Help! Mijn kind loopt vast op school
Waar doe je als ouder verstandig aan?
18 april 2024 · 08:00| Leestijd:13 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Elke ouder gunt z’n kind een onbezorgde schooltijd: buitenspelen, vriendjes maken en ondertussen opgroeien tot een zelfverzekerde jongvolwassene die klaarstaat om de wereld te veroveren. Helaas is dit niet de realiteit voor elk kind en kan school een ware struggle zijn. Wat doe je als je kind vastloopt op school?
Als Ingrid terugdenkt aan haar eigen schooltijd, poppen de mooie verhalen één voor één op. Van de eindmusical tot haar eerste schoolfeest, van leuke leraren tot de eerste verkering; eigenlijk heeft ze alleen maar goede herinneringen. Hoe anders is dat voor haar dochter Merel.
Ingrid: “Merel was altijd al een beetje anders dan andere kinderen. Toen ze een kleuter was, merkte ik dat vooral aan haar manier van spelen. Ze had interesse in andere dingen dan haar klasgenootjes. Terwijl de meisjes in haar klas knutselden of paardje speelden, creëerde Merel in haar hoofd complete fantasiewerelden waar anderen niks van begrepen. Ze speelde best vaak in haar eentje, maar leek daar aanvankelijk wel tevreden mee. Vanaf groep 4 ontstonden er meer problemen. Merel had moeite met rekenen en kreeg regelmatig een-op-eenbegeleiding. Heel fijn natuurlijk, maar ze werd daardoor ook vaak uit de klas gehaald. Hierdoor viel ze nog meer buiten de groep en constateerden haar klasgenootjes steeds meer dat ze anders was.
Buikpijn
Het werd een vicieuze cirkel: Merel had minder aansluiting in de klas, haar schoolresultaten namen af en ik kreeg een steeds ongelukkiger kind dat constant buikpijn had. Ze trok zich terug en werd stiller en stiller. We voerden gesprekken met de juffen, met een kindercoach en natuurlijk met Merel zelf, maar we kregen het probleem niet echt opgelost. Ze leek simpelweg niet te voldoen aan de norm van de groep.
Mijn man en ik merkten wel dat watersport een uitlaatklep voor haar was. Ze ging weleens mee vissen met opa op z’n bootje. Als ze thuiskwam, leek ik wel een ander kind te hebben: rustiger, vrolijker, meer in het nu. Ze gaf zelf aan graag op zeilles te willen en dat bleek een gouden greep. Zodra ze plaatsnam in haar bootje – weer of geen weer – kwam er een glimlach op haar gezicht en gaf ze zich compleet over aan het spel van wind en water. Als ze op het meer was geweest, had ze nooit last van buikpijn. Maar misschien nog wel het allermooist was dat ze binnen een paar weken een zeilvriendinnetje kreeg. Een meisje in wie ze zich herkende en die net zo gek op zeilen was als zij.
Waar mijn moederhart van breekt, is dat ze nauwelijks uitgenodigd wordt op partijtjes van klasgenoten.
Inmiddels zit Merel in groep 8 en vindt ze school nog steeds niet echt leuk. Ze wordt niet per se gepest, maar heeft ook geen vriendinnen. Soms speelt ze met de jongens mee, maar ze brengt regelmatig de pauzes in haar eentje door. Waar mijn moederhart van breekt, is dat ze nauwelijks uitgenodigd wordt op partijtjes van klasgenoten. Toch houdt ze zich goed staande. We hebben aan Merel gevraagd of ze naar een andere school zou willen. Haar antwoord was: ‘Nee hoor, ik hou het er wel uit. Als ik maar mag zeilen, dan kan de rest me niets schelen.’ Als moeder kan ik hier eigenlijk alleen maar heel trots op zijn. Ze laat zien dat tegenslag je niet per se klein hoeft te krijgen. Mijn kind vaart letterlijk en figuurlijk haar eigen koers.”
Pesten
Verhalen zoals dat van Merel staan niet op zich; veel kinderen voelen zich eenzaam of gepest op school. Volgens het Nederlands Jeugdinstituut wordt 11% van de leerlingen uit groep 6 tot en met 8 soms tot vaak gepest. Denk hierbij aan uitlachen, uitschelden of duwen, maar ook aan online pesten. In het voortgezet onderwijs is dit aan de orde bij 12% van de leerlingen. Zorgelijke cijfers die behoorlijke impact kunnen hebben op de ontwikkeling van kinderen.
Inge Anthonijsz is orthopedagoog en opleidingskundige. Ze ontwikkelde vanuit het Nederlands Jeugdinstituut samen met de Rijksuniversiteit Groningen de Toolkit: een programma om ouderbetrokkenheid op scholen te vergroten. Inge legt uit dat verschillende factoren invloed hebben op de mate van impact van pesten.
Inge: “Pesten of buitensluiten is niet een opzichzelfstaand iets. De mate waarin een kind eronder lijdt, hangt samen met onder andere het karakter van het kind, eerdere ervaringen met pesten en de relatie met school, ouders en vrienden. Voelt het kind zich heel alleen of voelt het zich juist gesteund door de omgeving? Kan een kind zich goed uiten of juist niet? Pesten gebeurt in interactie en de context waarin dit plaatsvindt is van belang. Als deze context niet veilig is, kan een kind verschillend gedrag gaan vertonen. Dit kan outgoing gedrag zijn: het gepeste kind wordt brutaal, boos of agressief. Soms kan het zelf gaan pesten. Of een kind voelt zich eenzaam, trekt zich terug en kan neerslachtig worden.”
Mismatch
Toch is pesten of buiten de groep vallen niet de enige reden waarom kinderen niet happy zijn op school. Soms lijkt er een mismatch te zijn tussen ons onderwijsstelsel en de behoefte van het kind. Zoals bij Baltus (10), de zoon van Iemke Janssen. Hij liep zo vast in het reguliere onderwijssysteem, dat Iemke besloot een eigen basisschool te starten. Eén waar haar kind wel z’n draai kon vinden. Letterlijk en figuurlijk, want bewegingsruimte is een belangrijk aspect van Iemkes ‘Vier Elementen Onderwijs’.
Ik zag maar één goed alternatief: een eigen school beginnen met onderwijs waar ik wél in geloof.
Iemke: “Als gezin woonden we een aantal jaar in Zuid-Afrika. Baltus ging daar naar een kleinschalige kleuterschool, waar hij goed op z’n plek zat. Toen we terugverhuisden naar Nederland kozen we voor een reguliere basisschool in Ede, maar al snel bleek dat dit niet de juiste plek voor hem was. De klas was veel groter dan hij gewend was en hij moest als kleuter al heel veel stilzitten en werkjes maken. We switchten naar een vrije school, omdat we als ouders erg geloofden in hun filosofie. Op de vrije school mogen kinderen tot zeven jaar spelen en staat de intrinsieke motivatie van het kind centraal. Toch liep Baltus ook daar vast; vanaf het moment dat hij naar groep 3 ging, liep hij tegen dezelfde knelpunten aan als op de vorige school. Er werd met de hele – behoorlijk drukke en grote – klas op vaste momenten gewerkt aan dezelfde opdracht volgens een vaste methodiek. Het voelde voor hem allemaal heel rechtlijnig en star. De overgang van de kleuterklas was enorm groot. Baltus was een beweeglijk jongetje – net als wel meer jongetjes uit zijn klas – maar daar was letterlijk weinig ruimte voor. Hij voelde zich onder druk gezet, met als gevolg dat we hem daardoor steeds meer zagen veranderen. Het vrolijke ging eraf, hij had het idee dat hij niks meer goed deed en hij durfde steeds minder nieuwe dingen aan te pakken. Hij verloor zijn natuurlijke enthousiasme.
Baltus was altijd een heel sociaal kind, maar ook dát veranderde. Hij werd vaak apart gezet om tot rust te komen of om werkjes af te maken. Hierdoor kreeg hij een uitzonderingspositie en vond hij minder aansluiting bij klasgenoten. Zijn frustratie nam toe: hij werd agressief, gooide met spullen en liep stampend rond. Ook in de klas werd hij lawaaiiger. Hij schoof bijvoorbeeld steeds met z’n tafeltje heen en weer, met als gevolg dat de juf en klasgenoten gefrustreerd raakten. De overleggen met de intern begeleider, de directie en het samenwerkingsverband hadden niet het gewenste effect. We besloten de overstap te maken naar een jenaplanschool, maar ook daar ging het schuren. Baltus kon het leer- en werktempo niet bijbenen en raakte achterop. Dat gaf hem opnieuw een uitzonderingspositie en hij raakte zijn plezier en zelfvertrouwen nog verder kwijt. Aan het eind van groep 4 waren er twijfels of hij wel over zou kunnen naar groep 5. Wéér kreeg hij de boodschap dat hij niet kon tippen aan de verwachtingen.”
Een eigen school
“Tijdens de coronapandemie had ik me al eens in thuisonderwijs verdiept”, gaat Iemke verder. “Ik merkte namelijk dat dit zoveel beter werkte voor Baltus. Hij had niet al die afleiding en kon op zijn eigen manier leren; een manier met veel meer ruimte voor beweging. Baltus leert meer met z’n lijf dan met z’n hoofd.
Wanneer een kind eenmaal ingeschreven staat in het regulier onderwijs is het geven van thuisonderwijs juridisch gezien erg lastig. Wettelijk gezien is thuisonderwijs geen erkende onderwijsvorm. Alleen als kinderen bij hoge uitzondering vrijgesteld zijn van de leerplicht, kun je als ouder voor thuisonderwijs kiezen. Voor deze vrijstelling gelden strikte voorwaarden. Daarom zag ik maar één goed alternatief: een eigen school beginnen met onderwijs waar ik wél in geloof.
Samen met Kim van der Ham ben ik 4 Elementen Onderwijs gestart. De vier elementen staan voor lucht, water, aarde en vuur. Zij vormen de pijlers van ons onderwijs en staan voor autonomie, verbinding, ritme en avontuur. Het grootste verschil met reguliere basisscholen is dat de docenten écht kijken naar de manier waarop een kind het beste leert. Dat is voor elk kind anders. Als een kind beweging nodig heeft om te kunnen leren, dan kan dat. Ook werken we met kleine groepen en met alle leeftijden door elkaar.
Voor ouders kan het een uitdaging zijn om te accepteren dat het even niet goed gaat met hun zoon of dochter.
Wij geven kinderen een stem in hoe ze leren en wat ze leren. Zo was Baltus erg geïnteresseerd in de Titanic. De docent neemt dan dat verhaal als uitgangspunt en laat de kinderen er teksten over lezen, creatieve opdrachten bij maken, maar legt bijvoorbeeld ook het principe van zwaartekracht uit. Zo nemen ze alle lesstof tot zich, maar wel op een manier die aansluit bij hun belevingswereld.
De belevingswereld van het kind is van groot belang. We maken niet alleen gebruik van leerkrachten, maar ook van ‘leefkrachten’: er komt bijvoorbeeld een kindercoach in de klas die de kinderen leert om met emoties om te gaan. Of een politieagent om verkeersregels uit te leggen, maar ook om de kinderen te vertellen over de gevaren van drugs.
Voor Baltus is het een wereld van verschil. Hij is nog steeds heel beweeglijk, maar hij mág nu bewegen. Hij kan veel buiten zijn en met z’n handen leren werken. Hij sprankelt weer en is happy, omdat hij eindelijk mag zijn wie hij is.”
Kwaliteit van het onderwijs
Dat er behoefte is aan andere vormen van onderwijsaanbod blijkt ook uit de toename van particulier onderwijs. Uit cijfers van de Onderwijsinspectie blijkt dat het aantal particuliere scholen in het basis- en middelbaar onderwijs in vijf jaar tijd verdubbeld is. Inmiddels zijn er 101 particuliere basisscholen en 39 particuliere scholen in het voortgezet onderwijs.
Of een kind thuisonderwijs gaat volgen of switcht naar een particuliere school is in de basis een keuze van ouders, zeker bij kinderen in de basisschoolleeftijd. Maar ook in het voortgezet onderwijs zijn het de ouders die thuisonderwijs zullen moeten geven of een – meestal dure – particuliere school zullen moeten betalen. Wat drijft ouders om zo’n ingrijpende keuze te maken? Orthopedagoog en opleidingsdeskundige Inge Anthonijsz benadrukt dat iedere ouder goed onderwijs wil voor z’n kind.
Kwetsbaar onderwijs
Inge: “Ouders hebben altijd een goede intentie en zullen het dus goed doordacht hebben om te kiezen voor thuisonderwijs of voor particulier onderwijs. Aan de toename van beide onderwijsvormen kunnen verschillende redenen ten grondslag liggen.
Allereerst is het onderwijs momenteel kwetsbaar. Het is moeilijk om goed geschoold personeel voor de klas te krijgen, met als gevolg een lerarentekort in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs. Steeds vaker staan er invallers voor de klas of is er lesuitval, waardoor er geen continue leeromgeving kan worden geboden. Kinderen ervaren dan mogelijk minder stabiliteit van school, maar de onderwijskwaliteit is ook in het geding.
De kwaliteit van het onderwijs staat eveneens onder druk doordat het vak van leerkracht is verzwaard. In het verleden zullen er genoeg kinderen in een klas hebben gezeten met dyslexie, hoogbegaafdheid of ADHD, maar toen was daar nog niet zoveel aandacht voor. Een kind was toen druk, dromerig of heel erg slim en dat was zoals het was. Tegenwoordig is problematiek van kinderen veel meer binnen de schoolcontext aanwezig. Ouders verwachten van de school dat hun kind passende, op maat gemaakte hulp krijgt. Dit vraagt veel van de leerkracht. Is die hulp niet toereikend, dan kan dat voor ouders een reden zijn om van school te switchen of om thuisonderwijs te gaan geven.”
Toegenomen ouderbetrokkenheid
Inge: “Ouders weten tegenwoordig veel meer over de alternatieven die er geboden worden voor regulier onderwijs. Ze zijn mondiger, stellen meer vragen en staan op gelijke voet met de leerkracht. De hiërarchie van voorheen – waar de wil van de leerkracht wet was – is veranderd. Naast hun mondigheid halen ouders heel laagdrempelig kennis van internet: welke onderwijsalternatieven zijn er die beter aansluiten bij het gedrag van hun kind? Maar ook: welke rechten en plichten hebben ze als ze besluiten om hun kind thuisonderwijs te geven? Er is een toegenomen keuzevrijheid in de maatschappij, die maakt dat ouders individuelere keuzes kunnen maken.”
Of het nu gaat om onderwijskwaliteit, meer specifieke behoeften van leerlingen of mondiger ouders: het zijn allemaal zaken die een toegenomen ouderbetrokkenheid laten zien. Iets wat Inge alleen maar kan toejuichen. Toch is er ook een keerzijde.
Uiteindelijk blijft het altijd een samenspel van het kind zelf, de ouders en de school.
Inge: “Ik ben zeker een groot voorstander van betrokkenheid van ouders bij de school en dus ook bij de ontwikkeling van hun kind. Je weet dan veel beter wat er speelt in het leven van je kind. Dit is niet alleen fijn voor het hele gezin, maar ook voor de leerkrachten. Uiteindelijk blijft het altijd een samenspel van het kind zelf, de ouders en de school.
De vraag is wel waar de grens van die betrokkenheid ligt. Natuurlijk wil je als ouder het beste voor je kind, maar het mag best ook een keer wat minder goed gaan. Tegenslag moet er ook kunnen zijn. Het is voor kinderen leerzaam om te merken dat het op eigen kracht moeilijke momenten kan overwinnen, zonder dat een ouder meteen klaarstaat om de weg te plaveien. Voor ouders kan het een uitdaging zijn om te accepteren dat het even niet goed gaat met hun zoon of dochter. Wanneer het wél het juiste moment is om in te grijpen als ouder, hangt af van de situatie en van het karakter van het kind. Het ene kind heeft nu eenmaal meer en sneller hulp nodig dan het andere kind.”
Tekst: Marieke Gouka
Beeld: Getty Images