Baffin Babes: Deze drie vriendinnen van 60+ gingen op een poolexpeditie
Komen ze zonder ongelukken en blessures terug?
17 oktober 2024 · 12:24| Leestijd:13 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
IJsberen, opvliegers en extreme kou: Bernice (61), Norma (67) en Louise (62) laten zich niet tegenhouden door leeftijd of weersomstandigheden om met z’n drieën een poolexpeditie te ondernemen. Komen ze zonder ongelukken en blessures terug? Beroepsavonturier en klimaatjournalist Bernice Notenboom neemt je mee op hun reis.
Bij de incheckbalie van de luchtvaartmaatschappij in Calgary, Canada kijkt de incheckdame verbluft naar onze karretjes met ski’s, tassen en sledes. Onze eindbestemming is Qikiqtarjuaq, een Inuit-nederzetting aan de noordoostkust van Baffin Island, een paar graden boven de poolcirkel. Ze vraagt wat we gaan doen en in welk ziekenhuis we gaan werken. Ik wijs naar onze ski’s en sledes. “De meeste vrouwen die naar Qikiqtarjuaq vliegen, werken in de zorg,” zegt ze lachend, “maar ik zie dat jullie geen verpleegsters zijn.”
Samen met mijn vriendinnen Norma en Louise ben ik op weg naar Arctisch Canada om de Akshayuk-pas te skiën, een 120 kilometer lange noord-zuid-traverse dwars door Baffin Island. Deze expeditie staat al een tijd op mijn verlanglijstje, vanwege de serene omgeving en dicht bij huis, maar toch ging ik steeds weer terug naar de Noordpool, Antarctica of Groenland. Ik belde Norma met dit idee en ze zei: “Onder één voorwaarde: we bereiden ons heel goed voor.” We nodigden onze vriendin Louise uit. Met drie is het veiliger en we kunnen dan het gewicht van alle spullen beter verdelen. Louise hoeft er geen seconde over na te denken. We noemen onszelf de Baffin Babes.
Opvliegers
Zelden gaan vrouwen na hun zestigste nog op poolexpeditie. Het is niet alleen fysiek zwaar, maar je hebt ook met extreme kou en wind te maken. Een klein foutje, zoals een bevroren neus of de tent die uit je handen glipt, en het kan in dit klimaat een evacuatie tot gevolg hebben. We zijn ons ervan bewust dat we extra op onze hoede moeten zijn, want Norma is al 67, Louise 62 en ik ben met 61 de jongste van de Babes. Gelukkig is dit niet onze vuurdoop. Ik heb meer dan twintig poolexpedities op mijn naam staan en we hebben samen al eerder grote ski- en kajaktochten gedaan in Canada. Poolexpedities zijn verslavend; ondanks de kou en het afzien wil je steeds weer terug.
We zijn fit, sterk en mentaal voorbereid, maar toch hebben we alle drie onze eigen kwellingen. Louise heeft borstkanker gehad en heeft haar huisartsenpraktijk moeten stopzetten. Ze slikt zeven pillen per dag die haar hoofd wollig maken, waardoor ze niet meer helder en nuchter kan nadenken. Haar grootste zorg op de expeditie zijn de intens nachtelijke opvliegers die de pillen als bijwerking hebben. Daarbij is Louise mager en heeft ze het heel snel koud. Norma heeft last van zwelling in haar knieën en wil haar slee zo licht mogelijk houden om ze niet te overbelasten. Ze heeft op eerdere trips al eens problemen gehad met haar knieën en dat staat nog vers in haar geheugen. Mijn knieën zijn al versleten en aan vervanging toe. Door stijfheid van mijn knie krijg ik rugpijn. Mijn grootste angst is dat ik door mijn rug ga en niet meer kan opstaan. Dus Norma’s eis om goed beslagen ten ijs te gaan, klinkt als muziek in mijn oren.
Geen grammetje te veel
We ontmoeten elkaar een aantal keer op de ranch van Norma in Alberta (Canada), waar het standaard waait en koud is. We oefenen met de tent opzetten met wanten aan, trekken boomstammen achter ons aan om sterk te worden en praten heel veel over eten. Ik hou het zelf meestal simpel, voeg alleen wat water toe in een zakje en klaar, maar voor Norma is het een obsessie om voldoende en gezonde calorieën binnen te krijgen. We experimenteren met het drogen van kimchi, en rekenen uit hoeveel calorieën vet, eiwit en koolhydraten in iedere maaltijd moeten zitten. Elk item in de slee wordt geïnspecteerd en zo nodig gemodificeerd, er mag geen grammetje gewicht te veel meegaan. Over één ding zijn we het eens: tijdens de expeditie dragen we alle dagen dezelfde kleding. We nemen geen extra onderbroeken, sokken of shirts mee.
Baffin Island
IJsberen
We zijn de enige toeristen die in Qikiqtarjuaq uit het kleine propellervliegtuigje stappen. Billy, de Inuit-gids, staat al een tijdje te wachten. Hij zal ons naar het einde van het Pangnirtung-fjord vervoeren, het beginpunt van de expeditie. Hij heeft een sneeuwscooter en een quamutik, een traditionele slede voor onze bagage waar wij ook op kunnen zitten. De vier uur durende rit is zelfs met al onze donzen kleren aan bitterkoud. Voor afleiding kijk ik omhoog naar de enorme rotswanden die het fjord omsluiten.
Billy zet ons af aan het einde van het fjord, wijst naar het zuiden en zegt dat we vanavond nog minimaal 5 kilometer landinwaarts moeten skiën om veilig te zijn voor ijsberen. Vooral in het voorjaar, als ze honger hebben, zijn ze actief op zoek naar eten. We hebben geen puf meer zo laat op de avond, dus nemen we het risico en zetten onze tent op. Het is begin april maar nog hartje winter, het kwik is al gedaald tot -30 ˚C. Buiten steek ik met moeite de brander aan, terwijl ik met één oog het fjord in de gaten houd voor iets wits wat plotseling kan bewegen. Als het begint te schemeren, kruipen we in onze slaapzakken; beerspray en geladen pistool met vuurpijlen onder mijn kussen. Bij ieder geluidje buiten pak ik het pistool en richt die op de ritssluiting van de tent. Het zou niet de eerste keer zijn dat een ijsbeer mijn tent probeert binnen te dringen. Om 3.00 uur wordt het gelukkig weer licht en val ik uiteindelijk in een diepe slaap.
Norma kijkt niet meer op haar horloge, is meer zen en laat dingen op z’n beloop.
De zon brandt in de tent en ik kijk op mijn horloge. Het is 7.00 uur. In mijn slaapzak is het lekker warm en ik hoor licht geronk van Louise en Norma. Ik heb de neiging me weer om te draaien, maar weet dat alleen met een ijzeren discipline expedities een kans van slagen hebben. Ik vul de pan met water en binnen een paar minuten sputtert de brander met een oorverdovend lawaai. De eerste kop koffie serveer ik de dames in bed, maar ik waarschuw dat dit bij hoge uitzondering is. Hoe sneller we het kamp opbreken, hoe eerder we kunnen starten. Louise begint uitgebreid over haar jeugd in Quebec te vertellen en Norma tikt nog een berichtje op haar Garmin Inreach. Twee uur later zitten we nog in onze slaapzakken en hebben we nog steeds niet ontbeten. Pas om 10.00 uur zijn we aangekleed en breken we de tent af.
Overweldigend
De Owl Valley, vernoemd naar de sneeuwuil die hier voorkomt, is vlak en minstens vijf kilometer breed. De toendra is bedekt met een flinterdun laagje harde sneeuw waar je makkelijk doorheen breekt. Het landschap is schraal en gladgeschuurd door de massieve gletsjers van de Penny-ijskap. We voelen ons nietig en bevoorrecht, al moeten we wennen aan de schaalgrootte van dit landschap. Niets is minuscuul, alles bombastisch en overweldigend. In het begin glijden de sledes moeiteloos achter ons aan, maar als het terrein grilliger en steiler wordt, kost het moeite om het gewicht van de slee over de rotsblokken te trekken. De eerste dagen moeten we ook enorm wennen aan ons ritme; in de kou kost alles veel meer tijd en energie. Regelmatig moeten we stoppen om onze vingers op te warmen en een tent opzetten kan zomaar een paar uur in beslag nemen. We houden iedere paar uur een korte pauze om wat te drinken en wat energierepen, noten en gedroogd fruit te snacken.
Tijdens de lunch op de vijfde dag komt er een fris briesje opzetten vanuit het zuiden, de richting waarin we skiën. Het is een welkome afwisseling van de intense arctische zon, maar het gaat steeds harder waaien. We doen een windjack aan, extra wanten, muts en skibril. Ik houd mijn hoofd gebogen, doe mijn capuchon met bontkraag op zodat mijn gezicht beschermd blijft tegen de kou. Ik voel dat de temperatuur snel keldert in deze wind en maak me zorgen om Louise. Ze is stoer en klaagt niet – niemand trouwens – en stiefelt rustig door. Ze heeft een fortuin uitgegeven aan wanten en ze heeft nog een heleboel extra chemische handwarmers. Maar ik zie dat ze haar handen soms onder haar oksels doet om ze sneller op te warmen.
Trots
Reizen met Canadezen heeft zo zijn voordelen. Zowel Louise als Norma weet uit ervaring wat arctisch weer is. Norma is opgegroeid in Edmonton in het noorden van Alberta, waar het kwik in de winter regelmatig onder de -30 ˚C komt. Louise is een Franstalige uit het koude noorden van Quebec en strenge winters zijn daar de norm. Toen ze nog heel jong was, is haar vader door het ijs gezakt en verdronken. Alleen ik heb expeditie-ervaringen nodig gehad om de kou te leren omarmen. De wind blaast ijskristallen in de lucht die een onbehagelijk soort mist vormen. We stoppen en draaien met onze rug naar de wind zodat we elkaar kunnen verstaan. “Ik snap niet waar de wind vandaan komt”, probeer ik te zeggen, maar mijn woorden verdwijnen in het getier. Niemand wil iets zeggen en we kunnen niet lang stil blijven staan. Norma wijst naar een groot rotsblok waar we in de luwte van de wind onze tent kunnen opzetten. Met de grootste concentratie draaien we schroeven in het ijs, scheppen sneeuw op het tentdoek, terwijl we de tent krampachtig vasthouden. Precies dit scenario hebben we thuis geoefend en we zijn trots dat alles probleemloos verloopt.
Uitgeput en koud tot op het bot kruipen we de tent in en ik begin direct aan de monstertaak om voldoende ijs en sneeuw te smelten voor drinken, eten en een warme kruik voor in de slaapzak. Norma bestudeert de kaart terwijl Louise de gps-locatie opslaat. Ieder heeft haar taak op de expeditie.
Bezorgdheid om bevriezingen
We maken maar langzaam voortgang. Ondanks het mooie weer hebben we te maken met lokale katabatische winden. Dat zijn valwinden die van de Penny-ijskap naar de Arctische Oceaan waaien. In rap tempo versnelt dit naar een storm met windstoten van 90 kilometer per uur, waardoor de gevoelstemperatuur negatief verdubbelt. Er valt niet tegenop te skiën, er is constante bezorgdheid voor bevriezingen en na een paar uur kun je jezelf niet meer warm krijgen. Onze enige hoop is dat als we eenmaal over de Akshayuk-pas zijn, we de wind in onze rug zullen krijgen. De vallei is kaal geblazen door de wind, alle sneeuw is weg. We klungelen nog wat door met onze ski’s en slee, maar we glijden voortdurend uit of de slee trekt ons omver. In de namiddag zien we eindelijk de iconische vierkante berg Asgard torenhoog boven de Turner-gletsjer uitsteken. De berg heeft een enorme aantrekkingskracht en als we de tent hebben opgezet aan de voet van de Turner-gletsjer, klimmen we naar boven om een beter uitzicht te krijgen. Een bijtende wind waait vanaf de ijskap en door het diffuse zonlicht krijgen de dansende kristallen de kleuren van de regenboog. Norma zucht: “Dit is onwerkelijk.”
We vergeten tijdelijk onze zere vingers, knieën en ruggen.
Boven op de Akshayuk-pas ligt het 10 kilometer lange Summit Lake, de bron van de Weasel-rivier die noordelijk naar het Pangnirtung-fjord stroomt. Deze kant van de pas is veel ruiger, een kloof met grillige toppen en Vikingnamen zoals Thor, Odin en Tirokwa. De ski’s gaan voorgoed op de slede en we lopen met spikes onder onze laarzen de bevroren rivier naar beneden. Er is geen sneeuw meer, alleen nog maar blauw ijs. We zijn weer terug op schema, de eindstreep in zicht. We vinden een kampeerplekje direct tegenover Thor, de meest opmerkelijke berg van Baffin Island, en een van de hoogtepunten van deze expeditie. Met zijn 1500 meter overhangende wand is hij de hoogste rotsmuur ter wereld. De meeste bergen hier hebben geen namen – niemand die zich erom bekommert omdat het zo geïsoleerd ligt. Er zijn nauwelijks toeristen. We zijn moederziel alleen op deze traverse, zelfs op de Zuidpool zijn meer mensen.
“Dat zoiets kan bestaan, een van de mooiste creaties van Moeder Natuur”, beweer ik en de meiden knikken bevestigend. We vergeten tijdelijk onze zere vingers, knieën en ruggen. Ondanks alle ontberingen blijft Louise optimistisch en vrolijk. Norma kijkt niet meer op haar horloge, is meer zen en laat dingen op z’n beloop. Ik ben verrast dat deze expeditie met vrouwen zo soepel gaat. Zijn het onze excessieve voorbereidingen? Dat je gewoon jezelf kunt zijn? Of omdat we heel goed voor elkaar zorgen? En als het moet, buffelen we en zetten door, niemand klaagt.
We nemen afscheid van Thor maar blijven omkijken naar deze markante berg, die zich niet laat wegduwen door de Penny-ijskap of gletsjers die tegen hem aan wrijven. Ik herken mezelf een beetje in Thor: na al die jaren sta ik ook nog steeds overeind en ben ik dankbaar dat ik door deze ruige wildernis mag skiën. Bij Windy Lake zien we het water al onder het ijs stromen; nog maar een paar weken en dan is deze tocht niet meer mogelijk. Louise stuurt een bericht op de Inreach naar Peter in Pangnirtung over onze ophaallocatie aan het begin van het fjord. Op onze laatste dag trakteren we onszelf op een yogasessie en blikken we terug op onze trip. Louise geeft toe dat ze geïntimideerd was door zo veel wind en kou. Norma is opgelucht dat we het zonder ongelukken en blessures hebben volbracht. En voor mij is iedere kans om in dit fantastisch ruige landschap te zijn welkom, ik kan en wil er nog steeds niet genoeg van krijgen.
Over Bernice Notenboom
Tekst & beeld: Bernice Notenboom