‘Denk je alles gehad te hebben, begint de hele cyclus van luiers en zwemles weer opnieuw’
Oppas-oma, luxe of last?
22 augustus 2024 · 17:37| Leestijd:13 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
De een vindt het fantastisch, de ander zegt: “Dahag! Die tijd heb ik gehad.” De oppasoma. Sommigen krijgen er energie van, anderen zijn gesloopt na een middagje vingerverven met een peuter. Schrijver en spreker Annemarie van Heijningen weegt de voor- en nadelen tegen elkaar af.
Mijn eigen (schoon)ouders hebben nooit structureel opgepast. We maakten überhaupt weinig gebruik van welke oppas dan ook. Ik ben nogal van het ‘zelluf doen’. We regelden de boel zo veel mogelijk intern en als ik geen oppas kon krijgen, werkte ik niet. Dat kon, want ik had een nulurencontract.
Er werd soms wel gelogeerd bij de opa’s en oma’s. Dat vond ik al tamelijk ingewikkeld. Waar de ene oma het liefst een lijst met aanwijzingen kreeg (zo concreet en gedetailleerd mogelijk, dan kon er nergens een misverstand over ontstaan), werd de andere oma kriegel van zo’n schriftelijke handleiding. “Hoor eens, ik heb er ook een stel grootgebracht en ze zijn bij mij niks tekortgekomen.”
Inmiddels heb ik twee jongvolwassen zoons en een tienerdochter. Niemand hoeft nog op iemand te passen. Een lekker idee om zoiets groots voor altijd te kunnen afvinken.
De grote omslag
Een jaar of vier geleden gebeurde er iets merkwaardigs. Ik struinde rond op de babyafdeling van de HEMA, zoekend naar een kraamcadeautje. Tot dusver werd ik tussen die überschattige rompertjes en truitjes altijd een kort moment overvallen door een ‘babykriebel’, een lichte rammeling van de eierstokken: het zou wel leuk zijn, weer een kleintje. En dan aaide ik over zo’n kledingstuk van maatje 50 en droomde rozig van een vierde baby. Niet voor ’t eggie (ik heb een Mirena-spiraal en die zit mij daar best), maar het dromen was leuk en die subtiele beweging in mijn moedermachinerie voelde goed.
In mijn hoofd was ik een generatie opgeschoven. In de HEMA.
Maar een paar jaar geleden schoof voor het beeld van een vierde baby ineens een ander beeld: dat van mijzelf met een kleinkind op schoot. Ik streelde peinzend het zachte tricot van een roestbruin meegroeipakje en wist dat er iets definitief veranderd was. Niet dat ik plotseling een dringend verlangen had om per direct grootmoeder te worden, maar in mijn hoofd was ik een generatie opgeschoven. In die HEMA. Het was een klein groots moment.
Wil ik oppasoma zijn?
Sinds die tijd – ik ben nu eenmaal een vooruitdenker – speel ik regelmatig met de vraag of ik oppasoma zou willen zijn. En zo ja, hoe vaak dan precies? Oppasoma zijn is een gedachte die me altijd een beetje zorgen baart. Stel dat we met liefde ons oudste kleinkind (dat dus bij lange na nog niet op komst is) voor een dag per week in ons huis verwelkomen en er volgt in no time een broertje of zusje ... Stel dat ons andere volwassen kind zich dan ook ineens gaat voortplanten en er dan automatisch van uitgaat dat we zíjn nageslacht óók wel even onder onze hoede zullen nemen … Dat zie ik dan voor me. Mijn man en ik steeds ouder en vermoeider en voortdurend omringd door drenzende dreumesen. De hemel beware me. Denk je alles gehad te hebben, begint de hele cyclus van luiers, snoetenpoetsers en zwemles weer opnieuw. Houdt het dan nooit op?
Mag je weigeren?
Maar stel dat we ‘nee’ zeggen, terwijl onze kinderen het broodhard nodig hebben? In andere culturen is het heel normaal dat opvoeden een soort familiegebeuren is. Is het dan niet egoïstisch om je eigen rust en plezier als hoogste prioriteit te hebben? Kleinkinderen om je heen hebben is toch vooral een zegen? Eentje die je jong houdt bovendien (dat wil zeggen: dat is te hopen).
En de ouders hebben in deze kwestie natuurlijk ook een stem. Wíllen ze ons als grootouders wel als oppas, of brengen ze hun vlees-en-bloedjes liever naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gewoon naar een vriendin? Je ouders inschakelen als vaste oppasouder kan leuk zijn, maar ook zorgen voor gedoe. Gedoe over geld, gedoe over de manier van opvoeden. Tijd om mijn licht op te steken bij wat mensen om me heen.
Hoe denken Janny, Leonore, Cathrien en Arieg over grootouders als oppas?
Janny Joosse (60) is met veel plezier oppas-oma
Kinderen: drie dochters en een zoon
Kleinkinderen: zeven kleinkinderen, de achtste in aantocht
Oppassen: om de week op dinsdag bij dochter Suzanne, die drie kinderen heeft. Wekelijks een dag bij dochter Anna, die drie kinderen heeft. Over een paar maanden stopt de oppas bij Suzanne, omdat haar jongste dan naar school gaat. Tegen die tijd is het dochtertje van zoon Johannes geboren en wordt zij het nieuwe oppaskleinkind.
Reden: ik vind het een enorme eer dat mijn kinderen mij het oppassen toevertrouwen.
Motto: er kan nog meer bij.
Cathrien Cijsouw (68) wil geen vaste oppas-oma zijn
Kinderen: twee dochters, twee zoons
Kleinkinderen: acht kleinkinderen
Oppassen: incidenteel, niet structureel
Reden: Mijn moeder leeft nog en heeft zorg nodig. Mijn man is 75 en werkt nog tweeënhalve dag per week (vindt hij gewoon leuk). Dat maakt ons leven al behoorlijk vol. Je wilt er samen ook weleens even tussenuit natuurlijk. Een vaste dag in de week oppassen – ook als het ‘maar’ één dag is – vinden we echt te druk. Een week is zo om.
Motto: je hoeft niet per se op te passen om een goede band met je kleinkinderen te hebben.
Arieg Mahmoud (38) zou willen dat haar moeder nog kon oppassen
Kinderen: twee dochters en een zoon
Oppassen: ik woonde in Syrië met mijn kinderen tijdelijk bij mijn moeder in huis. Mijn moeder was er altijd voor mij en mijn kinderen. Nu ik in Nederland ben, mis ik mijn moeder elke dag, elk uur.
Droom: mijn droom is dat mijn moeder hier plotseling weer voor de deur staat en dat ze dan heerlijk met mijn kinderen zal spelen en dat ik daar getuige van ben.
Leonore van Turenhout (37) wilde haar moeder niet als oppas
Kinderen: twee dochters
Oppassen: ik bracht mijn dochters bij een professionele opvang, niet bij mijn (schoon)ouders.
Reden: ik wilde familiepatronen doorbreken. Als ik de oma’s als vaste oppas had gehad, zouden de minder fijne opvoedpatronen wellicht makkelijker zijn doorgegeven. Dat wilde ik niet.
Motto: vrouwen kunnen moeilijk ‘nee’ zeggen; maak geen misbruik van de oudere generatie.
Oppasoma zijn is op vrijwillige basis. Dat wil zeggen: gratis
Janny: “Ik krijg er geen geld voor en dat wil ik ook niet. Zolang het vrijwillig is, voel ik de vrijheid om ‘nee’ te zeggen. Ik krijg wel reiskostenvergoeding. Dat hoeft niet van mij, maar mijn kinderen willen dat. En ze komen regelmatig met een of andere cadeaubon aanzetten.”
Leonore: “Ik zou er niet zomaar van uitgaan dat het vrijwilligerswerk is. Oppassen is verantwoordelijk werk, daar mag je als oppasoma best wat aan overhouden. Veel oppasoma’s zeggen gemakkelijk dat ze er niks voor willen hebben, maar misschien moeten we daar niet te snel naar luisteren. Persoonlijk zou ik niet voor goedkoop en makkelijk willen gaan over de rug van mijn (schoon)ouders.”
Oppassen is verantwoordelijk werk, daar mag je als oppasoma best wat aan overhouden.
Arieg: “Geld krijgen als je op je kleinkinderen past? Dat is in Syrië zeker niet de gewoonte. Je houdt van je familie, dus doe je de zorgtaken uit liefde en niet voor geld.”
Oppasoma’s dienen bij het oppassen de opvoedlijn van de ouders te hanteren
Leonore: “Als de ouders een duidelijke visie hebben wat betreft de opvoeding is het wel handig dat de oppasgrootouder die visie respecteert en overneemt. Niet alleen op praktisch vlak, maar ook wat betreft de emoties. Bij mijn schoonfamilie is er een soort ‘gewoon-niet-zo-mekkeren-cultuur’. Kinderen moeten vooral leuk zijn en niet moeilijk doen. Ik heb gezocht naar een oppas die kan kijken naar de behoefte achter het gedrag.”
Janny: “Ik probeer me aan te passen aan de wensen van de kinderen. Structuur en regelmaat vinden we in grote lijnen allemaal wel belangrijk. En je kijkt naar wat het kleinkind nodig heeft.”
Cathrien: “Tot op zekere hoogte. Handig als je in praktische dingen als bed- en schermtijden dezelfde lijn hanteert. Maar soms doe ik ook mijn eigen ding. Wij zijn gewend aan bidden en Bijbellezen rond het eten. Dat blijf ik doen, ook als dat in het gezin waar ik ben niet meer de gewoonte is. Dan neem ik een kinderbijbel mee.”
Oppasoma’s kunnen prima wat van het huishouden op zich nemen
Cathrien: “Nou, als je daar als oma zin in hebt, maar het moet niet van je verwacht worden. Als je er bent, wil je toch vooral met je kleinkinderen bezig zijn.”
Als ze zelf niet aan het zware werk toekomen, zoeken ze maar een schoonmaakhulp.
Janny: “In goed overleg, ja. Wel in overleg. Jouw ongevraagde hulp kan jou een goed gevoel geven, maar je (schoon)dochter kan het uitleggen als kritiek op haar manier van werken. Ik doe overigens alleen lichte klussen. Een was vouwen, de planten water geven. Als ze zelf niet aan het zware werk toekomen, zoeken ze maar een schoonmaakhulp.”
Arieg: “Ik vroeg het nooit aan mijn moeder, maar als de kinderen sliepen, deed ze het toch. Als de kinderen wakker waren, lag haar prioriteit bij de kinderen. Dan ging ze leuke dingen met ze doen.”
Het is beter als grootouders slechts af en toe oppassen in plaats van een vaste dag in de week
Janny: “Dat is natuurlijk per persoon verschillend. Ik vind vast oppassen prima, maar meer oppassen dan ik nu doe, wil ik niet. Anders ga ik mezelf overbelasten en daar is niemand mee geholpen.”
Cathrien: “Wat mijzelf betreft: daar ben ik het mee eens. Naast grootmoeder ben ik ook nog dochter en echtgenote. Het leven zit al snel te vol. Even een paar uurtjes oppassen op momenten dat het even niet anders kan, is voor mij natuurlijk geen probleem. Dat grootouders oppassen is inmiddels haast gemeengoed geworden. Ik merk dat ik soms raar word aangekeken als ik zeg dat ik geen oppasoma wil zijn. Dan denk ik: waarom is dat zo gek? Ik moest het vroeger ook alleen redden met de kinderen. Het is maar net wat voor keuzes je maakt.”
Ik word soms raar aangekeken als ik zeg dat ik geen oppasoma wil zijn.
Arieg: “Misschien is dat inderdaad beter. Maar soms kan het niet anders. Als een gezin met jonge kinderen in de problemen zit, dan denk ik dat je als grootouders toch gaat helpen.”
Bij reguliere opvang kunnen kinderen zich beter ontwikkelen dan bij hun grootouders
Leonore: “Zeker! Een reguliere opvang kan meer bieden als het gaat om interactie, uitdaging en spelaanbod op ontwikkelniveau. Er worden thema’s aangeboden, liedjes aangeleerd, muziekles gegeven. Er is een gymzaal, er zijn speelhoeken. Dit alles heeft een oppasoma niet. Ik ben heel lovend over de opvang waar onze jongste dochter is geweest. Ze werd gezien, er werd van haar gehouden. Dat was fantastisch.”
Arieg: “Wanneer het gaat om het stimuleren en uitdagen van het brein, dan is professionele opvang denk ik beter. Maar als het gaat om liefde en emoties is een oma toch de beste oppas die er is.”
Janny: “In de reguliere opvang worden kinderen meteen al op van alles getest en getoetst. Daar ben ik geen voorstander van. Maar een professionele opvang kan wel meer bieden dan een oma in een gewone woonkamer. Hoewel ik als oppasoma natuurlijk ook in de weer ben met knutselen, liedjes, voorlezen en hen in contact brengen met leeftijdsgenootjes.”
Familiebanden kunnen onder druk komen te staan als oma te vaak moet oppassen
Cathrien: “Als je moeder zich overal mee gaat bemoeien, ontstaat er natuurlijk gedoe. Daar moet je als grootouder voor waken. En als het oppassen zou gaan voelen als een verplichting, dan gaat dat op een gegeven moment ook wringen.”
Leonore: “Absoluut. Ik heb sowieso moeite met het woord ‘moeten’. Ik denk dat geen enkele oma op móét passen. De grootouder heeft ook nog een eigen leven, vaak compleet met mantelzorgtaken. De kinderen van mijn broertje zijn echt vaak bij mijn moeder. Dat vind ik soms moeilijk, want ik zie dat het haar veel kost.”
Als je moeder zich overal mee gaat bemoeien, ontstaat er natuurlijk gedoe.
Janny: “Daar kan ik me iets bij voorstellen, maar bij ons is daar gelukkig geen sprake van. Mijn kinderen benadrukken steeds dat er alle ruimte is om nee te zeggen. En ik voel me daar ook werkelijk vrij in. Ik heb nog nooit opgepast terwijl ik er inwendig niet achter stond.”
Oppasoma zijn houdt je jong
Arieg: “Daar twijfel ik aan. Mijn moeder is nu 66 en ik herinner me dat ze vaak erg moe was. Ze had tien kleinkinderen en paste meerdere dagen per week op. Terugkijkend zie ik dat er weinig rust voor haar was. Het was misschien te veel voor haar. Daar voel ik me nu weleens schuldig over.”
Janny: “Absoluut. Ik ben blij met en trots op mijn grootmoederschap. In 2005 ben ik gestopt met werken; door een verkeersongeluk ben ik volledig arbeidsongeschikt. Maar het oppassen gaat gelukkig goed. Ik heb er elke keer weer lol in.”
Leonore: “Ligt eraan of je ervan geniet of niet. Ik zie dat het mijn moeder heel veel kost. Die is echt gesloopt na een dagje oppassen op mijn neefjes en nichtjes. Voortdurend drukke en kibbelende kinderen om haar heen, hoe kan dat je in vredesnaam jong houden?”
Het is begrijpelijk dat grootouders zich gepasseerd of ongewenst voelen als ze niet (vaak) worden gevraagd om op te passen
Janny: “Als mijn kinderen het me niet hadden gevraagd, had ik dat wel lastig gevonden. Zeker als er bijvoorbeeld een sterke voorkeur zou zijn voor de oma van de andere kant.”
Cathrien: “Welnee, dat hoeft toch niet?! Als ik nooit als oppas was gevraagd, had ik me niet gepasseerd gevoeld. De moeder van mijn schoondochter heeft geen andere kleinkinderen dan die van haar dochter. Ik heb tegen mijn schoondochter gezegd: ‘Als je liever op je moeder terugvalt voor oppas, dan begrijp ik dat volkomen.’ Die vrijheid vind ik belangrijk.”
Wat vind jij?
Oppas-oma, luxe of last?
Niet ingelogd?
Super dat je jouw perspectief wil delen! Log in om je reactie te plaatsen.
‘Leg wederzijdse verwachtingen op tafel’
Oppasoma zijn is een soort familieavontuur dat je met elkaar aangaat. Daar horen goede afspraken bij. Het is niet eenvoudig om met familie afspraken te maken. Bij een reguliere opvang heb je een intake, zakelijk, vrijblijvend: komen vraag en aanbod overeen? Zo’n gesprek voer je niet snel met familie, want je kent elkaar door en door. Toch zou ik wel pleiten voor een dergelijk gesprek. Gewoon eens samen lunchen en de wederzijdse verwachtingen op tafel leggen. Bespreek dingen ruim van tevoren. Misschien al in de zwangerschap.
Soms is er een sterke voorkeur voor een van beide oma’s. Dat kan pijnlijk zijn voor de andere oma. Een vrouw die net moeder is geworden, trekt in de meeste gevallen automatisch naar haar eigen moeder. Dat is iets existentieels. Het helpt wellicht om je als schoonmoeder te realiseren dat dit zo is. Ga in elk geval nooit de concurrentiestrijd aan met ‘de tegenpartij’.”
Foto: Shutterstock