Als je man een vrouw wordt (of je zoon een dochter)
De impact op je relatie
22 augustus 2024 · 09:51| Leestijd:13 min
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Log in en probeer Eva digitaal 2 weken gratis. (De proefperiode stopt automatisch.)
Gratis proefperiode aanvragenHeb je al een abonnement?
Gratis inloggen
Praat mee op onze sites, beheer je gegevens en abonnementen, krijg toegang tot jouw digitale magazines en lees exclusieve verhalen.
Door in te loggen bevestig je dat je de Algemene Voorwaarden en Privacyverklaring van de EO hebt gelezen en begrepen.
Hulp nodig?
Check de veelgestelde vragen.
Stel, je man blijkt eigenlijk een vrouw te willen zijn. Of je zoon komt in de puberteit en gruwt van alle lichamelijke veranderingen, want hij voelt zich eigenlijk een meisje. Een transitie lijkt de enige uitweg. Maar welke impact heeft dat op de relatie die je met je kind of partner hebt? “Mijn wereld stond op z’n kop.”
Tien jaar geleden kreeg de dochter van Mart van de Kamp problemen toen ze – als jongen – in de puberteit kwam. Hadden Mart en zijn vrouw toen al vermoedens? “Het antwoord is nee. Bij ons kind speelde het al langer. Maar het eerste wat wij als ouders merkten, was het moeizame functioneren op school. Dus dát er iets was, begrepen we wel. Maar wat? Wij linkten dat niet aan genderdysforie. Misschien doordat het fenomeen ons relatief onbekend was; transgender mensen waren nog bijna onzichtbaar in Nederland. De eerste lijn was de leerlingbegeleiding, vervolgens kwam de huisarts en daarna het traject via de genderpoli.”
Genderpoli
Nederland heeft de oudste genderpoli ter wereld, en wel in het Amsterdamse VU-ziekenhuis; al sinds 1975 komen daar transgender mensen op het spreekuur. Tegenwoordig heet dit ziekenhuis Amsterdam UMC. Martin den Heijer werkt er als hoogleraar endocrinologie, het specialisme dat zich bezighoudt met hormonen. Al twaalf jaar is hij intensief betrokken bij transgenderzorg, want een fysieke transitie start met een hormoonbehandeling.
“Het was voor mij een nieuw terrein toen ik hier kwam werken”, blikt Den Heijer terug. “Maar inmiddels heb ik heel wat spreekuren gedraaid. En ik blijf onder de indruk van de enorme verschillen bij transgender mensen, zowel qua situaties als bij de personen zelf. In hun beleving, hoe ze die verwoorden, hun verwachtingen, hun verlangens…”
Martin den Heijer
Hoogleraar endocrinologieAchter zo’n zinnetje gaat een hele wereld schuil die bij elke patiënt anders is.
Hij herinnert zich de vroegere papieren verwijsbriefjes van huisartsen. “Daarop stond dan simpelweg iets als: ‘Wil graag vrouw worden.’ Maar achter zo’n zinnetje gaat een hele wereld schuil die bij elke patiënt anders is. Voor de een is het essentieel om ook door anderen als vrouw gezien en herkend te worden, voor de ander is het een diep gevoel vanbinnen. En andersom − bij de transitie van vrouw naar man − wil de een vooral een zware stem en een baard hebben, terwijl de ander zich pas compleet voelt als hij staand kan plassen.”
De eerste signalen
Renate* (57) ervoer als kind al dat er iets niet klopte. Haar levenspartner Mirjam* vertelt: “Het begon toen zij, destijds nog hij, een jaar of negen was. Maar Renate groeide op in de jaren zeventig binnen een conservatief christelijk nest. In die tijd en zeker in die omgeving was het nog onbespreekbaar. Je ging niet tennissen op zondag en homoseksualiteit werd als onnatuurlijk gezien. Op haar twaalfde wilde ze graag meisjeskleren dragen, maar besefte: dat is raar omdat ik als jongen geboren ben, dus ik moet het aan niemand vertellen... In de oude Winkler Prins heette dit nog ‘transvestisme’ en gold het zelfs als een seksuele perversiteit, vreselijk!”
Het is zó sterk dat ik het niet kan wegduwen.
In 1991 ontmoetten ze elkaar, toen Renate nog als man leefde. Mirjam: “Ze heeft wel meteen voorzichtig gezegd: ‘Ik heb iets met vrouwenkleren.’ Maar ja, iedereen heeft wel wat. Dus ik vond dat we dat avontuur maar samen moesten aangaan. De eerste tien, vijftien jaar van onze relatie experimenteerde ze af en toe met vrouwenkleren. Dan dacht ik: nou ja, gelukkig kleedt hij zich vanavond weer om. Ik zag het als een soort hobby. Tegelijk zette het me aan het denken: wat voel je als je dat verlangen hebt? Wat zijn dan eigenlijk mannelijkheid en vrouwelijkheid? Ik verdiepte me destijds in feminisme en meende dat je identiteit als meisje of jongen wordt gevormd door je opvoeding en door de maatschappij. Maar Renate zei: ‘Nee nee, dit komt bij mij echt van binnenuit, ondanks mijn opvoeding. Het is zó sterk dat ik het niet kan wegduwen.’”
Spanning bij de omgeving
Sommige trans mensen hebben inderdaad van kinds af het gevoel: dit klopt niet, weet Martin den Heijer. “Anderen maken pas op latere leeftijd dat proces door. Ik zie ook grote verschillen in de directe omgeving. De ene patiënt krijgt veel steun, bij de andere kost het de naasten veel moeite om de verandering te accepteren. En soms gaan die twee samen.” Hij herinnert zich een jonge patiënt die, na een aantal gesprekken met de psycholoog, aan de hormoonbehandeling kon beginnen. “Dus ik vroeg: ‘En, hoe vind je dat?’ Het antwoord was enthousiast: ‘Geweldig! Yes!’ De moeder zat erbij en ik vroeg haar: ‘En hoe is het voor u?’ De moeder zei: ‘Nou, ik gun het haar helemaal, want ik zie dat het haar goed doet. Maar voor mezelf vind ik het moeilijk. Want ik heb altijd gedacht dat ik een zoon had.’ Dus het is niet zwart-wit. Eén persoon kan een veelheid aan emoties hebben.”
Bij Renate begon het transitietraject zo’n tien jaar geleden. Daaraan gingen jaren van weifeling vooraf, zegt Mirjam. “We waren inmiddels getrouwd. En tijdens een zware periode merkte Renate dat ze juist in moeilijke tijden extra naar die vrouwenkant trok. Dus bezocht ze een psycholoog, met de vraag: ‘Gaat dit soms verder dan een voorliefde voor vrouwenkleren?’ Toen dacht ik: o nee, alsjeblieft niet! Na een half jaar zei ze: ‘Ik denk dat het toch niet nodig is om permanent als vrouw te leven.’ Ik was opgelucht en Renate probeerde nog een paar jaar ontzettend hard om als man te voldoen in de maatschappij. Maar ik merkte dat ze haar draai niet kon vinden. Er hing altijd een wolk van sluimerende depressie om haar heen. Ik dacht: ik zie zo’n leuke persoon in jou, maar het komt er niet uit. Je komt niet tot je recht.”
Mirjam
Ik had niemand om mee te sparren over ons toekomstperspectief.
In 2008 hield Renate het niet langer vol en zei: “Ik moet nu uitzoeken hoe is om echt als vrouw te leven.” Hoewel Mirjam zich steunend opstelde, voelde ze zich eenzaam in die situatie: “Ik had niemand om mee te sparren over ons toekomstperspectief. Ik kende niemand die ook trans was. In die tijd hoorde je dat zo’n 80 of 90 procent van die huwelijken eindigde in echtscheiding. Toch dacht ik: nou ja, scheiden kan altijd nog, laat ik even afwachten. Maar mijn wereld stond op z’n kop. Het was die eerste jaren ook ons dagelijks gespreksonderwerp. Ik was bang dat we misschien moesten concluderen dat deze relatie niet langer vervullend was voor ons beiden.”
Martin den Heijer: “Ik heb geen recente echtscheidingscijfers paraat, maar ik denk dat een transitie elke relatie wel op spanning zet. Mijn enige advies aan de naaste omgeving lijkt een open deur: luister eerst goed naar de persoon in kwestie en schort je oordeel op. Wat niet betekent dat je er voor jezelf niks van mag vinden.”
Geleidelijk wennen
Natuurlijk heeft de houding van de trans persoon zelf ook invloed, zegt hij erbij. “Je hebt mensen die, zeg maar, ‘heel extravert’ omgaan met hun transitie en verwachten dat de omgeving het allemaal wel kan meebeleven. Begrijpelijk, maar niet altijd handig. Ik denk dat hier de tijdsfactor van groot belang is. Als transgender persoon heb je zelf in stilte jarenlang aan het idee moeten wennen. Maar zodra je ‘uit de kast komt’, is dat voor je naasten een heel abrupte verandering. Idealiter zou je hun dan ook de tijd moeten geven om geleidelijk te wennen.”
Mirjam: “Wat mij heeft geholpen, is dat die transitie stapje voor stapje ging. Toen er door de hormoonbehandeling bij Renate ook lichamelijk dingen veranderden, was dat voor mij echt een hele lastige. En de uiteindelijke operatie betekende wéér een stukje afscheid nemen. Maar ik heb steeds gezegd: ‘Zolang de basis van onze relatie nog genoeg te bieden heeft, ook voor mij, wil ik het proberen.’ En blijkbaar was die basis tussen ons goed en stevig genoeg.”
Het emotioneerde ons als ouders vooral dat ze hier zo lang alleen mee had rondgelopen.
Bij Mart van de Kamp veranderde er niets essentieels in de relatie met zijn dochter. “Het blijft gewoon je kind. Ja, ik weet dat veel ouders rouwgevoelens hebben. Zelf had ik die niet. Het moment dat ons kind erover begon te praten was zó… nou, niet dramatisch, maar wel heel groot. Een gebeurtenis met veel impact. Kennelijk heeft dat mij geholpen om de switch makkelijker te maken. Het was overduidelijk dat het voor haar ontzettend moeilijk was om het te vertellen. En het emotioneerde ons vooral dat ze hier zo lang alleen mee had rondgelopen; dat ze er zelfs met ons niet over durfde te praten, uit angst dat wij afwijzend zouden reageren. Vanaf dat moment werd haar zoektocht ónze zoektocht. En dan ga je je erin verdiepen en ontdek je hoe weinig je ervan weet. We hadden nog niemand in onze omgeving die ook transgender was. Dat maakte het ingewikkeld: we moesten ons baseren op wat we uit de media of de literatuur haalden.”
Een nieuwe naam
Een transitie begint vaak met een nieuwe voornaam. Dat kan meteen al moeilijk worden voor de naaste omgeving, zowel praktisch als emotioneel. Mirjam: “Ik stond er helemaal achter, maar toen de buren enthousiast reageerden: ‘Dan gebruiken we vanaf nu de nieuwe naam!’ dacht ik: ho even, dit gaat wel érg snel. Toch een soort rouw. Alsof ik al onze zeventien jaren samen, met alle herinneringen die aan Renates oude naam verbonden waren, in verhuisdozen op zolder moest zetten. Bijna alsof ik een nieuwe partner kreeg. Maar gelukkig wende het geleidelijk. Nu gebruik ik ook gewoon haar nieuwe naam als ik over vroeger spreek.”
Mart
We vroegen onze toenmalige predikant om Evelyn in de voorbeden te noemen.
Mart: “Ik stond daar tamelijk rationeel in. Ik was wel trots dat ze zelf een voornaam had bedacht: Evelyn. En mede doordat die naam al in onze familie voorkomt, in een iets andere spelling, voelde het al gauw vertrouwd.” Wel leverde het wat onrust op in hun kerk: “Toen de geslachtsregistratie bij de burgerlijke stand werd aangepast, vonden wij dat als gezin een mooi moment om te markeren. Want daarmee werd haar naam officieel, ook in alle documenten. Daarom vroegen we onze toenmalige predikant om Evelyn in de voorbeden te noemen; we wilden graag dat haar nieuwe naam ook binnen de gemeente zou klinken. Dat gebeurde. Maar daarna zijn er mensen buiten ons om naar de kerkenraad gestapt: kón dit allemaal zomaar? Vervolgens verscheen er een stuk in het kerkblad waarin beide predikanten uitlegden dat ze in principe elk gebedsverzoek honoreerden, maar ‘dat dit niet betekende dat het beleid veranderd was’. En dat voelde als een stomp in mijn maag. Want er wás helemaal geen beleid, geen afwijzend beleid en geen accepterend beleid. Gelukkig is dat goed uitgepraat en zijn er excuses gemaakt. Maar ja, intussen stond het wel in een kerkblad.”
Van medisch naar ideologisch
Volgens Mart lag het transgendervraagstuk voor gelovigen destijds iets eenvoudiger dan nu. “In zekere zin waren we toen argelozer. Men zag het vooral als een medische kwestie. Inmiddels wordt het vaak beschouwd als een ideologie, en daarmee is het gepolariseerd en gepolitiseerd. De afgelopen jaren is er veel debat gevoerd over genderthematiek en trans personen, en dan vooral over wat wel en niet zou mogen − zeker binnen behoudende kerkgenootschappen. Met als effect dat sommige mensen Evelyn weliswaar accepteren, maar haar zo nu en dan toch laten merken dat ze het niet met haar transitie eens zijn. Dat is echt problematisch. Kijk, míj mogen ze er gerust op aanspreken. Ik kan ertegen. Maar voor haar is dat pijnlijk.”
Martin den Heijer herkent die veranderende visie. “Misschien zagen mensen het vroeger als een lot, iets wat je overkwam. Nu lijkt in sommige kringen het idee te leven dat genderidentiteit iets is wat je zelf ‘ontwerpt’. Soms vrees ik dat met name bij middelbare scholieren die visie doorgeslagen is. Dat veel pubers menen dat je sowieso een proces moet doormaken om je eigen gender uit te vinden − ik formuleer dit voorzichtig, want het kan gauw een karikatuur worden. Veel mensen onderschatten ook de last die een transitie met zich meebrengt. Het is niet iets waaraan je lichtvaardig moet beginnen. En bedenk: de meeste mensen hebben geen grote problemen met hun genderidentiteit. Dat komt steeds weer uit onderzoeken naar voren. Slechts een heel klein percentage lijdt intens onder genderdysforie. Die mensen kunnen baat hebben bij een transitie.”
Gelovig én transgender
Mirjam, zelf theoloog en van huis uit katholiek, is daar inmiddels anders over gaan denken: “God heeft de mensen geschapen naar zijn beeld, mannelijk én vrouwelijk. Dan is God zelf dus ook zowel mannelijk als vrouwelijk, en wie weet wat daar tussenin zit. Wie zijn wij dan om mensen te gaan indelen? O zeker, natuurlijk had ik vroeger ook gedachten als: dit is het lichaam dat God jou gegeven heeft, of: je gaat niet snijden in een gezond lichaam. Maar in de loop der jaren heb ik gezien hoe Renate wanhopig probeerde haar draai te vinden in het man-zijn, hoe ongelukkig ze daarbij altijd bleef en hoe ze helemaal opbloeide toen ze eindelijk als vrouw mocht leven. Nu denk ik: het kan toch nooit Gods bedoeling zijn dat iemand zo ongelukkig is? Voor mij is de liefde altijd het criterium. Dat iemand kan groeien en bloeien in liefde is voor mij belangrijker dan normen of wetten.”
Mart van de Kamp begrijpt wel dat bij veel gelovigen onzekerheid en scepsis nog de overhand hebben. “Wat heel speciaal was: kort nadat Evelyn in 2014 haar gevoelens met ons had gedeeld, vond de eerste landelijke themadag plaats over geloof en transgender zijn. Die bijeenkomst was georganiseerd door stichting LKP, de landelijke koepel van de christelijke lhbt+ beweging. Er kwamen transgender mensen, ouders, partners, predikanten en pastoraal werkers, maar ook breder geïnteresseerden. Zulke initiatieven zijn heel helpend. Zeker voor mensen die, zoals ikzelf, kerkelijk actief zijn en nog met allerlei vragen zitten.”
Hij besluit met een dringend beroep op medechristenen: “Laten we ons alsjeblieft verdiepen in de persoonlijke verhalen van transgender mensen in onze omgeving! De EO maakte in 2022 een aantal afleveringen in de serie Ken je mij? met gelovige transpersonen. Daarin zag je hoe verschillend zij er zelf in kunnen staan. De een was al helemaal zeker van zichzelf. De ander worstelde nog steeds met geloofsvragen, maar vond de transitie achteraf toch de minst slechte oplossing omdat die levensreddend was. En dan realiseer je je hoe ontzettend zwaar trans mensen het hebben, en onder ‘trans’ versta ik ook non-binair. Die hele groep behoort momenteel tot degenen die het meest te maken hebben met discriminatie, belediging en geweld. En dat is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dus alsjeblieft, wees als christenen een veilige, warme gemeenschap voor ze. Wát je er ook van vindt.”
* De namen Mirjam en Renate zijn om privacyredenen gefingeerd.
Info
Je bent non-binair als je je afwisselend man en vrouw voelt (‘genderfluïde’), of allebei tegelijk, of geen van beide. In 2023 voelde 1,8 procent van de Nederlanders vanaf 16 jaar zich non-binair (bron: expertisecentrum Rutgers).
Een transitie kan alleen sociaal, maar ook fysiek zijn. In het eerste geval neem je alleen de leefwijze aan van de andere sekse. In het tweede geval volgen er ook een hormoonbehandeling en eventuele geslachtsaanpassende operaties. Voor sommigen blijkt een hormoonbehandeling al voldoende om de genderdysforie kwijt te raken.
Tekst: Margaretha Coornstra