Verdriet raakt ons en verbindt ons, schrijft Tomas Sjödin in deze column. En verdriet is er vooral om te delen: “Misschien is het meer een pleidooi dan een troost: als je het kunt verdragen, vertel.”
Ruim vijfentwintig jaar geleden schreef ik een boek met de uitvoerige titel Wanneer de bomen hun bladeren verliezen kun je vanuit onze keuken veel verder kijken. Het boek is geschreven als een soort dagboek over het leven met drie zonen waarvan er twee geboren zijn met een progressieve neurologische ziekte. Het boek was een nogal onuitgewerkte tekst over een nogal onuitgewerkt leven.
Als ik toen naar slimme raadgevers had geluisterd, denk ik dat ze hadden gezegd: “Wacht nog even met het schrijven van dit boek tot je wat meer afstand ervan hebt gekregen.” Dat klinkt slim, maar ik denk dat het boek zijn lezers juist heeft gevonden doordat het niet doordacht of uitgewerkt was. Het is geschreven terwijl mijn gezin en ik door het landschap van aanhoudend verdriet reisden en niet nadat we die reis al helemaal hadden afgesloten. Voor degenen die door die eenzaamheid heen reizen is het gezelschap van iemand die daar ook is het grootste geschenk dat je kunt krijgen.
We leefden al jaren in een staat van rouw.
Van alle boeken die ik heb geschreven heeft dit boek de meeste reacties van lezers opgeleverd. Veel herkenning, honderden soortgelijke verhalen, maar ook enkele brieven waarin zoiets stond als: “Jij hebt in ieder geval een kind gekregen! Wij kregen dat nooit, ook al was dat onze diepste wens.” Ze klaagden niet, ze vertelden het gewoon. Ze leerden me iets belangrijks; wat ze voelden was geen jaloezie, maar eenzaamheid. Waar wij medeleven van anderen ontvingen, stonden zij alleen in hun strijd.
Verdriet heeft vele gezichten. Toen onze jongens stierven, beseften we dat dit niet het moment was waarop ons rouwwerk begon. We leefden al jaren in een staat van rouw. Rouwen om wat nog leefde. We rouwden niet om onze jongens, voor hen waren we vooral heel dankbaar. We vonden het treurig dat hun leven zo zwaar werd, al die pijn die een steeds groter deel van hun leven ging uitmaken. Maar we hadden verdriet omdat onze eigen droom van een ‘normaal’ gezinsleven in duigen viel. In die tijd voelden we ons eenzamer dan ná de dood van de jongens.
Vertel
In mijn werk als voorganger bezoek ik vaak mensen met een vorm van dementie. Ik zit dan een tijdje naast ze en praat met ze als dat mogelijk is. Vaak zit hun levenspartner naast hen. Als ze mij over hun strijd vertellen, doet het pijn, maar ik word ook getroost. We weten allebei hoe het is wanneer een deur langzaam dichtgaat. En doordat we dat van elkaar weten, wordt de eenzaamheid, die zo moeilijk onder woorden te brengen is, wat minder.
Ik heb wekenlang nagedacht over de regels die ik nu aan het schrijven ben. Ik zou graag het volgende willen zeggen tegen de lezer die zich momenteel in het landschap van onzichtbaar verdriet bevindt. Misschien is het meer een pleidooi dan een troost: als je het kunt verdragen, vertel. Iemand wacht op jouw verhaal. Iemand die al weet dat het leven eindig is, maar die nu gezelschap nodig heeft van iemand die weet hoe het is om in voortdurend en misschien levenslang verdriet te leven. Tussen alle lezers die dit tijdschrift nu doorbladeren, bevindt zich iemand die even dicht bij jou zou moeten zitten en je ademhaling zou moeten horen – horen hoe elke ademhaling vertelt dat het mogelijk is om te overleven, dat zelfs een leven vol verlies een mooi leven kan worden.
Tomas Sjödin is voorganger, voorlezer en auteur en woont in Säve bij Göteborg. In Nederland is hij bekend als schrijver van boeken over rust en stilte. Onlangs verscheen zijn derde boek Het geluid van de stilte.
Foto: Jacqueline de Haas Vertaling: Eric Lagerström