
Zanger Elbert Smelt kan niet niets doen: ‘Ik word soms gierend dol van mezelf’
Persoonlijk verhaal
11 september 2025 · 09:39| Leestijd:9 min

Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Lees gratis verder
Meld je nu aan en krijg 3 maanden gratis onbeperkt toegang tot alle artikelen en digitale magazines van Eva.
Hij moet bijna continu de rem indrukken om zichzelf niet voorbij te gaan. Zanger van de band Trinity, presentator, podcastmaker, vader en echtgenoot Elbert Smelt (41) heeft moeten leren soms een bal te laten vallen. “Als ik bosbessen pluk met de kinderen, maak ik daar dezelfde avond zo achttien potten jam van.”
Wat hij zegt
Mijn zoon, luister naar de lessen van je vader, verwaarloos niet wat je moeder je leert. Hun lessen zijn een sierlijke krans om je hoofd, ze zijn een ketting om je hals. (Spreuken 1 vers 8 en 9)
“Mijn ouders waren zendingsmensen. Mijn vader was dominee en mijn moeder was schoolarts in Lima, Peru. Ze hebben ons altijd laten zien wat ze deden en waarom ze het deden. Met zulke ijverige, gelovige, lieve, mooie ouders is het soms moeilijk om wat je zelf doet goed genoeg te vinden. Het is voor mij ondenkbaar om lui te zijn en achterover te leunen. Ik heb daar best last van gehad, die balans vinden tussen doen wat je kunt en genoeg ‘over te houden’ voor je gezin en jezelf. Ik heb rond mijn 34e een sabbatical nodig gehad om daarin gezonde keuzes te maken.
Terugkijkend heb ik ontzettend veel van mijn ouders geleerd. Soms was al die kennis en wijsheid wat teveel. Als ik een spreekbeurt had bijvoorbeeld en mijn vader zijn studeerkamer indook en er met allerlei Duitse boeken weer uitkwam. Maar nu zie ik de liefde die daarin zat. De voorbereiding voor dit interview deed ik samen met mijn vader. Samen lazen we Spreuken en zochten we teksten uit. Ik zie in hem echt een soort Salomo, die probeert zijn zoons allerlei lessen te leren. Mijn moeder probeert dat ook, maar meer in daden en door het doorgeven van goede romans. Mijn vader is erg van de woorden. Soms ging dat het ene oor in, het andere uit, maar er is ook veel van blijven hangen. Daar ben ik hem heel dankbaar voor.”
Leer een kind van jongs af aan de juiste weg en het zal er niet van afwijken wanneer het oud geworden is. (Spreuken 22 vers 6)
“Mijn kleuterschooltje in Peru, de school die mijn ouders hebben opgericht in de krottenwijk van Lima, had dit als lijfspreuk. Er is een periode geweest dat ik daarop terugkeek en dacht: ben ik niet enorm geïndoctrineerd? Een typische vraag van mijn generatie, bij wie alles authentiek moet zijn en waarin je niets mag opdringen aan een ander. Maar gaandeweg ontdekte ik, ook in gesprek met anderen, dat je er niet aan ontkomt. Je indoctrineert je kinderen altijd, ook als je nergens in gelooft. Ik sprak mensen die ook heel erg christelijk opgevoed waren en als een soort tegenbeweging hun kinderen heel genuanceerd hebben opgevoed, maar daar later veel spijt van hadden. Dan zat hun kind op kamers, in een existentiële crisis en kende hij niet eens het Onze Vader. Geloofstaal moet je aangeleerd krijgen, anders heb je niets.”
Geloofstaal moet je aangeleerd krijgen, anders heb je niets.
“Psychologe Michelle van Dusseldorp zegt het zo mooi: ‘Fill their container.’ Tot ze twaalf jaar oud zijn, moet je kinderen zoveel mogelijk nuttige bagage meegeven voor later. De container vullen met zoveel mogelijk moois waar zij uit kunnen putten. Na hun twaalfde nemen ze een poos niets meer van je aan. Terugkijkend hebben mijn ouders dat ook gedaan. Mijn container zat vol met vet veel moois en ik mocht daar mijn eigen ding mee doen. Dat gun ik mijn kinderen ook, dus ga ik ze toch maar lekker volstoppen. Onder andere met Trinity Wereldwijs [meezingliedjes voor de hele familie, red.] en ons nieuwe album, waarbij onze kinderen, ook die van mijn broers, betrokken zijn. Ze zingen en spelen mee. Ik hoop dat het voor hen wordt wat de liedjes van Elly en Rikkert voor mij waren: het behang van mijn kindertijd. Een soort kapstok, teksten waar je alles aan op kunt hangen en steeds naar terug kunt grijpen.”
Drink water uit je eigen bekken, ga naar de stromen van je eigen bron. (Spreuken 5 vers 15)
“Ik heb nauwelijks gepuberd. Te weinig denk ik nu wel eens. Uit loyaliteit, maar ook omdat ons gezin het enige constante was in ons intercontinentale leventje. Als je daarmee brak, had je niets. Dat was eng. Daarbij, we waren heel idealistisch, wilden graag goed doen. Waarom zou je daar tegenaan schoppen?
Ik heb het weleens geprobeerd, op mijn zestiende bijvoorbeeld. We woonden toen in Ede en vrienden uit de kerk wilden mij een keer meenemen naar de ‘heidense’ binnenstad, het Museumplein. Ik zou dan voor het eerst uitgaan. Maar mijn moeder zei: ‘Als jij vanavond uitgaat, kan ik morgen niet aan het avondmaal.’ Nu lachen mijn moeder en ik erom, maar toen was ik daar zo boos over. Ik voelde me zo in de tang zitten. De puber in mij wilde het gewoon eens proberen. Maar het kind in mij wilde luisteren naar zijn moeder.”
De puber in mij wilde het gewoon eens proberen. Maar het kind in mij wilde luisteren naar zijn moeder.
“Wat is belangrijker? De band met familie, de traditie of mijn eigen vrijheid en ontdekkingstocht? Dat is wel een thema geweest in mijn hele jeugd. Ik ging de vrijheid en het tegendraadse zoeken binnen mijn kaders. Dat zorgde voor het ontwapenende in haast alles wat ik doe. Ik heb geleerd, veel later, rond mijn dertigste pas, dat je het wiel van het geloof niet opnieuw hoeft uit te vinden om het eigen te maken. Mijn oma, die met een trillend handje aanwees waar we waren gebleven in het psalmboek, met het orgel dat over ons heen denderde, daar zit iets heel moois in. Zij heeft mij iets heel kostbaars gegeven: haar geloof. Beïnvloed door de tijdgeest en daardoor gebonden, maar heel rijk, vanuit haar bron. Daarmee mag ik naar de stromen van mijn eigen bron, drinken uit mijn eigen bekken. Het is niet een klakkeloos herhalen wat je doorgegeven krijgt, maar je mag er wel waarde aan hechten, het meenemen. In jouw eigen bron komen die bergbeekjes samen. Traditie en geloofsopvoeding, maar ook wat God nu in je leven doet, wat je leert in obstakels of mooie dingen die je overkomen. Of wat je oppikt uit andere geloofstradities.”
Gaat heen tot de mier gij luiaard. Beschouwt haar wegen en word wijs. (Spreuken 6 vers 6)
“Dit is voor mij een hele leuke, want het voelt steeds als een schouderklopje als ik ’m lees. Terwijl voor mij het tegenovergestelde juist geldt. Ik moet die bezem soms neerleggen, zoals Martha in de Bijbel dat moest.
Tot zes jaar geleden was ik naast zanger, podcastmaker, presentator, echtgenoot en vader ook nog arts. Bijna altijd ’s nachts, want in de gevangenis van Zwolle moesten dan de verslaafde gevangenen worden geholpen. Dat deed ik omdat ik dokter wilde blijven. Ik moest minimaal acht uur per week het vak blijven beoefenen, anders zou ik mijn registratie verliezen. Toen we naar Amsterdam verhuisden en in een woongroep gingen wonen, ontdekte ik dat de doktersbal niet meer in de lucht te houden was. Dat was de juiste keuze, maar geen gemakkelijke. Het was mijn kinderwens, dokter worden. Ik groeide op in Peru en zag als kind veel armoede en ellende. Krottenwijken, verbrande kinderen, heftige dingen. Dus ik zei altijd: ‘Ik kom terug als dokter en dan ga ik jullie helpen. Eigenlijk helemaal tegen mijn andere interesses in. Ik hield van talen, van kunst, handvaardigheid, creatieve dingen. En toch koos ik als profiel Natuur & Gezondheid, ook al vond ik wiskunde verschrikkelijk en natuurkunde heel moeilijk. Ik deed het omdat ik het had beloofd, maar ook omdat ik graag iets nuttigs wilde doen. In de wereld, voor de Heer. Kunst maken en schrijven, als idealistische jongeling leek dat me allemaal veel te soft. Dat deed ik wel in mijn vrije tijd.
Ik werd dokter omdat ik het had beloofd, maar ook omdat ik graag iets nuttigs wilde doen.
“Tijdens mijn studie geneeskunde trad ik elk weekend op met Trinity en de christelijke band Sela en schreef ik liedjes. Ik ben eigenlijk gewoon zo’n miertje uit die tekst. Ik kan niet niets doen. Zelfs als ik met de kinderen bosbessen ga plukken, maak ik meteen diezelfde avond een pot vol jam. Ik word soms gierend dol van mezelf. Gelukkig schrijf ik liedjes, een proces waarbij ik die rust wel moet zoeken. En eens per jaar ga ik naar een klooster. Terug de baarmoeder in om mezelf en de dingen die ik maak weer even opnieuw uit te vinden. Daar kom ik als herboren van terug, vol goede voornemens. Die ik vervolgens rustig moet zien toe te passen, anders wordt het weer een nieuw moeten.”
Mogen liefde en trouw je nooit verlaten, wind ze om je hals, schrijf ze in je hart. (Spreuken 3 vers 3)
“Dit vind ik dus echt zo mooi aan God. Hij is de enige die liefde en trouw met elkaar kan verenigen. Bij ons het is OF liefde die alles door de vingers ziet OF waarheid die hard is en onvrij maakt. Maar bij God komt het samen in Trouw. Totale liefde en totale gerechtigheid. Wij hebben hier helaas nog gevangenissen nodig en rechters. Huwelijken eindigen in scheidingen omdat we het gewoon niet weten te verbinden met elkaar. Maar God kan dat wel. Lang van moed zijn, lankmoedig. Gelukkig mag ik steeds weer intappen op die liefde. En mag het huwelijk van Linda en mij daarin een soort proeftuin zijn.”