Levend verlies in families: wanneer er geen contact meer is
Zo kan je geloof helpen
18 april 2024 · 12:00| Leestijd:13 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Hoe moet je verder als je je broertje en zusje al een half leven niet gezien hebt? Zijn er dan woorden van troost die helpen? En wat werkt juist niet? Schrijver en coach Reinier Sonneveld deelt zijn eigen ervaringen en hoe zijn geloof hem hierin helpt.
De laatste keer dat ik mijn broertje zag, zie ik nog scherp voor me, ook al is het twintig jaar geleden. In mijn jeugd was hij bij ons komen wonen, samen met zijn zusje. Twee prachtige donkerbruine kinderen, geadopteerd uit Brazilië. Hoe intens we ook van elkaar hielden, we hadden het zwaar. Ze waren verlaten door hun biologische ouders, ze hadden jaren in een ruw weeshuis geleefd en waren ondervoed geweest. Ik herinner me hysterische lachbuien: mijn broertje die omgekeerd aan een fietsband boven in een lantarenpaal hing. Maar ook hartverscheurende huilbuien: waarom moesten ze nu weer, wéér naar een nieuwe school? Waarom leek er nergens een plekje voor ze?
Toen ik student werd, woonde hij soms bij mij. Hij was gewelddadig richting mijn lieve ouders geworden en de opvangplekken zaten vol. Ik herinner me dat ik hem opzocht in de jeugdgevangenis. Hij had een auto gestolen, puur om een nachtje mee te joyriden, zonder rijbewijs, maar hij was uit een bocht gevlogen en opgepakt. Hij klaagde over het nogal intieme fouilleren en de harde sfeer tussen de gevangenen. Een tijdje later belden mijn ouders plotseling. Hij zou bij hen langskomen om een fotoalbum op te halen. Of ik hem ook wilde zien.
Ik herinner me nog de warmte van mijn broertjes been en arm, naast me op de pianokruk.
Ik rende naar het station. In mijn ouderlijk huis hebben we samen gegeten. Het was goed. Hij moest huilen omdat hij had ontdekt, via het tv-programma Spoorloos, dat ons zusje ‘maar’ een halfzusje van hem was. Na het eten gingen we achter de piano zitten. Ik links op de kruk bij de lage tonen, hij rechts bij de hogere. Hij kende ‘Vader Jakob’ en ik begeleidde hem met akkoorden. Pas achteraf besefte ik hoe symbolisch dat liedje was: in de Bijbel is Jakob iemand die zich nooit geliefd voelt en na pijnlijke familieruzies wegloopt van huis. Ik herinner me nog de warmte van mijn broertjes been en arm, naast me op de pianokruk. We hebben elkaar stevig omhelsd en al het goede gewenst. Ik heb sindsdien nooit meer iets van hem gehoord.
Erger dan gestorven
Ik schrijf dit met tranen in mijn ogen, ook al is het een half leven geleden. De eerste jaren dacht ik dagelijks aan mijn broertje en zusje (van wie ik al een paar maanden eerder afscheid had moeten nemen). Herinneringen drongen zich op, ik zocht naar oplossingen die ik nooit vond. De laatste jaren is dit minder geworden, ik weet niet precies waarom. Ik kan ze vinden op social media, dat geeft ergens rust, hoewel ze niet reageren op mijn berichtjes. Met de jaren slijt er ook wel iets. En wat meespeelt: ik kan me niet zo goed meer voorstellen hoe het eigenlijk zou moeten, een weerzien. Ik mis ze nu langer dan dat ze bij ons thuis waren, wat hebben we elkaar dan nog te vertellen? Zijn onze levens niet veel te ver uit elkaar gegroeid?
Ik kan me niet zo goed meer voorstellen hoe het eigenlijk zou moeten, een weerzien.
Mijn broertje en zusje zijn ‘levend’ verlies, zoals dat ook wel heet: er is niet iemand gestorven en toch mis je hem of haar. Soms is deze vorm van rouw zwaarder, omdat de wond vaker wordt opengereten en je het minder kunt afsluiten. Bij levend verlies is er geen ritueel dat je samen kunt beleven, zoals een begrafenis of een crematie, en geen plek die je kunt bezoeken, zoals een graf of een urn. We hebben er als cultuur weinig woorden voor, de religies hebben er geen rituelen of liederen bij, we herkennen het vaak niet eens. Maar de pijn hoeft er niet minder om te zijn. Soms is die zelfs erger, omdat je nooit zeker weet wanneer het ‘klaar’ is. Er wordt wel gezegd dat er maar één ding erger is dan een gestorven kind: een vermist kind. Want dat zou altijd nog kunnen terugkeren, je blijft altijd klaarstaan en kunt nooit echt beginnen met rouwen.
Hoe kan ik toch iets verder komen? Ik merk dat mijn geloof me in dit proces helpt. Laat ik uitleggen hoe.
Niet ‘kloppend’
Als ik mensen over mijn broertje en zusje vertel, reageren ze soms goedkoop. Ze zeggen bijvoorbeeld dat het “vast wel een reden” moet hebben gehad. Dat ik “er toch van geleerd” zal hebben. Dat ze het “heus goed hebben” en tenminste “in een rijk land wonen”. En daar zit soms wel wat in. Maar het gaat me veel te snel. Mensen proberen het te kloppend te maken. Alsof het ergens begrijpelijk of zelfs goed zou zijn. En ik snap dat eigenlijk wel. Als iemand aan mij iets verdrietigs vertelt, wil ik ook die ander opbeuren en ga ik soms zelfs adviezen geven. We hebben een natuurlijke neiging om erge dingen weg te willen praten. Al was het maar om zelf niet ook verdrietig te worden. Het is gewoon heel lastig om naar verdriet te luisteren, echt te luisteren en het te laten staan.
Mijn geloof helpt me om het er juist wel te laten zijn. Er staan veel verhalen en liederen in de Bijbel over mensen die ontzettend hun best doen en toch lijden, soms zelfs erger dan de criminelen en de luie donders. Job is een bekend voorbeeld (zie kader): hij is ongelooflijk eerlijk en rechtvaardig en toch verliest hij alles. Bij Jezus is het nog erger. De Bijbel ziet Hem zelfs als een mens zonder fouten, toch wordt Hij gruwelijk gemarteld en krijgt Hij onschuldig de doodstraf. En het belangrijkste is: in beide gevallen wordt er geen antwoord gegeven, wordt het niet ‘kloppend’ gemaakt.
Veel pijn heeft geen verklaring en geen oplossing.
Bij Job is er aan het einde een storm, waarin God spreekt. En je denkt: nu komt het, nu gaat God het eindelijk allemaal uitleggen. Maar God geeft een lange opsomming van dingen in de natuur die we juist niet begrijpen. En dat is het. Geen antwoorden, letterlijk alleen maar vragen. En als Jezus sterft aan het kruis, stelt Hij ook een vraag, een diepe, eenzame noodkreet: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?! En weer denk je: nou, iemand zal nu toch wel antwoord geven. Er zal wel een stem uit de hemel komen, die het netjes uitlegt, of de schrijver zal toch wel een passende verklaring voor dit leed bieden. Maar nee, het blijft bij die vraag en Jezus sterft zonder een antwoord te krijgen.
Het leed van Job en Jezus is op allerlei manieren anders dan dat van mij, maar dat soort verhalen geven me wel een richting. We zien geloof vaak als een bron van antwoorden, maar zulke verhalen helpen me juist om de antwoorden even uit te stellen en te blijven luisteren, naar anderen en naar mezelf. Veel pijn heeft geen verklaring en geen oplossing. Het is zinloos. De vraagtekens blijven en moeten ook blijven. Liever geen antwoorden dan goedkope.
Totaal zinloos?
Maar ook dat luisteren en dat begrip kan te ver gaan. Ik krijg dan opmerkingen als: Wat is dit toch een “kloteleven”. Wat zijn mensen “verschrikkelijke wezens”. Uiteindelijk is alles “totaal zinloos” en “staan we er alleen voor”. Soms is dat soort overdreven begrip wel lekker, trouwens. Een beetje zwelgen in je verdriet kan best goed zijn, zeker in een cultuur die verdriet liever wegstopt en waarin alles nuttig moet zijn.
Ook dat luisteren en dat begrip kan te ver gaan.
Maar het is me allemaal te zeker. Waarom zou het héle leven zinloos zijn? Waarom zou het echt nooit meer goed komen, ook niet een beetje? Waarom zou ik er toch niet íéts van kunnen leren? Mijn geloof helpt me dan bescheidener te blijven en het minder dicht te metselen. Het leert me open te blijven staan voor iets nieuws. Mijn kennis is beperkt en daarom kan er altijd iets gebeuren wat beter is dan ik ooit zelf had kunnen bedenken.
Bij de verhalen van Job en Jezus merk je ook dat er uiteindelijk een ommekeer komt. Job bouwt een nieuw gezin op. En Jezus staat zelfs op uit de dood. Het belangrijkste is dat dit verrassingen zijn. Als Job lijdt, zegt hij nooit: maar het geeft niks hoor, ik krijg straks nieuwe kinderen! En als Jezus wordt gekruisigd, zegt Hij niet: dit doet Me weinig, want Ik weet dat het straks beter wordt! Nee, allebei worstelen ze hevig met hun ellende. Misschien zelfs wel heviger omdat ze zich er niet bij neerleggen en ze er open voor blijven staan dat het beter wordt.
Wanhoop ‘weet’ te veel
Wat betekent dit voor mijn verdriet om mijn broertje en zusje? Dat ik daar ruimte voor wil geven en probeer weerstand te bieden tegen goedkope troost. Het hoeft geen betekenis te hebben, er is gewoon lijden waar de vraagtekens blijven, zoals bij Job en Jezus. En tegelijk probeer ik daar niet in te blijven hangen. Ik wil geen goedkoop begrip, maar probeer wat vaker ‘misschien’ te zeggen.
Mijn geloof helpt me om open te blijven staan voor iets nieuws.
Ik weet het niet, maar dat is hoop. Wanhoop ‘weet’ heel veel. Wanhoop ‘weet’ dat alles toch hetzelfde zal blijven. Dat er niet werkelijk iets kan veranderen, wat je ook probeert. Hoop is bescheidener en zegt: je weet maar nooit! Denk aan wat Job en Jezus meemaakten. Er kunnen de gekste dingen gebeuren. Wie weet, misschien zit je ooit weer aan een tafel met je broertje en je zusje, jullie halen vrolijk anekdotes op van vroeger, en daarna ga je samen achter die piano zitten en spelen jullie ‘Vader Jakob’, want ook Jakob keerde na een half leven terug en verzoende zich met zijn familie.
Een verhaal over goedkope troost
In de Bijbel is een heel deel gewijd aan goedkope troost: Job. Het gaat over een man die alles heeft: een goedlopende zaak, een prachtig huis, een fijn gezin. En hij is nog een eerlijk en wijs mens ook. Maar dan begint er een vreemd gesprekje in de hemel. Een duivel komt op visite bij God en zegt: “Ja, nogal logisch dat Job van U houdt: hij heeft alles. Maar zou hij ook zo vroom blijven als hij alles verliest? Kan hij eigenlijk wel écht goed doen, zomaar, zonder dat hij een beloning verwacht?”
Prompt verliest Job alles. En dan volgt een soort experiment: zal Job het volhouden? Hij voert lange gesprekken met drie vrienden, die eigenlijk als die duivel denken. Ze vinden namelijk: als je rechtvaardig leeft, word je daarvoor beloond, dus nu Job het slecht heeft, moet hij wel een slecht mens zijn. Net als de duivel zoeken ze een soort logica. Heel herkenbaar natuurlijk, we proberen allemaal te begrijpen wat ons overkomt.
Heel herkenbaar natuurlijk, we proberen allemaal te begrijpen wat ons overkomt.
Maar Job blijft volhouden dat zijn lijden juist niet klopt. En uiteindelijk krijgt hij gelijk. God komt aan het woord, in een lange monoloog aan het eind, met alleen maar vragen. Hij somt tientallen natuurfenomenen op die men toen niet begreep: hoe de sterren in de lucht hangen, waar de sneeuw vandaan komt, wanneer dieren jongen krijgen. Het gaat telkens over de ongetemde natuur die we niet kunnen controleren.
Er is geen logica in veel van ons verdriet. Soms wel, soms hebben we zelf iets stoms gedaan, maar vaak overkomt ons iets zinloos. De uitdaging is dan jezelf daarvoor niet de schuld te geven, zoals Jobs vrienden probeerden, maar de vragen te laten staan, zoals God deed in het verhaal. Want we hebben geen logica nodig om toch hoop te houden en we hoeven niet beloond te worden om toch van anderen te houden.
In aflevering #79 van de podcast Dit is de Bijbel praat presentator David Boogerd met theoloog Almatine Leene over Job en omgaan met het lijden. Je luistert de podcast via je favoriete podcastapp.
Vijf kamers in het huis van rouw
1. Kamer van onderhandelen
Veel is er verloren, maar niet alles en je kunt gaan zoeken naar wat er toch nog te herstellen is. Veel gelovigen zetten God hiervoor in. Ze beloven God van alles, als de pijn maar ophoudt. Sektes sluiten je op in deze emotionele kamer: ze blijven beloven dat jij ultiem gelukkig kunt worden als je hun maar gehoorzaamt. Maar veel gemis is niet onderhandelbaar en valt niet meer terug te draaien.
2. Kamer van huilen
Soms dringt voluit tot je door hoe onomkeerbaar je gemis is. Vaak wordt geadviseerd regelmatig een afgebakende periode (bijvoorbeeld een half uur) ruimte te geven aan je verdriet. Verdriet moet een plek krijgen, maar er is ook zoiets als een teveel aan verdriet. Er zijn, naast het gemis, wel degelijk nieuwe wegen te ontdekken om vreugde, betekenis en verbinding te ervaren.
3. Kamer van aanvaarden
Na een tijdje kom je steeds vaker en langer in deze emotionele ruimte. Het gemis is er, maar het overmeestert je niet meer zo vaak en je hebt nieuwe manieren gevonden om te leven. Er is een gat geslagen, maar dat is niet alles. Vaak verwarren we dit aanvaarden met de eerste kamer, die van ontkennen. In beide houdingen kunnen we kalm en rustig lijken. Het verschil is dat wie aanvaardt, werkelijk tot zich heeft laten doordringen hoe verschrikkelijk het gemis is.
4. Kamer van ontkennen
Deze houding helpt je om het gemis gedoseerd toe te laten, zodat het je niet meteen overweldigt en je een aantal dagelijkse klussen kunt volbrengen. Vaak speelt geloof of spiritualiteit hierbij een rol. Mensen overladen zich met troostende woorden, wat een gezonde rouw kan belemmeren, omdat je niet werkelijk tot je door laat dringen hoe pijnlijk en oneerlijk het ook is.
5. Kamer van verzetten
Boos worden helpt je om meer te beseffen hoe erg het eigenlijk is. Je houdt in gedachten lange gesprekken en zoekt naar oorzaken, naar schuldigen. Soms ben je ook woedend op God, op gelovigen, op het leven. Als je gaat beseffen hoeveel er werkelijk verloren is en nooit meer terugkomt, ontstaat er ruimte voor andere emoties.
Tekst: Reinier Sonneveld
Beeld: Mirjam de Ruiter