
Wedden dat je dít nog niet wist over geld?
Veertien verrassende betaalfeitjes
vandaag · 09:08| Leestijd:5 min

Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Visie.
We doken in de wonderlijke geschiedenis van betaalmiddelen, en visten er deze flonkerende feiten uit op.
1. Schelpen als pingping
Al rond 1500 vóór Christus werden in China kaurischelpen als betaalmiddel gebruikt (diezelfde schelpen werden trouwens nog tot in de 20e eeuw ook als betaalmiddel ingezet in – onder meer – Afrika, en de VOC gebruikte de schelpen om er tot slaaf gemaakten mee te kopen). Duurzaam, draagbaar én moeilijk te vervalsen. Het symbool voor ‘geld’ in het Chinese schrift (bèi) is een schelp. Het eerste papieren geld ter wereld verscheen rond het jaar 1000 in China.
2. IJzeren discipline
De Spartanen, bekend om hun geduchte legermacht en hun harde levensstijl, gebruikten welbewust zwaar ijzeren geld als betaalmiddel. Niet om daarmee (nog) sterker te worden, maar om de burgers van Sparta te ontmoedigen rijkdommen te verzamelen: je moest het allemaal letterlijk mee zien te zeulen.
Wekelijks verrast worden?
Schrijf je in voor de Visie-nieuwsbrief en ontvang iedere week de mooiste geloofsverhalen.
Lees onze privacyverklaring.
3. ‘Verlinkt’ met zilverlingen
In 2016 vonden archeologen Tyrische sikkels in Jeruzalem uit de tijd van Jezus. Vermoedelijk waren dit de zilveren munten waarvan Judas er dertig kreeg als verradersloon. Door hun hoge zilvergehalte (98 procent) golden deze zilverlingen als standaard voor tempelbetalingen.
4. Helemaal uit je (tulpen)bol
Tijdens de Tulpenmanie, die Nederland in de 17e eeuw in z’n greep hield (vooral tussen 1634 en 1637), werden tulpenbollen als speculatief ruilmiddel gebruikt. De prijzen van tulpenbollen stegen destijds tot ongekende hoogten, doordat mensen massaal op de waarde ervan gingen speculeren. De waarde van sommige bollen liep op tot het niveau van een Amsterdams grachtenpand. Uiteindelijk stortte de markt in. Door deze ‘tulpencrash’ leden veel speculanten grote verliezen.
5. Kiloknallers
Geen grap: op de eilandengroep Yap (Micronesië) werden eeuwenlang gigantische ‘donuts’ van kalksteen, rai, gebruikt als ruilmiddel. Sommige van deze schijven (met een gat in het midden) zijn wel vier meter in doorsnee, en wegen dik zes ton. De joekels werden zelden verplaatst, maar wisselden wel van eigenaar tijdens speciale transacties en ceremonies.
De munt woog maar liefst 19,7 kilo
De zwaarste munt ooit? Dat was een Zweeds koperen muntstuk uit 1644; het ding woog maar liefst 19,7 kilo.
6. Geld stinkt niet
Dat geld niet stinkt, is een wijsheid die we van de Romeinen hebben. De uitdrukking Pecunia non olet heeft – waarschijnlijk – te maken met een belasting op openbare toiletten in het oude Rome.
Het verhaal gaat dat Titus, de zoon van keizer Vespasianus (69-79 na Chr.), zich bij zijn pa beklaagde over een belasting op openbare toiletten en latrines. De keizer zou daarop een munt onder Titus’ neus hebben gehouden, en gevraagd hebben of deze stonk. De les? Geld behoudt z’n waarde, hoe het ook verkregen is.
7. Pinnen? Caroline, bedankt!
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd de viercijferige pincode ontwikkeld door een team van de Britse bank Barclays, onder leiding van James Goodfellow (ongetwijfeld ‘a jolly good fellow’).
Caroline gaf aan dat ze moeite had met het onthouden van zes cijfers
Aanvankelijk koos hij voor een zescijferige code, omdat deze veiliger zou zijn. Maar echtgenote Caroline gaf aan dat ze moeite had met het onthouden van zes cijfers. Daarop besloten James en zijn team – na lang wikken en wegen – dat de pincode vier cijfers moest bevatten: een compromis tussen veiligheid en gebruiksvriendelijkheid.
8. Géén ‘papier hier’
In de Efteling zou Holle Bolle Gijs (‘Papier hier’) zich erin verslikken: Amerikaans papieren geld is technisch gezien geen papier. Het is namelijk gemaakt van 75 procent katoen en 25 procent linnen.
9. Kruiwagens vol geld – letterlijk
In 1923 namen Duitse burgers soms letterlijk kruiwagens vol geld mee om brood te kopen tijdens de hyperinflatie in die periode.
10. Strijk en zet
IBM-engineer Forrest Parry vond rond 1960 de magnetische strip op creditcards uit – met dank aan echtgenote Dorothea. Toen ze hoorde dat de lijm die hij gebruikte niet goed werkte, tipte ze hem een strijkijzer te gebruiken om die strip erop te bevestigen. Dit was dé oplossing.
11. De rijkste één procent
Raar maar waar: de rijkste één procent van de wereldbevolking bezit evenveel als (en volgens sommige schattingen zelfs meer dan) de rest van de wereldbevolking samen.
12. Onvervalst
Het Zwitserse 100-frankbiljet staat wereldwijd bekend als het moeilijkst te vervalsen bankbiljet.
13. Munt… stuk
Heb je je ooit afgevraagd waarom veel munten ribbels hebben? Die waren oorspronkelijk bedoeld om te voorkomen dat mensen kleine beetjes edelmetaal van de rand af zouden vijlen of knippen, toen ze nog van echt goud en zilver waren.
Munten met ribbels zijn strikt genomen minder waard
Oppervlakkig gezien zagen de muntstukken er daarna hetzelfde uit, maar ze waren strikt genomen minder waard. Munten met een geribde rand zagen in 1669 het levenslicht in Groot-Brittannië; andere landen volgden al snel.
14. Musk? Klein bier…
En hoe zit het met de rijkste aardbewoner aller tijden? Dat was vrijwel zeker Mansa Musa, de 14e-eeuwse koning van Mali. Hij bezat pakweg de helft van de wereldwijde goudvoorraad van zijn tijd. Omgerekend naar nu, loopt zijn geschatte vermogen mogelijk zelfs in de biljoenen dollars. Daar verbleekt zélfs Elon Musk met zijn 400 miljard bij…