wilt U mij in slaap sussen?’ Hij is de Allerhoogste, dus waarom zou ik daar niet voor bidden? En dan val ik in slaap.”
Seconde 6: Een lichtstraal in de polder
“Een tijdje geleden wandelde ik door de polder en ik keek naar boven. De wolken scheidden zich langzaam van elkaar. Een lichtstraal kwam erdoorheen. Mensen die mij zagen, zullen me wel voor gek verklaard hebben. Want ik stak mijn hand omhoog en ik zei: ‘God, dank U wel dat ik mocht vallen. Ik leg het in uw handen.’ In dat moment voelde ik verlichting.
Natuurlijk heb ik eerder ook vaak de waaromvraag gesteld. Waarom moest ik vallen? Ik begreep het niet. Maar volgens mij zijn er twee soorten genezing: lichamelijke en geestelijke genezing. Ik heb geestelijke genezing ontvangen door tegen God te zeggen: ‘Dank U. U weet waarvoor het goed is.’ Waarom zouden we alleen danken voor het goede? Ik beschouw mijn val als een les, daarvoor mag ik Hem danken.
Als ik niet wandel, bid ik altijd op mijn knieën. Dat heb ik geleerd van oma Nora, vanuit nederigheid voor de allerhoogste Koning. In Suriname ben ik rooms-katholiek opgevoed, maar eenmaal in Rotterdam ging ik met oma Nora mee naar de evangeliegemeente in de Kleine Zaal van de Doelen. Na de dienst was er op zondagmiddag vaak iets te doen in de Rooms-Katholieke Kerk. Daar ging ik dan ook naartoe, het was er supergezellig en je kreeg er eten. Daar profiteerde ik graag van.
Er zijn verschillende vormen van het christelijk geloof, zeg ik altijd. Als kind zag ik eigenlijk geen verschil, want we geloofden in dezelfde God en ook in de Rooms-Katholieke Kerk werd over Jezus gepredikt. Dus voor mij was het één pot nat. Ik vind het belangrijk dat we als christenen accepteren dat er verschillende stromingen zijn, zolang we maar geloven in dezelfde levende God.”
Seconde 7: Sorry zeggen tegen Ronéll
“Mijn dochter Ronéll is ook sprinter. Liever ga ik niet naar haar wedstrijden, want soms voelt het bijna alsof ik flauwval als ze moet lopen. Mijn hartslag gaat omhoog en ik kijk niet. Kon ik maar de atletiekbaan op gaan en die race voor haar lopen, wens ik in die minuten voor de start. Dat gevoel is mama zijn, denk ik.
Tegelijk ben ik zo blij voor haar dat zij nu haar eigen weg bewandelt in de atletiek. Heel eerlijk? Een atletiekcarrière zou ik niemand aanraden, want voor mij was het geen gelukkige tijd. Maar daarmee heb ik Ronéll onbewust een juk opgelegd. Zij droeg mijn negatieve woorden als een last met zich mee, kon er zelf daardoor minder van genieten. Ook dat soort dingen moet je verbreken. Dus daarvoor heb ik sorry gezegd tegen Ronéll. Ik heb haar mijn zegen gegeven en gezegd: ‘Ook Gods zegen heb je.’ Maar naar wedstrijden kijken, dat blijf ik spannend vinden.
Of ik gelukkiger was geworden van een voetbalcarrière? Als ik zo ga kijken, zou ik ook kunnen vragen: waarom ben ik niet gelijk op de goede middelbare school terechtgekomen? Waarom zijn we naar Nederland gekomen? Waarom werd ik sprinter? Tja. Soms willen wij als mensen de tijd, of dat wat voorbestemd is, veranderen. Dan val je letterlijk op je toet, hoor. Want alles heeft z’n tijd.”