Als afkomst je toekomst bepaalt: over kansenongelijkheid in het klaslokaal
Thema artikel
15 april 2025 · 13:42| Leestijd:13 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Gelijke kansen voor iedereen – wie is daar geen warm voorstander van? Toch komt er in de praktijk nog te weinig van terecht. Hoe kan dat? Journalist Margaretha Coornstra, zelf eerstegeneratiestudent, gaat hierover in gesprek met onderwijssocioloog en auteur Milio van de Kamp. “Dat je door hard werken kunt worden wat je wilt, is feitelijk onjuist.”
“De dochter van een vrachtwagenchauffeur hoort niet op het gymnasium”, zei een klasgenote. We zaten nog in brugklas havo-vwo en ik hoorde bij de groep die gymnasium ging doen. Een ander meisje viel haar bij: “Nee, want als jij iets niet kunt, moeten we op jou wachten en raken wij achter!” Dit gesprekje is een halve eeuw geleden. Maar Misschien moet je iets lager mikken, het autobiografische boek van socioloog Milio van de Kamp, laat zien dat zulke vooroordelen nog steeds aan de orde van de dag zijn.
Toch hoorde ik ook in die jaren al: ‘Wanneer je maar hard genoeg werkt, kom je er wel’ en ‘Kwaliteit komt altijd bovendrijven’; schijnbaar bemoedigende mantra’s die nog steeds rondzingen. Milio van de Kamp maakt daar overigens korte metten mee: “Dat je door hard werken kunt worden wat je wilt, is feitelijk onjuist. Dat is geen gevoelskwestie, er zijn harde data die aantonen dat het heel moeilijk is om van onderaf een hogere sociale status te bereiken. Bovendien: wat is hard werken? Ik denk nu aan mijn moeder, die sinds 2010 een café heeft en zes dagen per week werkt. Ze begint om twaalf uur met schoonmaken en boodschappen doen. Dan gaat ze om vier uur open en werkt ze tot één of soms drie uur ’s nachts. Dat is een stuk zwaarder dan mijn huidige baan als universitair docent, kan ik je vertellen.”‘Loon naar prestatie’ was nog zo’n kreet die ik als puber veel om me heen hoorde. Kribbig wierp ik dan tegen: “Wat noem je prestatie?” Meestal bleek men het opleidingsniveau en/of een belangrijke positie binnen organisaties te bedoelen. Milio: “Maar welk werk is nu echt belangrijk? Met alle respect: je kunt hele sectoren wegknippen zonder dat de samenleving daar veel slechter van wordt. Ik zeg niet dat die sectoren geen bestaansrecht hebben, ze kunnen een prachtige toevoeging zijn. Maar laten we niet doen alsof dat het belangrijkste werk ter wereld is. Daar stoor ik me weleens aan.”
Geen licht en geen warmte
Milio van de Kamp spreekt zonder omhaal van ‘lagere sociale klasse’ of zelfs ‘onderklasse’. “Want we hébben nu eenmaal die keiharde indeling in de maatschappij. Dat mag benoemd worden. De mensen uit de onderklasse ervaren die stigmatisering echt.” Hij onderscheidt bovendien de arbeidersklasse van de lagere klassen: “In de lagere klassen leven mensen van een minimumuitkering of nog minder. De arbeidersklasse heeft het niet breed, maar hun inkomen geeft wel stabiliteit.” Zelf is Milio opgegroeid in een kansarme Amsterdamse wijk. Zijn gezin leefde in constante armoede. Jarenlang waren ze afgesloten van gas en stroom, dus was er geen licht en geen warmte. Letterlijk en figuurlijk, want door aanhoudende geldstress, ruzies en huiselijk geweld heerste er een kille, gespannen sfeer. Milio’s moeder heeft een ernstige hartkwaal en is arbeidsongeschikt, maar wordt afgewezen door het UWV en ontslagen door haar werkgever wegens risico op langdurige uitval. Als ze een rechtszaak tegen de energieleverancier verliest, moet ze de proceskosten betalen en beginnen de schulden. Vanuit die troosteloze situatie start Milio zijn schoolcarrière. Na de brugklas wordt het vmbo-kader. Via een ingewikkelde omweg langs mbo en hbo belandt hij uiteindelijk op de universiteit, waar hij nu docent is.
Veelzeggend is de uitroep van een universiteitsdocent: ‘Kom op jongens, het is hier toch geen mbo?’
Ikzelf kom uit de arbeidersklasse: mijn vader was internationaal vrachtwagenchauffeur, mijn moeder tijdens haar huwelijk alleen huisvrouw. Toen ze uit elkaar gingen (ik was toen vijftien) bleef ik bij mijn moeder; zij kreeg een gedeeltelijke uitkering vanwege haar reumatoïde artritis en werkte aanvullend in een kunstgalerie. Financieel behoorden we toen tot de minima. De overeenkomsten tussen Milio en mij zitten in het opleidingsniveau van onze ouders en de chronische verongelijktheid van onze vaders, die hun frustraties afreageerden op onze moeders en op onszelf. De verschillen: Milio groeide op in een armoedige stadswijk, ik in een welvarend Veluws dorp. Milio’s ouders waren arm, de mijne niet. Milio volgde een gestapelde onderwijsroute, bij mij kwamen na de basisschool meteen het gymnasium en de universiteit. Let wel: doordat mijn ouders genoeg inkomen hadden om mij als elfjarige te laten testen en de testpsycholoog mij ‘een echt gymnasiumkind’ noemde, was een te laag schooladvies uitgesloten. Een bewijs dat opleiding ook een geldkwestie kan zijn.
Doordat mijn ouders genoeg inkomen hadden om mij te laten testen, was een laag schooladvies uitgesloten
‘Deze kinderen kunnen gewoon niks
Niettemin zijn testresultaten een gebrekkige maatstaf, weet Milio van de Kamp. “IQ-tests en Cito-toetsen zijn heel talig en sterk cultureel ingekleurd, zodat ze voor bijvoorbeeld veel mensen met een niet-Nederlandse achtergrond zwaarder zijn. Dat zie je terug in het schooladvies aan kinderen uit gemarginaliseerde groepen. Al decennialang blijkt uit talloze onderzoeken dat kinderen uit lagere sociale klassen of met een migratieachtergrond structureel te maken hebben met onderadvisering. En het lerarentekort is het grootst in kansarme wijken. Waarom? Omdat veel leraren daar blijkbaar niet heen willen. Waarom niet? Omdat ze een bepaald beeld hebben van die kinderen. Nou, dat beeld sijpelt natuurlijk door in de klas en wordt geïnternaliseerd: die kinderen krijgen een laag zelfbeeld en gaan zich daarnaar gedragen.” Een selffulfilling prophecy dus. In zijn boek beschrijft hij aangrijpend zijn gastles aan een derdejaars vmbo-klas. De docent waarschuwt hem vooraf: “Deze kinderen kunnen gewoon niks. Ze willen niet, zijn niet gemotiveerd, ze gaan nergens heen.” Nadat Milio de klas heeft verteld hoe hij van het vmbo-kader stapsgewijs naar de universiteit ging, reageert een leerling: “Het lijkt me best leuk, maar ik ben daar echt te dom voor.” Allemaal knikken ze instemmend. En toch: als Milio doorvraagt, raken ze geïnteresseerd en blijken er heus wel ambities te sluimeren. Alleen weten ze niet hoe ze die moeten vormgeven en kennen ze niemand die hen wegwijs kan maken.
Komt het schooladvies voor kinderen te vroeg? 'Best presterende vmbo'er scoort vaak gelijk aan zwakste vwo'er'
Komt het schooladvies voor kinderen te vroeg? 'Best presterende vmbo'er scoort vaak gelijk aan zwakste vwo'er'
Dat onze maatschappij nog steeds neerkijkt op de lagere klassen klinkt dramatisch, ongeloofwaardig bijna. En oké, tegenwoordig zal geen mens nog hardop durven beweren dat een chauffeursdochter niet op het gymnasium thuishoort. Maar veelzeggend is de uitroep van een universiteitsdocent die Milio in zijn boek citeert: “Kom op jongens, het is hier toch geen mbo?” Nog extremer is een voorbeeld uit de gymnasiumklas van mijn dochter. Een klasgenote merkte op dat zij van haar moeder geen nagellak mocht dragen. Moeders argument: “Dan ben je net zo’n mbo-hoertje.” Ook de roemruchte slogan uit de bouw: ‘Niet elk kind wordt arts of advocaat. Vertel je kinderen dat het oké is om met je handen te werken’, verraadt dat je als arts of advocaat helaas een hogere status hebt dan als bouwvakker.
Als een vis in het water
Kansenongelijkheid is inmiddels een groot thema geworden. Volgens Milio kijken we echter alleen naar kinderen aan de ongunstige kant van de kloof. “Aan de overkant van die kloof zitten de groepen die ervan profiteren. De term kansenongelijkheid impliceert immers dat het onderwijssysteem voor sommigen níét, en voor anderen juist wél werkt.” De Franse socioloog Pierre Bourdieu beschreef die onzichtbare kansenongelijkheid binnen het onderwijs. ‘Cultureel kapitaal’ is hier het sleutelbegrip: alles wat je van huis uit meekrijgt aan normen, waarden en gedrag. Denk aan interesses en kennis, maar ook aan vocabulaire, kledingstijl en omgangsvormen. Het onderwijssysteem is niet werkelijk neutraal, aldus Bourdieu; het baseert zich op het culturele kapitaal van de midden- en hogere klassen. Een leerling uit die kringen communiceert op dezelfde golflengte als de meeste leraren en wordt daardoor als intelligenter gezien en behandeld dan een leerling uit de lagere klassen, wiens cultureel kapitaal niet aansluit bij het onderwijs. “Intelligentie is niet het enige relevante”, legt Milio uit. “Het gaat ook om kennis van de sociale codes: hoe je praat, en of je je gemakkelijk beweegt binnen het systeem. Leerlingen uit een hogere klasse komen in een systeem dat uitgaat van hún culturele normen, hún achtergrond, zodat zij er als een vis in het water doorheen zwemmen.”
De term kansenongelijkheid impliceert dat het onderwijssysteem voor sommigen níét, en voor anderen juist wél werkt
Zo heeft Farid* wel de intelligentie, maar niet het culturele kapitaal. Zijn ouders komen uit Algerije, hebben amper enige scholing gehad en wonen in een kansarme buurt. Farids vader had in Algerije een traumatische kindertijd; in Nederland mishandelt hij zijn eigen kinderen. Hoewel het Nederlands merkbaar niet Farids eerste taal is, haalt hij een hoge Citoscore. Toch adviseert de school vmbo. Via havo en vwo bereikt Farid alsnog de universiteit. Daar blijft hij echter een eenling. Contact met zijn ouders heeft hij niet meer. Na veel vertraging (ten gevolge van depressies) rondt Farid zijn bachelor af. In de masterfase raakt hij alcoholverslaafd en gaat zijn studie als een nachtkaars uit. Eigenlijk moeten eerstegeneratiestudenten extra moeite doen. Want zij zijn niet van jongs af aan vertrouwd met het culturele kapitaal dat anderen met de paplepel werd ingegeven. “Ze hebben er ook meer voor moeten opgeven”, zegt Milio. “Er ontstaat immers een cultuurverschil met de plek waar je vandaan komt. Daar moet je je toe verhouden en dat kan een ontzettend moeilijk proces zijn.”
Mijn dochter wil mij niet meer zien; ze schaamt zich omdat ik een arme vrachtwagenchauffeur ben
‘Ze schaamt zich voor haar arme vader’
Het thuisfront kan inderdaad heel verschillend reageren. Toen mijn ouders gingen scheiden, had ik redenen te over om geen bezoekregeling met mijn vader te willen. En al had mijn vader daar evenmin behoefte aan, hij verkondigde wel aan iedereen die dat wilde horen: “Mijn dochter wil mij niet meer zien; ze schaamt zich omdat ik maar een arme vrachtwagenchauffeur ben.” Stomverbaasd was ik... Ten eerste was hij niet arm (hij had een fatsoenlijk salaris), ten tweede wist hij dondersgoed dat ik om andere redenen geen contact wilde. Pas nu besef ik dat er uit dit verzinsel vooral een minderwaardigheidsgevoel sprak.
Er is een maatschappelijk probleem dat doorwerkt in scholen: dat de bovenlaag neerkijkt op de onderlaag
Milio: “Dit klinkt bekend, mijn vader zei soortgelijke dingen. Ik wil het niet goedpraten, maar het was een copingmechanisme van je vader. Dit voorbeeld laat zien dat sociale status niet alleen gelinkt is aan salaris. Het gaat vooral om de culturele waarde die de samenleving jou toekent. Al verdiende je vader goed, als chauffeur sta je niet hoog op de statusladder. Dat jij hem voor zijn gevoel voorbij klom op die ladder – ja, dat deed wat met zijn eigenwaarde. Dus probeerde hij jou neer te halen door op jouw karakter af te geven.” Veel schokkender vond ik destijds een onverwachte reactie van mijn moeder. Na een goedmoedig plagerijtje van mij begon ze bijna te huilen: “Je moet nu niet denken, met je hogere opleiding, dat ik niks meer voorstel.” Ik was verbijsterd; ik wou juist altijd zo graag op haar lijken. Ze was mooi, intelligent, droeg hippe kleren, las veel, speelde piano, leerde Russisch en maakte zich razendsnel het Griekse alfabet eigen om mij te kunnen overhoren. Milio vermoedt achter dat overhoren ook een copingmechanisme: “Onze vaders wilden ons neerhalen. Onze moeders probeerden hun eigenwaarde te behouden door ons juist te ondersteunen bij het bestijgen van die statusladder.” Nu weet ik zeker dat mijn moeder mij vóór alles een zorgeloze toekomst gunde. Maar het is waar, iets van mijn status-in-wording straalde ook op haar af. “Kijk,” zegt Milio, “en hierom vind ik individuele verhalen van eerstegeneratiestudenten zo waardevol. Want ondanks ogenschijnlijke verschillen – woonplaats, generatie, inkomen enzovoort – blijven de onderliggende patronen herkenbaar.”
Zorgen bijlesbureaus voor ongelijke kansen voor middelbare scholieren?
Zorgen bijlesbureaus voor ongelijke kansen voor middelbare scholieren?
Hoe groter de afstand, hoe minder inlevingsvermogen
Er is nog een blinde vlek in onze bubbel die Bourdieu la distinction noemt, distinctie. Hiermee doelt hij op de fysieke en emotionele afstand tussen enerzijds de midden- en hogere-inkomensgroepen en anderzijds de groep die moet rondkomen van een minimum of minder. Nu zijn beleidsmakers meestal afkomstig uit de midden- en hogere klassen. Ik roep dan ook al jaren dat “veel politici geen idee hebben hoe het leven er beneden het modaal uitziet”. Milio bevestigt: “Voor hen is armoede een gedachte-experiment. Ze kunnen zich niet inleven.”
Toegegeven: sommige lokale politici proberen dat wel, door bijvoorbeeld een maandje op bijstandsniveau te leven. Maar hoe sympathiek ook, het geeft geen realistisch beeld van de uitmergelende stress bij echte armoede.
Eva Nieuwsbrief
Schrijf je in voor de Eva nieuwsbrief en ontvang elke vrijdag een selectie van levensverhalen, artikelen over (mentale) gezondheid en liefde & relaties in je inbox.
Dit is een ongeldig e-mailadres.
Lees onze privacyverklaring.
Is er ondanks alles nog hoop? Hoe creëren we als samenleving werkelijk gelijke kansen voor iedereen? Milio van de Kamp: “Die vraag wordt me vaak gesteld. Mensen zoeken de oplossing meestal in systeemveranderingen. Maar volgens mij gaat het vooral om een fundamentele vraag: hoe kijken wij, bijvoorbeeld als leraren, naar zo’n klas met kinderen? Zien wij hun ambities en hun volledige potentie? Wanneer we die vraag niet stellen en daar iets mee doen, kunnen we het onderwijssysteem eindeloos blijven veranderen – praten over de brede brugklas, of het selectiemoment verleggen − en toch altijd dezelfde uitkomsten krijgen. Want er is een maatschappelijk probleem dat doorwerkt in de scholen en in de klas: dat de bovenlaag neerkijkt op de onderlaag. En dat vertaalt zich in schooladviezen en begeleiding.” Er zou dus een cultuuromslag binnen scholen moeten komen, waardoor leraren bewuster naar individuele kinderen gaan kijken? Milio van de Kamp: “Precies. En daarbij kun je docenten inschakelen die uit eigen ervaring weten hoe het is om uit een kansarme omgeving te komen. Ik vraag altijd aan studenten die via een stapelroute op de universiteit belanden: ‘Wat gaf nu de doorslag dat je hierheen kwam?’ En dan hoor ik vaak dat het kwam door één bepaalde persoon; dat er iemand was die oprecht iets in hen heeft gezien.”
Wist jij dit al over kansenongelijkheid?
- Kinderen van lager opgeleide en/of arme ouders krijgen bij het basisschooladvies niet dezelfde kansen als leerlingen van hoger opgeleide en/of rijkere ouders. Kinderen met een migratieachtergrond krijgen significant vaker een lager schooladvies dan het niveau dat past bij het resultaat van de eindtoets. (Kennisplatform Inclusief Samenleven, 2023)
- Ook in het voortgezet onderwijs is de kansenongelijkheid de laatste twintig jaar toegenomen. Een element daarin is de angst van (vooral hoger opgeleide) ouders dat hun kind een lagere sociale status krijgt. En doordat de hoogste opleiding als de beste wordt gezien, blijft de kansenongelijkheid in stand. Veel ouders maken steeds meer gebruik van bijlessen, huiswerkbegeleiding en examentrainingen, maar niet elk gezin kan dat betalen. (NIDI, 2024)
- Leerlingen die zich op school gewantrouwd en/of genegeerd voelen, worden vaak moedeloos. Ze zoeken hun heil elders, met het risico te worden meegezogen in de criminaliteit. Armoede, kansenongelijkheid en achterdocht jegens de overheid vormen een voedingsbodem voor criminele uitbuiting van minderjarigen. (Gelijkekansenindeklas.nl en HetCKM.nl)
- Er is sprake van (onbewuste en onbedoelde) klassenjustitie: mensen uit verschillende sociale klassen worden ongelijk behandeld binnen het rechtssysteem, zo lieten onderzoekers van de Universiteit Utrecht in 2021 zien.
Tekst: Margaretha Coornstra